Page 209 of 304

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
24
YC200D2-AX Veiligheidskabel Wanneer de verbinding tussen de trekhaak en de aanhanger verbrokenmocht worden, kunnen gevaarlijke situaties ontstaan voor het verkeer. De aanhanger kan zelfs van de rijbaangeraken. Om deze gevaarlijke situaties te voorkomen is een veiligheidskabel tussen de wagen en de aanhangerverplicht.
N.B.: Als met een aanhanger wordt gereden moeten tengevolge van de extra belasting deonderhoudswerkzaamheden met kortere tussenpozen worden uitgevoerd. Zie hoofdstuk"Onderhoudsvoorschriften" bij "Onderhoud onder zware bedrijfsomstandigheden" opbladzijde 5-7.
LET OP:
o Sluit nooit het remsysteem van de aanhanger rechtstreeks aan op het remsysteem van de wagen.
o Bij bet rijden met een aanhanger op een steile helling (meer dan6%) moet worden gelet op de koelvloeistoftemperatuurmeter.Mocht de naald van de meter zich voorbij "H" (HOT) bewegen, dan moet zo snel mogelijk wordengestopt. Laat de motor vervolgens stationair draaien tot hij is afgekoeld.
!
YC200B2-AX Trekhaken Kies een trekhaak die geschikt is voor de aanhanger die getrokken moetworden. De gemonteerde trekhaak moet de kogeldruk gelijkmatig overbrengen op het chassis van dewagen. De trekhaak moet stevig worden aangebracht door een hiervoorbevoegd bedrijf. GEBRUIK GEEN TREKHAAK VOOR TIJDELIJKE MONTAGE EN GEBRUIK NOOITEEN TREKHAAK DIE ALLEEN AAN DE BUMPER IS GEMONTEERD. YC200C3-AX Remsysteem aanhangwagen Als uw aanhanger voorzien is van een remsysteem, dan moet deze voldoenaan de wettelijke voorschriften. Zorg ervoor dat het op de juiste manier is gemonteerd en dat het goed werkt.
Page 210 of 304

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
25
C190E03TG-GXT Maximum aanhangergewicht
Kogeldruk Totaal
aanhangergewicht
De kogeldruk kan gewijziged worden door het gewicht in de aanhanger teverdelen. Controleer de verdeling van het gewicht door het totale gewicht en de kogeldruk te meten. N.B.:
1. Zorg ervoor dat zich nooit meer gewicht in het achterste deel van de aanhanger bevindt dan in het voorste deel. Ca. 60% van het gewicht moet zich in het voorstedeel van de aanhanger bevinden, de overige 40% in het achterste deel. C190E01JM
C190E02JM
Totaal asgewicht
Totaal
autogewicht
2. Het totale voertuiggewicht met aangekoppelde aanhanger mag het toegestane totaalgewicht(GVWR) niet overschrijden. Dit totaalgewicht is te vinden op het identificatieplaatje (zie blz. 8-2).Het totaalgewicht bestaat uit de gewichten van de wagen, bestuurder, passagiers enbagage, lading, trekhaak, kogeldruk en eventuele accessoires.
3. De voor-en achterasbelastingen
mogen de toegestane asbelastingen (GAWR) niet overschrijden. De toegestane asbelastingen zijn te vinden ophet identificatieplaatje (zie blz. 8- 2). Het is mogelijk dat het totaalgewicht beneden detoegestane waarde blijft maar dat de asbelasting wordt overschreden. Onjuiste beladingvan de aanhanger en/of teveel gewicht in de bagageruimte kan de achteras te zwaar belasten.Verplaats in dit geval de belading en controleer de asbelasting opnieuw.
4. De maximum toelaatbare verticale belasting op de trekhaak bedraagt90 kg.
Page 211 of 304
2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
26
OTG070111
5. Maximum toelaatbare overbouw van trekhaak : 1255 mm. Bevestigingspunt
LET OP:
De volgende specificaties worden aanbevolen bij het rijden met aanhanger. Het gewicht van de beladen aanhanger mag deonderstaande waarde om veiligheidsredenen niet overschrijden.
! Max. aanhangergewicht
kg
!WAARSCHUWING:
Het onjuist beladen van de aanhanger en de wagen kan het rijgedrag en het remvermogennadelig beïnvloeden. Hierdoor kunnen ongevallen ontstaan die tot ernstige verwondingen kunnenleiden.Kogeldruk
90
Geremd Omgeremd Aanhangwagen
1800750
Benzinemotor
Max. aanhangergewicht kgKogeldruk
90
Geremd Omgeremd Aanhangwagen
1800750
Max. aanhangergewicht kg
Kogeldruk
90
Geremd Omgeremd Aanhangwagen
1100550
Dieselmotor
Page 212 of 304

