Rijden met uw auto
22
5
Type A
1. Druk op de ontgrendelknop van de
schakelblokkering.
2. Verzet de selectiehendel.
3. Laat uw auto direct controleren door een officiële HYUNDAI-dealer.
Type B
1. Verwijder voorzichtig het afdekkapje (1) van de opening voor het
uitschakelen van de
schakelblokkering.
2. Steek een schroevendraaier (of sleutel) in de opening en druk de
schroevendraaier (of sleutel) naarbeneden.
3. Verzet de selectiehendel.
4. Laat uw auto zo snel mogelijk controleren door een officiële
HYUNDAI Erkend Reparateur.
E060103AUN Sleutelblokkeersysteem (indien van toepassing) De sleutel kan alleen uit het contact
worden genomen als de selectiehendel
in stand P staat. Als de selectiehendel ineen andere stand staat, kan de sleutel
niet worden verwijderd. E060200AFD
Goede rijgewoonten
Houd het gaspedaal nooit ingetrapt als
de selectiehendel van stand P of N in
een andere stand wordt gezet.
Zet de selectiehendel nooit in stand P als de auto nog niet volledig tot
stilstand is gekomen.
Zorg ervoor dat de auto volledig tot stilstand is gekomen voordat stand R
of D wordt ingeschakeld.
Laat de auto nooit in zijn vrij een helling af rijden. Dit is bijzonder
gevaarlijk. Laat de auto bij het rijden
altijd in een versnelling staan.
Houd het rempedaal niet langdurig achter elkaar ingetrapt. Hierdoor
kunnen de remmen oververhit raken
en dienst gaan weigeren. Schakel in
plaats daarvan bij het afrijden van een
lange helling terug naar een lagere
versnelling. Hierdoor remt de auto af
op de motor.
Vertraag de snelheid voordat u terugschakelt. Anders kan de lagere
versnelling misschien niet worden
ingeschakeld. Gebruik altijd de parkeerrem. Vertrouw
niet uitsluitend op stand P van de
transmissie om de auto op zijn plaatste houden.
Wees vooral voorzichtig bij het rijden op een gladde ondergrond. Let in dat
geval vooral op bij het remmen,
gasgeven en schakelen. Op een glad
wegdek kan een abrupte
snelheidsverandering leiden tot verlies
van grip van de aangedreven wielen,
waardoor u de controle over uw auto
kunt verliezen.
Voor de beste prestaties en een zo laag mogelijk brandstofverbruik moethet gaspedaal met een gelijkmatige
beweging worden ingetrapt en wordenlosgelaten.
Rijden met uw auto
42
5
E090000ACM
1. Controlelampje CRUISE
2. Controlelampje CRUISE SET
De cruise control stelt u in staat een
bepaalde rijsnelheid te programmeren
die de auto vervolgens aanhoudt, zonder
dat u de voet op het gaspedaal hoeft tehouden.
Dit systeem is ontworpen om bij een
snelheid van meer dan 40 km/h in
werking te treden.✽✽
AANWIJZING
Tijdens de normale werking van de
cruise control zal deze na ongeveer 3
seconden in werking treden wanneer de
toets SET wordt ingedrukt of opnieuw
wordt ingedrukt nadat geremd is. Dezevertraging is normaal.
CRUISE CONTROL-SYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)
WAARSCHUWING
Als het systeem niet wordt uitgeschakeld (controlelampje
CRUISE blijft branden) kan de
cruise control mogelijk onbedoeld
worden geactiveerd. Zet het
systeem uit (controlelampje
CRUISE UIT) wanneer de cruise
control niet gebruikt wordt.
Gebruik het cruise control-systeem alleen indien de verkeersdrukte en
de weersomstandigheden dattoelaten.
Gebruik de cruise control nooit wanneer niet veilig met een
constante snelheid gereden kan
worden, bijvoorbeeld bij filerijden,
op gladde wegen (door regen, ijs of
sneeuw), bochtige wegen of op
bergwegen met een
hellingspercentage van meer dan6%.
Houd bij het gebruik van het cruise control-systeem de
rijomstandigheden extra in acht.
Let op bij het gebruik van het cruise control-systeem bij het afrijden van
hellingen, omdat de rijsnelheid kantoenemen.OPMERKING
Schakel bij het rijden met de cruise
control bij een auto met
handgeschakelde transmissie niet naar de vrijstand zonder hetkoppelingspedaal in te trappen. Demotor zal dan met een te hoog
toerental draaien. Trap, wanneer ditgebeurt, het koppelingspedaal in of zet de cruise control UIT met de
hoofdschakelaar.
