Page 65 of 210

64
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ACHTERDEUREN
fig. 74
De twee achterdeuren zijn ieder voorzien
van een klemveer die de opening van de
deur tot 90 graden beperkt.
fig. 74F F0
0T
T0
01
13
39
9m
m
Het systeem van klemveren
is ontwikkeld voor een beter
gebruikscomfort; bij een botsing of
een windstoot kunnen de veren los-
haken en kunnen de deuren onver-
wacht dichtvallen.
ATTENTIE
fig. 73F F0
0T
T0
01
13
38
8m
m
Schakel dit systeem altijd in
als u kinderen vervoert.
ATTENTIE
KINDERVEILIGHEIDS-
SLOT fig. 73
Hierdoor kunnen de zijschuifdeuren niet
van binnenuit geopend worden.
Het systeem kan alleen worden ingescha-
keld bij geopende zijschuifdeuren:
❒stand 1- systeem ingeschakeld (deur
vergrendeld);
❒stand 2- systeem uitgeschakeld (deur
kan van binnenuit worden geopend).
Het systeem blijft ook ingeschakeld na het
elektrisch ontgrendelen van de portie-
ren/deuren.
Page 66 of 210
Openen/sluiten
eerste deur van buitenaf
Openen: draai de metalen baard van de
sleutel in het slot of druk op knop
∞van de afstandsbediening en trek vervol-
gens de handgreep A-fig. 75in de rich-
ting van de pijl.
Sluiten: draai de metalen baard van de
sleutel in de vergrendelstand of druk op
de knop Ávan de afstandsbediening.Openen in noodgevallen
eerste deur van binnenuit
Van binnenuit met de knop A-fig. 76.
65
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Openen tweede deur
Trek na het openen van de linker deur de
hendel A-fig. 77in de richting van de pijl.
BELANGRIJK Gebruik de handgreep
A-fig. 77uitsluitend in de aangegeven
richting.
fig. 76F F0
0T
T0
00
06
60
0m
mfig. 77F F0
0T
T0
01
14
42
2m
mfig. 75F F0
0T
T0
01
14
40
0m
m
Sluit eerst de rechter deur 2-
fig. 74 volledig en daarna de
linker deur 1-fig. 74. Sluit niet beide
deuren gelijktijdig.
ATTENTIE
Page 67 of 210

66
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
RUITBEDIENING
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING
VOOR (indien aanwezig)
Op het portierpaneel aan bestuurderszij-
de zijn de bedieningsschakelaars fig. 78
gemonteerd waarmee u, als de contact-
sleutel in stand MARstaat, de zijruiten be-
dient:
A:Openen/sluiten linker zijruit
B:Openen/sluiten rechter zijruit
Druk op de schakelaar Aof Bom de ge-
wenste ruit te openen/sluiten.
Druk kort op een van de schakelaars voor
het “stapsgewijs” openen/sluiten van de
ruit; als de schakelaar langer wordt inge-
drukt, wordt de “automatisch continue”
werking ingeschakeld zowel tijdens het
openen als het sluiten. De ruit stopt in de
gewenste stand als u nogmaals op de
schakelaar Aof Bdrukt.
De ruitbediening is voorzien van een
anti-letselfunctie die een eventueel obsta-
kel kan registreren als de ruit sluit. In dat
geval onderbreekt het systeem de ruit-
beweging en wordt de ruitbeweging
onmiddellijk omgekeerd.BELANGRIJK Als de anti-letselfunctie bin-
nen 1 minuut 5 keer inschakelt, dan voert
het systeem automatisch de “recovery”
uit (zelfbescherming). Hierbij gaat de ruit
telkens een klein stukje omhoog totdat de
ruit geheel gesloten is.
Ga voor het herstellen van de juiste wer-
king van het systeem als volgt te werk:
❒open de ruiten;
of
❒draai de contactsleutel in stand STOP
en vervolgens in MAR.
Als er geen storingen zijn, dan werkt de
ruit weer normaal.BELANGRIJK Als de contactsleutel in
stand STOPstaat of is uitgenomen, dan
kunnen de ruiten nog ongeveer 2 minuten
worden bediend. Het systeem wordt ech-
ter onmiddellijk uitgeschakeld als een van
de portieren wordt geopend.
fig. 78F F0
0T
T0
00
04
44
4m
mOnzorgvuldig gebruik van de
elektrische ruitbediening kan
gevaarlijk zijn. Controleer voor en tij-
dens het bedienen van de ruit altijd of
de passagiers niet kunnen worden
verwond door de bewegende ruiten,
hetzij direct door contact met de ruit,
hetzij door voorwerpen die door de
ruit worden meegesleept of geraakt.
ATTENTIE
Verwijder altijd de sleutel uit
het contactslot als u de auto
verlaat, om te voorkomen dat een on-
verwachtse inschakeling van de elek-
trische ruitbediening gevaar oplevert
voor de achtergebleven passagiers.
ATTENTIE
HANDMATIGE RUITBEDIENING
VOOR
Op enkele uitvoeringen moeten de zijrui-
ten voor met de hand worden bediend.
Open of sluit de ruiten met de daarvoor
bestemde slinger.
Page 68 of 210

