Page 49 of 88

DAU18740
Verwijderen en aanbrengen van
de stroomlijn- en framepanelen
1. Stroomlijnpaneel A
2. Paneel
1. Paneel A
Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in dit
hoofdstuk moeten de hierboven afgebeel-
de stroomlijn- en framepanelen worden
verwijderd. Neem deze paragraaf door
wanneer een stroomlijn- of framepaneel
moet worden verwijderd of aangebracht.
DAUS1790
Stroomlijnpaneel A
V
erwijderen van stroomlijnpaneel
1. Verwijder het paneel door het uit het
achterste gedeelte van het stroom-
lijnpaneel te duwen, zoals in de afbe-
elding.
1. Paneel
2. Drukken
2. Verwijder de schroeven en trek het
stroomlijnpaneel dan los zoals geto-
ond.
1. Stroomlijnpaneel A
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Plaats het stroomlijnpaneel in de
oorspronkelijke positie en breng dan
de schroeven aan.
2. Bevestig het paneel door het in te
drukken.
DAU47890
Paneel A
Om het paneel te verwijder
en
Verwijder de schroeven en trek dan het
paneel naar buiten.
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
6
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 49
Page 50 of 88

1. Schroef
Om het paneel aan te brengen
Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de schroeven aan.
DAU19622
Bougie controleren
De bougie is een belangrijk motoronder-
deel dat periodiek moet worden gecontro-
leerd, bij voorkeur door een Yamaha dea-
ler. Omdat bougies door verhitting en
neerslag altijd langzaam slijten, moet de
bougie worden verwijderd en gecontrole-
erd op de tijden genoemd in het periodie-
ke smeer- en onderhoudsschema. Boven-
dien kan aan het uiterlijk van de bougie de
conditie van de motor worden afgelezen.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin
verkleurd zijn (de ideale kleur als normaal
met de machine wordt gereden). Wanneer
de bougie een heel andere kleur vertoont,
werkt de motor mogelijk niet naar beho-
ren. Probeer dergelijke problemen niet zelf
vast te stellen. Laat in plaats daarvan uw
machine nakijken door een Yamaha dea-
ler.
Vervang de bougie als de elektroden blij-
ken te zijn afgesleten en als overmatige
koolaanslag of andere neerslag gevonden
wordt.Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een dra-
advoelmaat worden gemeten; breng
indien nodig de elektrodenafstand op
specificatie.
1. Elektrodenafstand
Reinig het oppervlak van de bougiepak-
king en het pasvlak en verwijder eventue-
el vuil uit de schroefdraad van de bougie.
Aanhaalmoment:
Bougie:
12,5 Nm (1,25 m•kgf, 9,0 ft•lbf)
Elektrodenafstand:
0,8–0,9 mm (0,031–0,035 in)
1
ZAUM0037
Voorgeschreven bougie:
NGK/CPR9EA-9
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
6
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 50
Page 51 of 88

OPMERKING
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2
slag verder te draaien. De bougie moet
echter zo snel mogelijk naar het juiste
aanhaalmoment worden aangedraaid.DAUS1701
Motorolie
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de
olie worden ververst volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema en wanneer het
controlelampje olieverversingstermijn
gaat branden.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de scooter op de middenbok.
Wanneer de machine iets schuin sta-
at, kan het niveau al foutief worden
afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar
minuten warmdraaien en zet hem
dan af.
3. Wacht een paar minuten om de olie
tot rust te laten komen, verwijder de
olievuldop, veeg de peilstok schoon,
steek deze weer in de vulopening
(zonder vast te draaien) en neem dan
weer uit om het olieniveau te contro-
leren.
OPMERKING
Het motorolieniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maxi-
mumniveau staan.
1. Olievuldop
4. Als de motorolie beneden de merks-
treep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
5. Steek de peilstok in de vulopening en
draai dan de olievuldop vast.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van het
oliefilterelement)
1. Start de motor, laat deze een paar
minuten warmdraaien en zet hem
dan af.
2. Zet een olieopvangbak onder de
motor om de gebruikte olie op te
vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
ZAUM07011
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
6
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 51
Page 52 of 88
1. Olieaftapplug
4. Controleer of de onderlegring van de
aftapplug beschadigd is en vervang
hem indien nodig.
1. Olieaftapplug
2. Ring
OPMERKING
Sla de stappen 5–9 over als het oliefiltere-
lement niet wordt vervangen.
5. Verwijder het oliefilterdeksel door de
bouten te verwijderen.
1. Oliefilterdeksel
6. Verwijder het oliefilterelement en de
o-ring.
1. Oliefilterelement
2. O-ring
3. Oliefilterdeksel
7. Controleer de o-ring op beschadi-
ging en vervang hem indien nodig.
8. Monteer het nieuwe oliefilterelement
en een o-ring.
9. Monteer het oliefilterdeksel door de
bouten aan te brengen en zet deze
dan vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
OPMERKING
Zorg dat de o-ring correct aanligt.
Aanhaalmoment:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 Nm (1,0 m•kgf, 7,2 ft•lbf)
1
2
3
ZAUM0712
ZAUM07111
ZAUM07021
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
6
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 52
Page 53 of 88

