Page 33 of 88

DAU14882
Afstellen van de
schokdemperunits
DWA10210
Geef beide vorkpoten steeds dezelfde
afstelling, anders kan slecht wegge-
drag en verminderde rijstabiliteit het
gevolg zijn.
Elke schokdemperunit is uitgerust met
een stelring voor veervoorspanning.
DCA10101
Probeer nooit voorbij de maximum- of
minimuminstellingen te draaien om
schade aan het mechanisme te voorko-
men.
Stel de veervoorspanning als volgt af.
Draai om de veervoorspanning te verho-
gen en zo de vering stugger te maken de
stelring op beide schokdemperunits in de
richting (a). Draai om de veervoorspan-
ning te verlagen en zo de vering zachter te
maken de stelring op beide schokdempe-
runits in de richting (b).
Zet de gewenste inkeping in de stelring
tegenover de positie-indicator op de
schokdemper.
1. Stelring veervoorspanning
2. Positie-indicator
3. Stelgereedschap veervoorspanning
DAU15303
Zijstandaard
1. Zijstandaardschakelaar
De zijstandaard bevindt zich aan de lin-
kerzijde van het frame. Trek of druk de
zijstandaard met uw voet omhoog of
omlaag terwijl u de machine rechtop
houdt.
OPMERKING
De ingebouwde sperschakelaar voor de
zijstandaard maakt deel uit van het starts-
persysteem, dat in bepaalde situaties de
werking van het ontstekingssysteem blok-
keert. (Zie pagina 3-19 voor een uitleg
over het startspersysteem.)
ZAUM0648
1
Afstelling veervoorspanning:
Minimum (zacht):
1
Standaard:
2
Maximum (hard):
4
1
2
3
4
LET OP
WAARSCHUWING
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-18
3
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 33
Page 34 of 88

DWA10240
Met de machine mag nooit worden
gereden terwijl de zijstandaard omlaag
staat of niet behoorlijk kan worden
opgetrokken (of niet omhoog blijft),
anders kan de zijstandaard de grond
raken en zo de bestuurder afleiden,
waardoor de machine mogelijk onbes-
tuurbaar wordt. Het Yamaha starts-
persysteem is ontworpen om de bes-
tuurder te helpen bij zijn
verantwoordelijkheid de zijstandaard
op te trekken alvorens weg te rijden.
Controleer dit systeem daarom regel-
matig zoals hierna beschreven en laat
het repareren door een Yamaha dealer
als de werking niet naar behoren is.
DAU45051
Startspersysteem
Het startspersysteem (waarvan de zijstan-
daardschakelaar en de remlichtschakela-
ars deel uitmaken) heeft de volgende
functies:
Het verhindert starten wanneer de
zijstandaard is opgetrokken, terwijl
geen der remmen is bekrachtigd.
Het verhindert starten wanneer een
der remmen is bekrachtigd, terwijl de
zijstandaard nog omlaag staat.
Het schakelt een draaiende motor af
zodra de zijstandaard omlaag bewo-
gen wordt.
Controleer de werking van het starts-
persysteem regelmatig volgens de
onderstaande procedure.
WAARSCHUWING
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-19
3
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 34
Page 35 of 88

Met de motor uit:
1. Beweeg de zijstandaard omlaag.
2. Controleer of de noodstopschakelaar aan staat.
3. Draai de sleutel naar aan.
4. Knijp de voor- of achterrem in en houd deze vast.
5. Druk op de startknop.
Start de motor?
Met de motor nog uit:
6. Beweeg de zijstandaard omhoog.
7. Knijp de voor- of achterrem in en houd deze vast.
8. Druk op de startknop.
Start de motor?
Met de motor nog aan:
9. Beweeg de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Het systeem is in orde. De scooter mag worden gebruikt.De zijstandaardschakelaar werkt mogelijk niet
goed.
De scooter mag niet worden gebruikt voordat
deze is nagekeken door een Yamaha dealer.
De remschakelaar werkt mogelijk niet goed.
De scooter mag niet worden gebruikt
voordat deze is nagekeken door een Yamaha
dealer.
De zijstandaardschakelaar werkt mogelijk niet
goed.
De scooter mag niet worden gebruikt voordat
deze is nagekeken door een Yamaha dealer.
JA NEE JA NEE NEE JA
Als zich een storing voordoet, vraag dan alvorens
te gaan rijden een Yamaha dealer het systeem te
controleren.
WAARSCHUWING
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-20
3
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 35
Page 36 of 88

VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
4-1
4
DAU15596
Inspecteer uw machine voor elk gebruik om te waarborgen dat deze in een veilige werkende staat is. Volg altijd de schema’s en pro-
cedures voor inspectie en onderhoud in de gebruikershandleiding.
DWA11151
Onvoldoende inspectie of onderhoud van de machine vergroot het risico op ongeval of schade. Rijd niet met de machine als
u een probleem hebt gevonden. Als een probleem niet kan worden opgelost via de procedures in deze handleiding, laat de
machine dan nazien door een Yamaha dealer.
Controleer voor het gebruik van deze machine de volgende punten:
WAARSCHUWING
ITEM CONTROLES PAGINA
• Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
Brandstof• Vul indien nodig brandstof bij. 3-13
• Controleer de brandstofleiding op lekkage.
• Controleer het olieniveau in de motor.
Motorolie• Vul indien nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven
6-10
niveau.
• Controleer de machine op olielekkage.
Versnellingsbakolie• Controleer de machine op olielekkage. 6-13
• Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir.
Koelvloeistof• Vul indien nodig de aanbevolen koelvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
6-14
niveau.
• Controleer het koelsysteem op lekkage.
• Controleer de werking.
• Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.
• Controleer de remblokken op slijtage.
Voorrem• Vervang indien nodig. 6-20, 6-21
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul indien nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het
voorgeschreven niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 36
Page 37 of 88

VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
4-2
4
ITEM CONTROLES PAGINA
• Controleer de werking.
• Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.
• Controleer de remblokken op slijtage.
Achterrem• Vervang indien nodig. 6-20, 6-21
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul indien nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het
voorgeschreven niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
• Controleer of de werking soepel is.
Gasgreep• Controleer de vrije slag van de kabel.
6-17, 6-22
• Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de kabel af te
stellen, en de kabel en het kabelhuis te smeren.
• Controleer op schade.
Wielen en banden• Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
6-18, 6-19
• Controleer de bandspanning.
• Corrigeer indien nodig.
Remhendels• Controleer of de werking soepel is.
6-23
• Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten.
Middenbok, zijstandaard• Controleer of de werking soepel is.
6-23
• Smeer indien nodig de scharnierpunten.
Framebevestigingen• Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
• Zet indien nodig vast.—
Instrumenten, verlichting,
• Controleer de werking.
signaleringssysteem en —
schakelaars• Corrigeer indien nodig.
• Controleer de werking van het startspersysteem.
Zijstandaardschakelaar • Als het systeem niet correct werkt, vraag dan een Yamaha dealer de machine 3-18
te controleren.
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 37
Page 38 of 88

DAU15951
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle
bedieningselementen. Als u de werking
van een functie of bedieningselement niet
begrijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om
uitleg.
DWA10271
Een onvoldoende vertrouwdheid met
de bedieningselementen kan leiden tot
verlies van de controle, met mogelijk
een ongeval of letsel tot gevolg.
DAU45310
OPMERKING
Dit model is uitgerust met een hellingsho-
eksensor, waarbij de motor afslaat bij kan-
teling. Om de motor na een kanteling weer
te starten zet u het contactslot eerst op
“OFF” en daarna op “ON”. Als u dat niet
doet zal de motor niet starten, ondanks
dat de motor wordt aangezwengeld als u
op de startknop drukt.
DAUS1650
Starten van de motorDCA10250
Zie pagina 5-4 voor instructies over het
inrijden van de motor alvorens de
machine in gebruik wordt genomen.
Het startspersysteem staat starten alleen
toe als de zijstandaard is opgetrokken.
Zie pagina 3-19 voor meer informatie.
1. Draai de sleutel naar “ON”.
Het volgende waarschuwingslampje,
controlelampje en de volgende indi-
catoren moeten enkele seconden
oplichten en dan uitgaan.
Waarschuwingslampje motorstoring
Controlelampje startblokkering
Indicator V-snaarvervanging
OlieverversingsindicatorDCA15022
Als een waarschuwingslampje, contro-
lelampje of indicator niet dooft, zie dan
pagina 3-4, 3-6 of 3-8 voor een contro-
le van het circuit van het desbetreffen-
de waarschuwingslampje of controle-
lampje of de desbetreffende indicator.
2. Sluit de gasklep volledig.
LET OP
LET OP
WAARSCHUWING
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 38
Page 39 of 88

3. Start de motor door de startknop in
te drukken terwijl de voor- of achte-
rrem wordt bekrachtigd. LET OP:
Trek voor een maximale levens-
duur van de motor nooit hard op
als de motor koud is!
[DCA11041]
3. Als de motor niet wil starten, laat dan
de startknop los, wacht een paar
seconden en probeer het dan
opnieuw. Iedere startpoging moet zo
kort mogelijk duren om de accu te
sparen. Laat de startmotor nooit lan-
ger dan 10 seconden achtereen dra-
aien.
DAU45091
Wegrijden
1. Houd met uw linkerhand de achte-
rremhendel ingedrukt, houd met uw
rechterhand de rechterhandgreep
vast en duw de scooter van de mid-
denbok af.
1. Handgreep
2. Ga schrijlings op het zadel zitten en
stel de achteruitkijkspiegels af.
3. Zet de richtingaanwijzers aan.
4. Controleer op tegemoetkomend ver-
keer en draai voorzichtig aan de gas-
greep (rechts) om weg te rijden.
5. Schakel de richtingaanwijzers uit.
DAU16780
Sneller en langzamer rijden
De rijsnelheid wordt geregeld door de
gasgreep open of dicht te draaien. Draai
de gasgreep richting (a) om sneller te
gaan rijden. Draai de gasgreep richting (b)
om langzamer te gaan rijden.
(a)(b)
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
5
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 39
Page 40 of 88

DAU16793
RemmenDWA10300
Vermijd hard en abrupt remmen
(met name wanneer u naar één
kant overhelt). De scooter zou
namelijk kunnen slippen of omva-
llen.
Spoorwegovergangen, tramrails,
ijzeren platen gebruikt in de
wegenbouw en putdeksels worden
in natte toestand zeer glad. U dient
deze obstakels daarom met aan-
gepaste snelheid te naderen en
voorzichtig te passeren.
Onthoud dat remmen op een nat
wegdek veel moeilijker is.
Rijd langzaam heuvelafwaarts,
remmen kan tijdens afdalingen
soms lastig zijn.
1. Sluit de gasklep volledig.
2. Bekrachtig de voor- en achterrem
gelijktijdig en oefen daarbij geleidelijk
meer druk uit.Voor
Achter
DAU16820
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik
Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips
om het brandstofverbruik te verlagen:
Voer het motortoerental tijdens acce-
lereren niet te hoog op.
Voer het toerental niet te hoog op ter-
wijl de motor onbelast draait.
Laat de motor niet langdurig statio-
nair draaien maar zet hem af (bijvoor-
beeld in files, bij stoplichten of bij
spoorwegovergangen).
WAARSCHUWING
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-3
5
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 40