67
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BAGAGERUIMTE
IN NOODGEVALLEN OPENEN
VAN BINNENUIT
In geval van nood kan de bagageruimte
vanuit het interieur van de auto geopend
worden; ga hiervoor als volgt te werk:
❒open de zijschuifdeur en klap de rug-
leuning van de achterbank neer, zodat
de laadruimte bereikt kan worden
(Combi-uitvoeringen);
of
❒open de zijschuifdeur
(Cargo-uitvoeringen)
❒bedien het mechanisme A-fig. 79aan
de binnenzijde van de rechter achter-
deur;
❒open de linker achterdeur door de be-
treffende handgreep te bedienen (zie de
paragraaf “Portieren” in dit hoofdstuk).
fig. 79F F0
0T
T0
00
06
60
0m
m
Bij het gebruik van de bagage-
ruimte mag het maximum
laadvermogen van de auto nooit over-
schreden worden (zie het hoofdstuk
“Technische gegevens”). Controleer
bovendien of de bagageruimte goed ge-
laden is, om te voorkomen dat een voor-
werp bij bruusk remmen naar voren
schiet en letsel veroorzaakt.
ATTENTIE
Als u in een gebied rijdt waar
brandstof moeilijk verkrijg-
baar is en u daarom reservebrandstof
in een jerrycan wilt vervoeren, dan
dient u zich aan de geldende wetge-
ving te houden. Gebruik alleen een
goedgekeurde jerrycan en bevestig de-
ze op passende wijze. Toch zal bij een
ongeval de kans op brand groter zijn.
ATTENTIE
Page 69 of 210

68
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
HOEDENPLANK VERWIJDEREN
(Combi-uitvoeringen)
De hoedenplank fig. 80bestaat uit twee
delen. Ga voor volledige verwijdering als
volgt te werk:
❒open de achterdeuren;
❒haak de pen A-fig. 82los uit de zitting
en plaats het voorste deel A-fig. 81
omhoog;
❒haak de pennen Ben C-fig. 82los uit
de zittingen en plaats het achterste deel
B-fig. 81omhoog;Als de achterbank volledig is omgeklapt,
verwijder de hoedenplank dan zoals hier-
voor is beschreven en plaats hem dwars
tussen de rugleuningen van de voorstoe-
len en de omgeklapte achterbank.
Voer voor het terugplaatsen van de hoe-
denplank de beschreven handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
fig. 80F F0
0T
T0
00
06
61
1m
mfig. 81
A
A
F F0
0T
T0
00
06
62
2m
mfig. 82
AAA
F F0
0T
T0
00
06
63
3m
m
Het is absoluut verboden de
achterbank met neergeklap-
te rugleuning te gebruiken voor het
vervoer van lading of bagage. De la-
ding kan tegen de rugleuning van de
voorstoelen worden geworpen, waar-
door de inzittenden ernstig kunnen
worden verwond.
ATTENTIE
Page 70 of 210