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
27
9. Als de aanhanger is voorzien van een elektrisch remsysteem moet de remwerking als volgt gecontroleerd worden: breng de wagen/aanhanger-combinatie inbeweging en bedien de aanhangerrem handmatig om de werking te controleren. Op dezemanier kunnen tegelijkertijd de elektrische verbindingen getest worden.
10.Controleer tijdens de rit regelmatig de bevestiging van de lading, dewerking van de verlichting en deremmen.
11.Vermijd ruw wegrijden, fel
accelereren en bruusk afremmen.
12.Vermijd scherpe bochten en het snel veranderen van rijstrook.
13.Vermijd het langdurig of vaak afremmen. Hierdoor kunnen de remmen oververhit raken waardoor de remwerking afneemt.
C190F01A-GAT Tips voor het rijden met aanhanger of het slepen van eenauto
1. Controleer vóór het wegrijden de
trekhaak, de veiligheidskabel en de werking van de normale verlichting,de remlichten en de richtingaanwijzers van de aanhanger.
2. Rijd met aangepaste snelheid (maximaal 80 km/h).
3. Rijden met een aanhanger kost meer brandstof dan rijden zonder aanhanger.
4. Om gebruik te kunnen maken van het remmend vermogen van demotor en om te zorgen dat de accu goed geladen blijft, mag er nietgereden worden in de vijfde versnelling (handgeschakelde versnellingsbak) of in overdrive(automatische transmissie).
5. Zorg ervoor dat de belading van de
aanhanger goed vast zit omschuiven van de belading tijdens het rijden te voorkomen. 6. Controleer de bandenspanning van
de wagen en de aanhanger. Te lage bandenspanning kan het rijgedrag nadelig beïnvloeden. Controleer ook de bandenspanningvan het reservewiel.
7. De wagen/aanhanger-combinatie
heeft meer last van zijwind enturbulentie. Als u gepasseerd wordt door een groot voertuig, houd dan de snelheid constant en het stuurrechtuit. Verminder snelheid als de wervelingen te sterk zijn om zo uit de turbulentie van het anderevoertuig te komen.
8. Neem bij het parkeren van de
wagen/aanhanger-combinatie,vooral op een helling, alle normale voorzorgsmaatregelen in acht. Draai de voorwielen richtingstoeprand, trek de parkeerrem stevig aan en schakel de eerste- of achteruitversnelling in(handgeschakelde versnellingsbak) of de parkeerstand (automatische transmissie). Breng bovendienwielblokken aan voor de wielen van de aanhanger.
Page 213 of 304

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
28
14. Schakel bij het afdalen van eenhelling naar een lagere versnelling om gebruik te maken van de remmende werking van de motor. Bij langdurig heuvelopwaarts rijdenmoet worden teruggeschakeld naar een lagere versnelling en met gematigde snelheid wordengereden om de kans op overbelasting en oververhitting van de motor te verkleinen.
15.Houd de wagen tijdens een stop bij heuvelopwaarts rijden niet op zijnplaats door gas te geven. Hierdoorkan de automatische transmissie oververhit raken. Gebruik de voetrem of de parkeerrem.
N.B.: Controleer bij het rijden met aanhanger de olie in de transmissie vaker.
! LET OP:
Als bij het rijden met aanhanger oververhitting plaatsvindt (tempera- tuurmeter gaat naar het rodegebied), kunnen de volgende maatregelen de oververhitting verminderen of opheffen:
1. Zet de airconditioning uit.
2. Matig de snelheid.
3. Schakel bij het heuvelopwaartsrijden een lagereversnelling in.
4. Laat de motor bij fileverkeer tijdens stilstaan versneldstationair draaien met detransmissie in neutraal of de parkeerstand.
Page 214 of 304
3
Als de motor niet aanslaat ........................................... 3-2
Starten met hulpstartkabels ......................................... 3-3
Als de motor te heet wordt ........................................... 3-4Reservewiel................................................................. 3-5
Handelingen bij een lekke band ................................... 3-5
Lekke band verwisselen .............................................. 3-6
Als uw auto moet worden gesl eept............................. 3-10
Slepen in noodgevallen ............................................... 3-12
Bij verlies van sleutels ................................................ 3-13
IN GEVAL VAN PECH
3
Page 215 of 304

