Page 97 of 210

FRONTAIRBAGS
De auto is voorzien van frontairbags voor
de bestuurder en de passagier (indien aan-
wezig).
FRONTAIRBAGS
De frontairbags voor de bestuurder en de
passagier (indien aanwezig) beschermen de
inzittenden voor bij middelzware en zware
frontale botsingen, door het opblazen van
een luchtkussen tussen de inzittende en het
stuurwiel of het dashboard.
Als de airbags niet worden geactiveerd bij
andere soorten botsingen (zijdelings, van
achter, over de kop slaan enz), betekent dit
niet dat het systeem niet goed functioneert.
Bij een frontale botsing zorgt een regel-
eenheid ervoor, indien nodig, dat het kus-
sen wordt opgeblazen.
Het kussen blaast onmiddellijk op, waar-
door het lichaam van de inzittenden voor
wordt opgevangen en de kans op letsel be-
perkt wordt. Direct daarna loopt het kus-
sen weer leeg.
De frontairbags voor de bestuurder en pas-
sagier (indien aanwezig) zijn geen vervan-
ging voor de veiligheidsgordels, maar een
aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgor-
dels. Bovendien is het dragen van veilig-
heidsgordels wettelijk verplicht in Europa
(en in de meeste landen daarbuiten).Bij een ongeval kan een inzittende die geen
veiligheidsgordel heeft omgelegd, in con-
tact komen met een airbag die nog niet
volledig opgeblazen is. Hierdoor wordt de
inzittende minder door de airbag be-
schermd.
De frontairbags kunnen in de volgende ge-
vallen niet worden geactiveerd:
❒bij frontale botsingen, met een ander
deel van de auto dan het front, tegen
makkelijk vervormbare objecten (bijv.
als het voorspatbord tegen de vangrail
komt);
❒als de auto onder andere auto’s of vei-
ligheidsvoorzieningen schuift (bijvoor-
beeld onder vrachtwagens of de vang-
rail);
omdat geen enkele aanvullende bescher-
ming wordt geboden op de veiligheids-
gordels. Als de airbags in deze gevallen niet
geactiveerd worden, betekent dit niet dat
het systeem niet goed functioneert.
96
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
Plaats geen stickers of andere
objecten op het stuurwiel, op
het dashboard ter hoogte van de air-
bag aan passagierszijde of op de stoe-
len. Plaats geen voorwerpen op het
dashboard aan de passagierszijde (bijv.
een mobiele telefoon), omdat deze het
correct openen van de airbag aan pas-
sagierszijde kunnen hinderen en de in-
zittenden ernstig kunnen verwonden.
ATTENTIE
De frontairbags aan bestuurders- en pas-
sagierszijde zijn ontworpen voor een op-
timale bescherming van de inzittenden voor
met omgelegde veiligheidsgordels.
Als de airbags volledig opgeblazen zijn, vul-
len zij het grootste deel van de ruimte tus-
sen het stuurwiel en de bestuurder en het
dashboard en de voorpassagier.
Bij lichte frontale aanrijdingen (waarbij de
werking van de veiligheidsgordel vol-
doende is) worden de airbags niet geacti-
veerd. Daarom moeten de veiligheidsgor-
dels altijd worden gedragen; ook omdat
ze bij frontale aanrijdingen er altijd voor
zorgen dat de inzittende in de juiste stand
wordt gehouden.
Page 98 of 210

97
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
FRONTAIRBAG AAN
BESTUURDERSZIJDE fig. 14
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen
dat in een daarvoor bestemde ruimte in
het midden van het stuurwiel is geplaatst.
fig. 14F0T0052m
fig. 15F0T0033m
FRONTAIRBAG AAN
PASSAGIERSZIJDE
(indien aanwezig) fig. 15
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen
met een groter volume dan dat aan be-
stuurderszijde. Het kussen is in een daar-
voor bestemde ruimte in het dashboard
geplaatst.
Monteer absoluut geen kin-
derzitje achterstevoren op de
passagiersstoel voor als de
frontairbag aan passagierszij-
de is ingeschakeld. Als bij een
ongeval de airbag in werking treedt
(opblaast), kan dit ernstig letsel en
zelfs de dood tot gevolg hebben. Als er
geen andere mogelijkheid is, moet in
ieder geval de airbag aan passagiers-
zijde uitgeschakeld worden als het kin-
derzitje op de passagiersstoel voor
wordt geplaatst. Bovendien moet de
stoel zo ver mogelijk naar achteren zijn
geschoven om te voorkomen dat het
kinderzitje eventueel in aanraking
komt met het dashboard. Ook als het
niet wettelijk verplicht is, raden wij u
aan, voor een optimale bescherming
van de volwassenen, de airbag onmid-
dellijk weer in te schakelen zodra er
geen kinderen meer vervoerd worden.
ATTENTIE
FRONTAIRBAG EN ZIJ-AIRBAG
(sidebag) (indien aanwezig) AAN
PASSAGIERSZIJDE HANDMATIG
UITSCHAKELEN
Als het absoluut noodzakelijk is een kind
op de passagiersstoel voor te vervoeren,
moeten de frontairbag en de zij-airbag
(sidebag) (indien aanwezig) aan passa-
gierszijde worden uitgeschakeld.
Het waarschuwingslampje
“op het dash-
board blijft continu branden totdat de
frontairbag en de zij-airbag (sidebag) (in-
dien aanwezig) aan passagierszijde op-
nieuw worden ingeschakeld.
BELANGRIJK Raadpleeg voor het hand-
matig uitschakelen van de frontairbag en
zij-airbag (sidebag) (indien aanwezig) aan
passagierszijde, de paragrafen “Digitaal dis-
play” en “Multifunctioneel display” in het
hoofdstuk “Dashboard en bediening”.
Page 99 of 210

