Page 209 of 250

208VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
MOTOROLIE
Controleer of het olieniveau zich tussen het MIN- en MAX-merkte-
ken op de peilstok A-fig. 1-2-3 bevindt.
Als het olieniveau dicht bij of onder het MIN-merkteken staat, moet
via de olievulopening B-fig. 1-2 motorolie tot aan het MAX-merk-
teken worden bijgevuld. Het olieniveau mag nooit het MAX-merk-
teken overschrijden.
Motorolieverbruik
Als richtlijn geldt een maximaal motorolieverbruik van ongeveer
400 gram per 1000 km. In de eerste gebruiksperiode van de
auto stabiliseert het verbruik van de motorolie zich pas na de
5000 ÷ 6000 km.
Vul nooit olie bij met andere specificaties dan de
olie waarmee de motor is gevuld.
Afgewerkte motorolie en het vervangen motoro-
liefilter bevatten stoffen die schadelijk zijn voor
het milieu. Wendt u voor het verversen van de mo-
torolie en het vervangen van de filters tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
MOTORKOELVLOEISTOF
Als het niveau te laag is, draai dan de dop C-fig. 1-2-3 van het re-
servoir en vul vloeistof bij zoals beschreven in hoofdstuk “6”.
Het motorkoelsysteem gebruikt PARAFLU UP-koel-
vloeistof. Gebruik voor het eventueel bijvullen
vloeistof met dezelfde specificaties als waarmee
het motorkoelsysteem is gevuld. PARAFLU UP-koelvloei-
stof kan niet worden gemengd met welke andere koel-
vloeistof dan ook. Als dit toch gebeurt, mag de motor ab-
soluut niet worden gestart en moet u zich tot het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk wenden.
Vervang de dop zonodig alleen door een exem-
plaar van hetzelfde type, anders kan de werking
van het systeem in gevaar worden gebracht. Draai
bij een warme motor de dop van het expansiereservoir
nooit los: gevaar voor brandwonden.
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 208
Page 210 of 250

VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD209
5
REMVLOEISTOF
Controleer of het niveau de maximale waarde bereikt. Als het vloei-
stofniveau in het reservoir te laag is, draai dan de dop E-fig. 1-2-
3 van het reservoir en vul de vloeistof bij zoals beschreven in hoofd-
stuk “6”.
Voorkom contact tussen de zeer corrosieve rem-
vloeistof en de lak. Als remvloeistof wordt gemorst,
moet de lak onmiddellijk met water worden af-
gespoeld.
RUITEN-/KOPLAMPSPROEIERVLOEISTOF
Als het niveau te laag is, draai dan de dop D-fig. 1-2-3 van het re-
servoir en vul vloeistof bij zoals beschreven in hoofdstuk “6”.
Rijd niet met een leeg ruitensproeierreservoir: de
werking van de ruitensproeiers is van zeer groot
belang voor het zicht. Enkele in de handel ver-
krijgbare ruitensproeiervloeistoffen zijn licht ontvlambaar:
In de motorruimte bevinden zich warme onderdelen die
bij contact de vloeistof kunnen doen ontbranden.
De rem- en koppelingsvloeistof is giftig en zeer
corrosief. Als per ongeluk remvloeistof wordt ge-
morst, moeten de betreffende delen onmiddellijk
worden gewassen met water en neutrale zeep en daar-
na met veel water worden afgespoeld. Bij inslikken dient
onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd.
Het symbool πop het reservoir geeft aan dat syn-
thetische remvloeistof en geen minerale vloeistof
moet worden gebruikt. Het gebruik van minerale
vloeistoffen moet absoluut worden vermeden, omdat de
rubbers in het remsysteem door deze vloeistoffen worden
beschadigd.
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 209
Page 211 of 250

210VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
ACCU
LDe accu F-fig. 1-2-3 hoeft niet te worden bijgevuld met gedestilleerd
water. Het is altijd nodig een periodieke controle uit te laten voeren
door het Alfa Romeo Servicenetwerk, zodat deze de werking van het
elektrolyt kan controleren.
VERVANGING ACCU
Als dit nodig is, vervang de accu dan met een andere originele ac-
cu met dezelfde specificaties. Voor het onderhoud van de nieuwe
accu dient u zich strikt te houden aan de aanwijzingen van de fa-
brikant van de accu.
TIPS OM DE LEVENSDUUR VAN DE ACCU
TE VERLENGEN
Om het snel ontladen van de accu te voorkomen en de levens-
duur te verlengen, dient u de volgende aanwijzingen op te volgen:
❍controleer wanneer u parkeert of de portieren, motorkap, ach-
terklep, kofferdeksel goed zijn gesloten, zodat wordt voorko-
men dat de verlichting ingeschakeld blijft;
❍schakel de interieurverlichting: de auto is in ieder geval uitge-
rust met een systeem voor automatische uitschakeling van
de interieurverlichting;
❍voorkom zoveel mogelijk het gebruik van stroomverbruikers als
de motor uitstaat (autoradio, waarschuwingsknipperlichten, enz.);
❍maak voordat werkzaamheden aan de elektrische installatie
van de auto worden uitgevoerd, eerst de klem van de min-
pool van de accu los;
LUCHTFILTER/POLLENFILTER/
DIESELFILTER
Wendt u voor het vervangen van de filters tot het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk.
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 210
Page 212 of 250

VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD211
5
De accu is dan gevoeliger voor bevriezing (reeds bij temperaturen
van –10°C). Als u de auto langere tijd niet gebruikt, zie dan “Au-
to langere tijd stallen” in het hoofdstuk “3”.
Mocht u na aankoop van de auto elektrische accessoires willen
installeren die permanent stroom verbruiken (alarm enz.) of ac-
cessoires die invloed hebben op de elektrische balans, wendt u zich
dan tot het Alfa Romeo Servicenetwerk. Het gekwalificeerd per-
soneel zal het totale energieverbruik beoordelen.
De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Voor-
kom contact met de huid en de ogen. Houd open
vuur en vonkvormende apparaten verwijderd van
de accu: brand- en ontploffingsgevaar.
Als de accu werkt met een zeer laag vloeistofni-
veau, ontstaat onherstelbare schade aan de accu
en kan de accu openbarsten.
Onoordeelkundige montage van elektrische en
elektronische apparatuur kan ernstige schade toe-
brengen aan de auto. Als u na aanschaf van uw au-
to accessoires wilt monteren die constante voeding nodig
hebben (diefstalalarm, mobiele telefoon, enz.), raden wij
u aan contact op te nemen met het Alfa Romeof Service-
netwerk. Deze kan u de meest geschikte installaties aan-
raden en controleren of het noodzakelijk is een accu met
een grotere capaciteit te monteren.
Accu’s bevatten zeer schadelijke stoffen voor het
milieu. Wendt u zich voor vervanging van de ac-
cu tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Als de auto lang moet blijven stilstaan bij intense
kou, koppel dan de accu los en bewaar hem op een
verwarmde plaats, anders loopt u het risico dat de
accu bevriest.
Bij werkzaamheden aan de accu of in de buurt van
de accu, moet u uw ogen altijd beschermen met
een speciale bril.
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 211
Page 213 of 250

212VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
WIELEN EN BANDEN
Controleer voor lange reizen de bandenspanning (en het reserve-
wiel); voer de controle uit bij koude banden.
Een verkeerde spanning veroorzaakt een overmatige slijtage van
de banden fig. 4:
A juiste spanning: gelijkmatige slijtage van het loopvlak.
B te lage spanning: te grote slijtage aan de zijkanten van het
loopvlak.
C te hoge spanning: te grote slijtage in het midden van het loop-
vlak.
Banden moeten worden vervangen als de profieldiepte van het
loopvlak minder is dan 1,6 mm. WAARSCHUWINGEN
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om schade aan
de banden te voorkomen:
❍vermijd bruusk remmen, wegrijden met slippende banden, hard
stoten tegen stoepranden, gaten in de weg en obstakels, lang
rijden op een slecht wegdek;
❍controleer de banden regelmatig op scheuren in de wangen en
bulten of slijtplekken op het loopvlak.
❍vermijd het rijden met een overbeladen auto. Als er een gat
in de band komt, stop dan onmiddellijk en vervang de band;
❍banden die langer dan zes jaar onder een auto gemonteerd
zijn, moeten dan ook door een specialist worden gecontroleerd.
Dit geldt in het bijzonder voor het noodreservewiel;
❍verwissel de banden elke 10-15 duizend kilometer. Houd ze
aan dezelfde kant van de auto om de draairichting niet te ver-
anderen.
fig. 4A0J0136m
ABCBedenk dat ook de wegligging afhankelijk is van
een juiste bandenspanning.
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 212
Page 214 of 250

VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD213
5
RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER
Verwissel de banden niet kruiselings, waarbij de
banden van de rechterzijde aan de linkerzijde en
omgekeerd worden gemonteerd.
Voer bij lichtmetalen velgen geen spuitwerk-
zaamheden uit die een temperatuur vereisen bo-
ven 50°C. De mechanische eigenschappen van de
wielen kunnen hierdoor in gevaar worden gebracht.
Rijden met versleten ruitenwisserbladen is ge-
vaarlijk, omdat hierdoor het zicht onder slechte at-
mosferische omstandigheden aanzienlijk wordt be-
perkt.
WISSERBLADEN
Vervang de wisserbladen ongeveer een keer per jaar.
Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen is het mogelijk be-
schadigingen van het rubber te voorkomen:
❍als de temperatuur onder 0°C is gedaald, moet gecontroleerd
worden of er geen ijs tussen wisserblad en ruit zit. Maak de
wissers zo nodig vrij met een anti-vriesmiddel;
❍verwijder eventuele sneeuw van de ruit;
❍schakel de ruitenwissers niet op een droge ruit in.
Door een te lage bandenspanning wordt de band
te heet, waardoor er onherstelbare inwendige scha-
de aan de band kan ontstaan.
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 213
Page 215 of 250
214VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
Wisserbladen ver vangen
Ga als volgt te werk:
❍til de wisserarm van de voorruit en plaats het wisserblad onder
een hoek van 90° ten opzichte van de arm;
❍druk op de lippen van de klemveer (een aan elke kant) A-fig.
5 en verwijder het wisserblad van de arm;
❍monteer het nieuwe blad, waarbij de lip in de zitting op de wis-
serarm moet vallen. Controleer of het wisserblad geborgd is.
Wisserblad achter ver vangen
Ga als volgt te werk:
❍klap de dop A-fig. 6 omhoog, draai de moer B los en verwij-
der de wisserarm C;
❍plaats de nieuwe wisserarm op correcte wijze, draai de moer
B goed aan en sluit vervolgens de dop A.
RUITENSPROEIERS
Ruitensproeier fig. 7
De sproeiermonden kunnen niet worden afgesteld.
fig. 5A0J0054m
fig. 6A0J0057m
fig. 7A0J0053m
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 214
Page 216 of 250
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD215
5
Als er geen water uitkomt, controleer dan eerst of er ruitensproei-
ervloeistof in het reservoir zit (zie paragraaf “Niveaus controleren”
in dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden niet verstopt zijn.
Deze kunnen zo nodig met een speld worden doorgeprikt.
Achteruitensproeier fig. 8
De sproeier is ingebouwd boven de achterruit. De stralen van de
achterruitensproeier kunnen niet worden afgesteld.
KOPLAMPSPROEIERS (waar voorzien) fig. 9
Deze bevinden zich in de voorbumper. Deze functie werkt als u, bij
ingeschakeld dim-/grootlicht, de ruitensproeiers inschakelt.
Controleer regelmatig of de koplampsproeiers schoon en in goe-
de staat zijn.
fig. 8A0J0055mfig. 9A0J0029m
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 215