OCM050100
Type A Type B
543
Rijden met uw auto
E090100AUN Rijsnelheid instellen:
1. Druk op de toets CRUISE ON-OFF ophet stuurwiel om de cruise control in te
schakelen. Het controlelampje CRUISE
in het instrumentenpaneel gaat branden.
2. Accelereer naar de gewenste snelheid, die hoger moet zijn dan 40 km/h 3. Druk de schakelaar - SET in en laat de
schakelaar los als de gewenste
snelheid is bereikt. Het controlelampje
SET in het instrumentenpaneel zal
gaan branden. Laat op dat moment
ook het gaspedaal los. De snelheid
wordt nu automatisch aangehouden.
Op steile hellingen kan de snelheid van
de auto tijdelijk iets hoger of lagerworden.
E090200ACM
Rijsnelheid verhogen
Volg één van de volgende procedures:
Houd de schakelaar RES+ ingedrukt. De auto zal accelereren. Laat de
schakelaar los op het moment dat de
gewenste snelheid is bereikt.
OCM050101
OCM051101L
Type A
Type B
OCM050103
OCM051103L
Type A
Type B
OCM050102
OCM051102L
Type A
Type B
Rijden met uw auto
44
5
Druk de schakelaar RES+ in en laat
deze meteen los.
Benzinemotor - Iedere keer dat de
schakelaar RES+ op deze manier
bediend wordt, wordt de snelheid met
1.6 km/h verhoogd.
Dieselmotor - Iedere keer dat de
schakelaar RES+ op deze manier
bediend wordt, wordt de snelheid met
2 km/h verhoogd.
E090300ACM
Rijsnelheid verlagen:
Volg één van de volgende procedures:
Houd de schakelaar - SET ingedrukt.De auto mindert geleidelijk snelheid.
Laat de schakelaar los op het moment
dat de gewenste snelheid is bereikt. Druk de schakelaar - SET in en laat
hem meteen los.
Benzinemotor - Iedere keer dat de
schakelaar - SET op deze manier
bediend wordt, wordt de snelheid met
1.6 km/h verlaagd.
Dieselmotor - Iedere keer dat de
schakelaar - SET op deze manier
bediend wordt, wordt de snelheid met
2 km/h verlaagd.
E090400AFD Tijdelijk accelereren met
ingeschakelde cruise control:
Trap het gaspedaal in als u tijdelijk
sneller wilt gaan rijden terwijl de cruise
control is ingeschakeld. De cruise control
wordt niet uitgeschakeld en de
rijsnelheid die oorspronkelijk was
ingesteld blijft behouden.
Laat het gaspedaal los om weer terug te
keren naar de oorspronkelijke rijsnelheid.
OCM050103
OCM051103L
Type A
Type B
Onderhoud
70
7
Vervangen van gasontladingslampen,
parkeerlichten, richtingaanwijzerlampenen mistlampen vóór
Laat als de lamp niet werkt de auto
controleren door een officiële HYUNDAI-
dealer.
✽✽ AANWIJZING
Gasontladingslampen hebben een
langere levensduur danhalogeenlampen. Gasontladingslampengaan volgens schatting van de fabrikant
twee keer zo lang of langer mee danhalogeenlampen, afhankelijk van de
gebruiksfrequentie. Ze zullenwaarschijnlijk wel op enig moment inhet leven van de auto moeten worden
vervangen. Vaker in- en uitschakelenvan de koplampen dan gebruikelijk
verkort de levensduur van degasontladingslampen.Gasontladingslampen raken niet op
dezelfde manier defect als
halogeenlampen. Als de koplampuitgaat na een werkingsperiode, maar
direct weer gaat branden als de
koplampschakelaar wordt bediend,moet de gasontladingslampwaarschijnlijk worden vervangen.Gasontladingslampen zijn complexerdan de conventionele halogeenlampen
en hebben dus hogerevervangingskosten.
Lamp richtingaanwijzer opzij
vervangen (indien van toepassing)
Type A
Laat als de lamp niet werkt de auto
controleren door een officiële HYUNDAI-
dealer.
OEN076031
WAARSCHUWING -
Gasontladingslamp dimlicht
(indien van toepassing)
Probeer wegens elektrocutiegevaar de XENON gasontladingslamp niet
zelf te controleren of vervangen.Laat als de XENONgasontladingslamp niet werkt de
auto controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.