98
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
ZIJ-AIRBAGS
(sidebags)
(indien aanwezig)
Bij enkele uitvoeringen is de auto uitgerust
met zij-airbags voor (sidebags voor) aan
bestuurders- en aan passagierszijde voor
bescherming van borst-bekken.
De zij-airbags beschermen de inzittenden
bij middelzware en zware zijdelingse aan-
rijdingen, door het opblazen van een lucht-
kussen tussen de inzittende en de interi-
eurdelen aan de zijkant van de auto.
Als de zij-airbags niet worden geactiveerd
bij andere soorten botsingen (frontaal, van
achter, over de kop slaan enz.), betekent
dit niet dat het systeem niet goed func-
tioneert.
Bij een zijdelingse aanrijding zorgt een re-
geleenheid ervoor, indien nodig, dat de
kussens worden opgeblazen. De kussens
blazen onmiddellijk op, waardoor het li-
chaam van de inzittenden wordt opge-
vangen en de kans op letsel beperkt
wordt. Direct daarna lopen de kussens
weer leeg.De zij-airbags zijn geen vervanging voor de
veiligheidsgordels, maar een aanvulling.
Draag dus altijd veiligheidsgordels.
Bovendien is het dragen van veiligheids-
gordels wettelijk verplicht in Europa (en
in de meeste landen daarbuiten).
Daarom is het gebruik van de veiligheids-
gordels absoluut noodzakelijk, want de
gordel houdt de inzittende bij een zijde-
lingse botsing in de juiste positie en voor-
komt dat de inzittende uit de auto wordt
geslingerd bij zware botsingen.SIDEBAGS fig. 16
(indien aanwezig)
De sidebag is een kussen dat zich snel op-
blaast en bevindt zich in de rugleuning van
de voorstoel. De sidebag heeft tot doel
het bovenlichaam en het bekken van de in-
zittenden te beschermen bij middelzware
en zware zijdelingse aanrijdingen.
BELANGRIJK De inzittende wordt bij een
zijdelingse botsing optimaal door het
systeem beschermd als hij/zij in de juiste
positie in de stoel zit. Hierdoor kan de
sidebag op de juiste wijze worden opge-
blazen.
BELANGRIJK De stoelen mogen niet met
water worden afgenomen of met stoom
worden gereinigd (met de hand of in een
automatisch wasapparaat).
fig. 16F0T0180m
Page 100 of 210