3IN GEVAL VAN PECH
2
!
ALS DE MOTOR NIET AANSLAAT
D010A01A-AXT D010B01TG-AXT Als de startmotor niet of langzaam ronddraait
1. Controleer of de keuzehandel in de stand "N" of "P" staat en dat de handrem is aangetrokken. WAARSCHUWING:
De motor mag niet worden gestart door de wagen te duwen of te slepen. Dit kan schade veroorzaken. Bovendien kan door het aanduwen of-slepen de katalysator te heet worden waardoor brandgevaar ontstaat. D010D01A-AXT Wat te doen als de motor tijdens het rijden afslaat
1. Laat de snelheid geleidelijk afnemen,
blijf rechtuitrijden. Zet de wagen langs de kant van de weg op een veilige plaats.
2. Schakel de waarschuwings-
knipperlichten in.
3. Probeer de motor te starten. Als de
motor niet aanslaat, raadpleeg dan "ALS DE MOTOR NIET AANSLAAT".
D010C02A-GXT Als de startmotor werkt, maar de motor niet aanslaat
1. Controleer het brandstofpeil.
2. Controleer de stekkeraansluitingen op de bobine en de bougies (benzinemotor) of de aansluitingen op de gloeibougies en het relais vande gloeibougies (dieselmotor). Zet loszittende aansluitingen weer vast.
3. Controleer de brandstofleidingen in de motorruimte
4. Als de motor niet aanslaat, raadpleeg
dan uw Hyundai dealer of schakel professionele hulp in.
2. Controleer of de accupolen schoon
zijn en de klemmen goed vast zitten.
3. Schakel de interieurverlichting in. Als de verlichting zwakker wordt ofuitgaat bij het starten van de motor,is de accu ontladen.
4. Probeer de motor niet te starten
door de wagen aan te duwen of teslepen. Zie de richtlijnen voor "Starten met hulpstartkabels" op de volgende pagina's.
F020100AUN-EU Als de motor afslaat op een kruising of kruispunt Zet de selectiehendel in stand N als de motor afslaat op een kruising ofkruispunt en duw de auto naar een veilige plek.
OTG070011
Page 216 of 304

3
IN GEVAL VAN PECH
3
HTG4001Hulpaccu
!
STARTEN MET HULPSTARTKABELS
D020A02A-AXT
WAARSCHUWING:
Het starten met hulpstartkabels kan gevaarlijk zijn. Het niet exact opvolgen van de richtlijnen kanernstige verwondingen of schade aan de wagen tot gevolg hebben! Roep in geval van twijfel deskundigehulp in. Accu's bevatten zwavelzuur dat giftig en in hoge mate corrosief is. Draag bij het starten methulpstartkabels een bril en let erop dat accuvloeistof niet in aanraking komt met de huid, uw kleding of dewagen. o Als accuzuur op de huid of in de
ogen komt, spoel dan dedesbetreffende plaats gedurende tenminste 15 minuten met water af. Raadpleeg direct een arts. Moet unaar een eerste hulppost worden vervoerd, houd de desbetreffende plaats dan m.b.v. een spons of doekmet water nat.
o Bij het starten met hulpstartkabels
produceert een accu een explosiefgas. Rook niet en voorkom open vuur of vonken.
o Als hulpaccu moet een 12-volt accu
worden gebruikt. Probeer in gevalvan twijfel de wagen niet te starten m.b.v. hulpstartkabels.
o Volg bij het starten m.b.v. hulp- startkabels en een ontladen accude volgende richtlijnen exact op:
1. Staat de hulpaccu in een andere wagen, dan mogen de twee wagensniet met elkaar in aanraking komen.
2. Schakel alle onnodige verlichting en
accessoires in beide wagens uit.
3. Start de motor van de wagen met de hulpaccu en laat deze enkeleminuten draaien. Laat de motor indeze wagen tijdens het starten m.b.v. startkabels draaien met 2000t/min.
4. Sluit de klemmen van de hulpstartkabel aan in de volgordezoals in de afbeelding wordtweergegeven. Sluit één klem van de hulpstartkabel aan op de pluspool van de ontladen accu. Sluitvervolgens het andere eind van dezelfde kabel aan op de pluspool van de hulpaccu. Sluit vervolgenséén klem van de andere kabel aan op de negatieve (min) pool van de hulpaccu. Sluit vervolgens hetandere eind van de kabel aan op een massief metalen gedeelte van de motor. Sluit de kabel niet aan opeen bewegend gedeelte.
5. Start de motor. Laat nadat de motor
is aangeslagen de hulpstartkabelsaangesloten en laat de motor enkele minuten draaien met 2000 t/min.
6. Verwijder voorzichtig de overbruggingskabels in omgekeerdevolgorde van aansluiten.
Bij onzekerheid omtrent de reden vande ontladen accu, moet u het laadsysteem laten controleren dooruw Hyundai dealer.
Ontladen accu