10. Breng de onderlegring en de olieaf-
tapplug aan en zet de plug dan vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
OPMERKING
Controleer of de onderlegring correct aan-
ligt.
11. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motoro-
lie, breng dan de olievuldop aan en
zet deze vast.
OPMERKING
Veeg enige gemorste olie af nadat de
motor en het uitlaatsysteem zijn afgeko-
eld.
DCA11670
Gebruik geen olie met een “CD”-
dieselspecificatie of een hogere
kwaliteit dan gespecificeerd.
Gebruik ook geen olie met een
“ENERGY CONSERVING II” of
hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
12. Start de motor, laat deze een paar
minuten stationair draaien en contro-
leer daarbij op olielekkage. Als er
sprake is van olielekkage, zet demotor dan direct af en zoek de oor-
zaak.
13. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
14. Stel de indicator olieverversing terug.
Terugstellen van de indicator
olieverversing
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Houd de “OIL CHANGE”-knop 15 tot
20 seconden ingedrukt.
1. “OIL CHANGE”-knop
1
LET OP
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1
Oliehoeveelheid bij verversing:
Zonder vervanging van het
oliefilterelement:
1,40 L (1,48 US qt, 1,23 Imp.qt)
Met vervanging van het
oliefilterelement:
1,50 L (1,59 US qt, 1,32 Imp.qt)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
32 Nm (3,2 m•kgf, 23 ft•lbf)
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
6
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 53
Page 54 of 88

1. “OIL CHANGE”-knop
3. Laat de “OIL CHANGE”-knop los, de
indicator olieverversing zal nu uitga-
an.
OPMERKING
Als de motorolie werd ververst voordat de
indicator olieverversing brandde (dus
voordat de intervalperiode voor oliever-
versing was verstreken), moet de indicator
na de olieverversing worden teruggesteld
zodat het eerstvolgende tijdstip voor olie-
verversing weer correct wordt aangege-
ven. Volg de hierboven beschreven werk-
wijze om de indicator olieverversing terug
te stellen voordat de olieverversingster-
mijn is verstreken, maar kijk wel of de indi-
cator ca. 1.4 seconde brandt nadat de“OIL CHANGE”-knop is losgelaten; zo
niet, herhaal dan de procedure.
DAU20064
Eindoverbrengingsolie
Het eindoverbrengingshuis moet voor
elke rit worden gecontroleerd op olielek-
kage. In geval van lekkage dient u de sco-
oter door een Yamaha dealer te laten
nakijken en repareren. Bovendien dient de
eindoverbrengingsolie als volgt te worden
ververst op de tijdstippen vermeld in het
periodieke onderhouds- en smeersche-
ma.
1. Start de motor, warm de eindover-
brengingsolie op door enkele minu-
ten te rijden en zet dan de motor af.
2. Zet de scooter op de middenbok.
3. Plaats een olieopvangbak onder het
eindoverbrengingshuis om de
gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug van de eindoverbrenging om de
olie uit het eindoverbrengingshuis af
te tappen.
1
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 54
Page 55 of 88

1. Vuldop versnellingsbakolie
2. O-ring
5. Breng de aftapplug voor de eindo-
verbrengingsolie aan en zet deze
vast met het voorgeschreven aanha-
almoment.
1. Aftapplug versnellingsbakolie
6. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen eindo-
verbrengingsolie, breng dan de olie-
vuldop aan en zet deze vast.
WAARSCHUWING! Zorg ervoor
dat geen vreemde materialen in
het eindoverbrengingshuis
terechtkomen. Zorg ervoor dat
geen olie op de band of het wiel
terechtkomt.
[DWA11311]
7. Controleer het eindoverbrengings-
huis op olielekkage. Zoek in geval
van lekkage naar de oorzaak.
DAU20070
Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistofnive-
au worden gecontroleerd. Ook moet de
koelvloeistof worden ververst volgens de
intervalperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAUS1670
Controleren van het
koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud
is, temperatuurverschillen zijn name-
lijk van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat
bij het controleren van het koelvloeis-
tofniveau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau
via het kijkglas.
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maxi-
mumniveau staan.
Aanbevolen
eindoverbrengingsolie:
Zie pagina 8-1
Oliehoeveelheid:
0,21 L (0,22 US qt, 0,18 Imp.qt)
Aanhaalmoment:
Aftapplug eindoverbrengingsolie:
20 Nm (2,0 m•kgf, 14 ft•lbf)
ZAUM07031
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 55
Page 56 of 88

1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
3. Kijkglas koelvloeistofniveau
3. Als de koelvloeistof op of beneden
de merkstreep voor minimumniveau
staat, til dan de voetplaatmat aan de
rechterzijde omhoog zoals getoond.
1. Mat op de voetplaat
4. Open de dop van het koelvloeistofre-
servoir, en vul koelvloeistof bij tot aan
de merkstreep voor maximumniveau.
WAARSCHUWING! Verwijder alle-
en de dop van het koelvloeistofre-
servoir. Probeer nooit om de radia-
torvuldop te verwijderen als de
motor koud is.
[DWA15161]
LET OP: Als er geen koelvloeistof
aanwezig is, gebruik dan in plaats
daarvan gedistilleerd water of ont-
hard leidingwater. Gebruik geen
hard water of zout water, dit is
schadelijk voor de motor. Als er in
plaats van koelvloeistof water is
gebruikt, vervang dit dan zo snel
mogelijk door koelvloeistof,
anders is het systeem niet bes-
chermd tegen vorst en corrosie.
Als er water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, laat dan een Yamaha
dealer zo snel mogelijk het antiv-
riesgehalte van de koelvloeistof
controleren om te voorkomen dat
de effectiviteit van de koelvloeistof
afneemt.
[DCA10472]
1. Dop koelvloeistofreservoir
5. Sluit de dop van het koelvloeistofre-
servoir
6. Plaats de voetplaatmat in de oors-
pronkelijke positie en druk deze vast.
DAU33031
De koelvloeistof verversen
De koelvloeistof moet volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema ververst worden.
Laat de koelvloeistof verversen door een
Yamaha dealer. WAARSCHUWING! Pro-
beer nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor warm is.
[DWA10381]
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0,25 L (0,26 US qt, 0,22 Imp.qt)
FULL
LOW
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
6
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 56