99
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
Aan het einde van de lange levensduur van
uw auto, moet u contact opnemen met de
Fiat-dealer om het systeem buiten werking
te laten stellen. Bovendien moet bij ver-
koop van de auto de nieuwe eigenaar op
de hoogte gesteld worden van het gebruik
en de instructies, en moet hij het instruc-
tieboekje ontvangen.
Het in werking treden van de gordel-
spanners, de frontairbags en de zij-airbags
voor wordt door de elektronische regel-
eenheid bepaald, afhankelijk van het type
ongeval. Als een van deze onderdelen niet
in werking treedt, dan duidt dat niet op
een storing in het systeem.
Als het lampje ¬niet gaat
branden als u de contact-
sleutel in stand MAR draait of blijft
branden tijdens het rijden (op enke-
le uitvoeringen verschijnt ook een be-
richt op het display), dan is er moge-
lijk een storing in de veiligheidssyste-
men; in dat geval kunnen de airbags
of gordelspanners niet geactiveerd
worden bij een ongeval of, in een zeer
beperkt aantal gevallen, niet op de
juiste wijze geactiveerd worden. Voor-
dat u verder rijdt, dient u contact op
te nemen met de Fiat-dealer om het
systeem direct te laten controleren.
ATTENTIE
De geldigheidsduur van de
pyrotechnische lading en die
van het spiraalmechanisme zijn ver-
meld op het betreffende plaatje in
het dashboardkastje. Laat ze voor het
verstrijken van deze termijn door de
Fiat-dealer vervangen.
ATTENTIE
Reis niet met voorwerpen op
schoot of voor de borst en
houd vooral geen pijp, potlood enz.
in de mond. Bij een ongeval waarbij
de airbag in werking treedt, kan dit
ernstig letsel veroorzaken.
ATTENTIE
ALGEMENE OPMERKINGEN
De frontairbags en/of zij-airbags (indien
aanwezig) kunnen ook worden geacti-
veerd bij krachtige stoten aan de onder-
zijde van de carrosserie, bijvoorbeeld bij
zware botsingen tegen drempels of stoep-
randen of obstakels op het wegdek of als
de auto terecht komt in grote gaten of
verzakkingen in het wegdek.
Als de airbag in werking treedt, ontsnapt
een beetje rook. Deze rook is niet schade-
lijk en duidt niet op brand; bovendien kan
het oppervlak van het opgeblazen kussen
en het interieur van de auto bedekt zijn
met een laagje poeder: dit poeder kan de
huid en de ogen irriteren. Als u hiermee in
aanraking bent gekomen, moet u zich met
neutrale zeep en water wassen.
Na een ongeval waarbij een of meerdere
veiligheidssystemen zijn geactiveerd, dient
u contact op te nemen met de Fiat-dealer
om de geactiveerde systemen te laten ver-
vangen en de werking van het systeem te
laten controleren.
Alle controlewerkzaamheden, reparaties
en de vervanging van de airbag moeten
door de Fiat-dealer worden uitgevoerd.
Page 101 of 210

100
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait, gaat het
lampje
¬(met ingeschakelde front-
airbag aan passagierszijde) enige
seconden branden en vervolgens
enige seconden knipperen, om aan te
geven dat de airbag aan passagiers-
zijde bij een ongeval wordt ge-
activeerd. Hierna moet het lampje
doven.
ATTENTIE
De frontairbag treedt in wer-
king als de botsing zwaarder
is dan een botsing waarbij alleen de
gordelspanners worden geactiveerd.
Bij aanrijdingen die tussen die twee
drempelwaarden in liggen, treden
alleen de gordelspanners in werking.
ATTENTIE
De airbag is geen vervanging
voor de veiligheidsgordels,
maar een aanvulling. Omdat de front-
airbags niet worden geactiveerd bij
frontale botsingen bij lage snelheid,
bij zijdelingse aanrijdingen en als de
auto van achter wordt aangereden of
over de kop slaat, worden in deze ge-
vallen de inzittenden uitsluitend door
de veiligheidsgordels beschermd. De
gordels moeten dus altijd gedragen
worden.
ATTENTIE
Als de contactsleutel in stand
MAR staat, kan, ook bij uit-
gezette motor, de airbag inschakelen
als de auto stilstaat en de auto wordt
aangereden door een andere auto die
met voldoende snelheid rijdt. Daarom
mogen, ook als de auto stilstaat, ab-
soluut geen kinderen op de passa-
giersstoel voor worden geplaatst. Als
de contactsleutel echter in stand
STOP staat, wordt bij een ongeval
geen enkel beveiligingssysteem (airbag
of gordelspanners) geactiveerd; als
een systeem niet in werking treedt, be-
tekent dit niet dat het systeem niet
goed werkt.
ATTENTIE
Laat bij diefstal of een
poging tot diefstal, bij be-
schadiging of als de auto bij een over-
stroming onder water is geweest, het
airbagsysteem door een Fiat-dealer
controleren.
ATTENTIE
Page 102 of 210
101
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
MOTOR STARTEN ............................................................. 102
HANDREM ............................................................................ 104
GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK ...................... 105
BRANDSTOFBESPARING ................................................. 106
TREKKEN VAN AANHANGERS...................................... 108
WINTERBANDEN .............................................................. 109
SNEEUWKETTINGEN ....................................................... 110
AUTO LANGERE TIJD STALLEN ................................... 110
S
S S S
T T T T
A A A A
R R R R
T T T T
E E E E
N N N N
E E E E
N N N N
R R R R
I I I I
J J J J
D D D D
E E E E
N N N N
Page 103 of 210