69
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BAGAGERUIMTE VERGROTEN
Ga als volgt te werk:
❒open de achterdeuren en verwijder de
hoedenplank (zie de aanwijzingen in de
vorige paragraaf);
❒laat de hoofdsteunen van de achterbank
geheel zakken;
❒plaats de veiligheidsgordel opzij en con-
troleer of de gordel niet gespannen is
of gedraaid zit;
❒trek de borghendel van de rugleuning A-
fig. 83omhoog en kantel de rugleuning
naar voren, zodat een vlakke laadruimte
ontstaat. Als de borghendel omhoog
staat, is er een “rode band” Bzichtbaar;❒om de capaciteit van de laadruimte ver-
der te vergroten, moet u aan het lipje
A-fig. 84achter de rugleuning van de
achterbank trekken en de zitting en rug-
leuning neerklappen fig. 85;Achterbank verwijderen
Indien lading met ongewone afmetingen
moet worden vervoerd, kan de laadruim-
te verder worden vergroot door de
achterbank te verwijderen.
Na het neerklappen van de achterbank zo-
als hiervoor beschreven, moet u de twee
beugels A-fig. 86aan de zijkant onder de
achterbank bedienen (een per zijde).
Achterbank terugplaatsen
Ga als volgt te werk:
❒controleer of de veiligheidsgordels goed
in de betreffende geleidebeugels zitten;
❒kantel de zitting terug en controleer of
deze goed vastgehaakt is;
❒zet de rugleuning weer rechtop en con-
troleer of hij goed vastgehaakt zit.
fig. 83
AB
F F0
0T
T0
00
06
64
4m
mfig. 84F F0
0T
T0
00
06
65
5m
m
fig. 85F F0
0T
T0
00
06
66
6m
m
fig. 86
AA
F F0
0T
T0
01
19
99
9m
m
Page 71 of 210
70
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
fig. 89F F0
0T
T0
00
04
45
5m
m
fig. 90F F0
0T
T0
00
06
67
7m
m
fig. 91
A
F F0
0T
T0
02
21
16
6m
m
Controleer of de armen van de
ruitenwissers tegen de ruit aan-
staan voordat u de motorkap optilt.
ATTENTIE
LADING VASTZETTEN
Er zijn voor de bevestiging van de lading
haken op de laadvloer aanwezig (het aan-
tal is afhankelijk van de uitvoering).
fig. 87: Cargo-uitvoeringen;
fig. 88: Combi-uitvoeringen.
MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de hendel A-fig. 89in de richting
van de pijl;
❒trek aan het hendeltje B-fig. 90en til
de motorkap omhoog;
❒open de motorkap;
❒plaats de steunstang van de motorkap
A-fig. 91omhoog totdat hij hoorbaar
vergrendelt;
fig. 87F F0
0T
T0
00
05
57
7m
m
fig. 88F F0
0T
T0
00
05
58
8m
m
Page 72 of 210

SLUITEN
Ga als volgt te werk:
❒houd de motorkap met een hand om-
hoog, trek met de andere het mecha-
nisme A-fig. 92naar u toe en laat de
stang Bzakken;
❒laat de motorkap tot op ongeveer 20
cm van de motorruimte zakken, laat de
motorkap vallen en controleer of de
motorkap goed is gesloten door hem
op te tillen. De motorkap mag niet al-
leen door de beveiliging vergrendeld
zijn. Druk in dit laatste geval de
motorkap niet dicht, maar til hem op-
nieuw op en herhaal de handeling.BELANGRIJK Onder de motorkap be-
vindt zich een plaatje met een korte sa-
menvatting van de hiervoor beschreven
handelingen voor het openen/sluiten van
de motorkap (zie fig. 92a).
Om veiligheidsredenen moet
de motorkap tijdens het rijden
altijd goed gesloten zijn. Controleer
daarom altijd of de motorkap goed
vergrendeld is. Als u tijdens het rijden
merkt dat de motorkap niet goed is
vergrendeld, stop dan onmiddellijk en
sluit de motorkap op de juiste wijze.
ATTENTIE
71
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
fig. 92
A
B
F F0
0T
T0
02
21
17
7m
mfig. 92a
F0Q0603m
12
CLACK
=
OK
PUSH TO OPEN12
PULL TO CLOSE
F F0
0T
T0
02
21
15
5m
m