MOTOR STARTEN
De auto is uitgerust met een elektronische
startblokkering: zie bij startproblemen de
paragraaf “Fiat CODE” in het hoofdstuk
“Dashboard en bediening”.
Direct na het starten van de motor, voor-
al als de auto langere tijd niet is gebruikt,
kan de motor iets meer geluid produce-
ren. Dit geluid, dat niet schadelijk is voor
de werking van de motor, wordt veroor-
zaakt door de hydraulische klepstoters:
het distributiesysteem op de benzine-
motor van de auto, dat bijdraagt aan een
vermindering van de onderhoudswerk-
zaamheden.
102
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrijstand;
❒trap het koppelingspedaal geheel in,
zonder het gaspedaal in te trappen;
❒draai de contactsleutel in stand AVV
en laat de sleutel los zodra de motor
is aangeslagen.
Als de motor bij de eerste poging niet
aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien in
stand STOPvoordat u opnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand MAR
het controlelampje Ysamen met het
waarschuwingslampje Ublijft branden,
raden wij u aan de sleutel in stand STOP
te draaien en vervolgens weer in stand
MAR; als het lampje nog steeds blijft bran-
den, probeer het dan met de andere ge-
leverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, voer dan
zelf een noodstart uit (zie “Noodstart” in
het hoofdstuk “Noodgevallen”) en wendt
u tot de Fiat-dealer. Het verdient aanbeveling om
gedurende de eerste kilo-
meters niet de maximale
prestaties van uw auto te
eisen (bijv. snel accelereren, langdurig
rijden met hoge toerentallen, krachtig
remmen enz.).Laat de contactsleutel niet in
stand MAR staan als de
motor stilstaat, zodat de
accu niet onnodig wordt ont-
laden.
Houd er rekening mee dat de
rem- en de stuurbekrachti-
ging niet werken zolang de motor niet
is aangeslagen, waardoor meer
kracht nodig is voor de bediening van
het rempedaal en het stuur.
ATTENTIE
Het is zeer gevaarlijk om de
motor in afgesloten ruimten te
laten draaien. De motor verbruikt zuur-
stof en produceert kooldioxide, kool-
monoxide en andere giftige gassen.
ATTENTIE
Page 104 of 210

103
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
DIESELMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrijstand;
❒draai de contactsleutel in stand MAR:
op het instrumentenpaneel gaan de
controlelampjes Yen
mbranden;
❒wacht tot de lampjes Yen
mge-
doofd zijn. Hoe warmer de motor, hoe
sneller het lampje dooft;
❒trap het koppelingspedaal geheel in,
zonder het gaspedaal in te trappen;
❒draai de contactsleutel in stand AVV
direct nadat het lampje
mgedoofd is.
Als u te lang wacht, zijn de voorgloei-
bougies weer afgekoeld.
Laat de sleutel los zodra de motor is aan-
geslagen.
BELANGRIJK Bij een koude motor mag
het gaspedaal niet worden ingetrapt als u
de contactsleutel in stand AVVdraait.Als de motor bij de eerste poging niet
aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien in
stand STOPvoordat u opnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand MAR
het lampje Yop het instrumentenpaneel
blijft branden, raden wij u aan de sleutel in
stand STOPte draaien en vervolgens
weer in stand MAR; als het lampje nog
steeds blijft branden, probeer het dan met
de andere geleverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, wendt u
dan tot de Fiat-dealer.
Als het lampje mgedurende
60 seconden gaat knipperen
na het starten of tijdens een
langdurige startpoging, dan
duidt dat op een storing in het voor-
gloeisysteem. Als de motor aanslaat,
kunt u de auto op de gewone manier
gebruiken, maar wendt u zo snel
mogelijk tot de Fiat-dealer.
MOTOR OPWARMEN
NA HET STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒rijd rustig weg, laat de motor niet met
hoge toerentallen draaien en trap het
gaspedaal niet bruusk in;
❒verlang de eerste kilometers geen maxi-
male prestaties. Wij raden u aan te
wachten tot de wijzernaald van de koel-
vloeistoftemperatuurmeter begint te
bewegen.
NOODSTART
Als het lampje Yop het instrumenten-
paneel constant blijft branden, kan een
noodstart worden uitgevoerd met de
code die op de CODE-card staat vermeld
(zie het hoofdstuk “Noodgevallen”).
Probeer auto’s nooit te star-
ten door ze aan te duwen, te
slepen of van een helling af te
laten rijden. Op die wijze kan
er onverbrande brandstof in de kataly-
sator terechtkomen, waardoor deze
onherstelbaar zal beschadigen.