Page 129 of 217

HET RIJDEN MET UW HYUNDAI 2- 21
SC190A1-FX HET GEBRUIK VAN DE VERLICHTING Controleer de verlichting regelmatig
en houd de lampglazen schoon. Bij slecht zicht overdag is het aan te bevelen het dimlicht in te schakelen.Hierdoor ziet u niet alleen beter, maar wordt u ook beter gezien.
SC200A1-FXRIJDEN MET AANHANGER OF
SLEPEN
Bij het slepen of voor het rijden met
een aanhanger moeten de wettelijkevoorschriften worden opgevolgd. Deze voorschriften wijzigen van land totland. Raadpleeg uw Hyundai dealer voor nadere informatie.
LET OP:
Verleen met uw auto geen
sleephulp tijdens de eerste 2000 km, zodat de motor goed kan inrijden.
Als deze raadgeving niet wordt
opgevolgd kan het ernstige schade aan motor en transmissie totgevolg hebben.
! YC200C4-AX Remsysteem aanhangwagen Als uw aanhanger voorzien is van
een remsysteem, moet dit voldoen aan de wettelijke voorschriften. Zorg ervoor dat het op de juiste manier is gemonteerd en dat het goed werkt. YC200B2-AX Trekhaken Kies een trekhaak die geschikt is voor de aanhanger die getrokken moet worden. De gemonteerde trekhaak moet de kogeldrukgelijkmatig overbrengen op het chas- sis van de wagen. De trekhaak moet stevig worden aangebracht door een hiervoor bevoegd bedrijf. GEBRUIK GEENTREKHAAK VOOR TIJDELIJKE MONTAGE EN GEBRUIK NOOIT EEN TREKHAAK DIE ALLEEN AANDE BUMPER IS GEMONTEERD.
N.B.: Als met een aanhanger wordt gereden moeten tengevolge van de extra belasting de onderhoud-swerkzaamheden met kortere tussenpozen worden uitgevoerd. Zie hoofdstuk "Onderhouds-voorschriften" bij "Onderhoud onder zware bedrijfsomstan- digheden" op bladzijde 5-7.
LET OP:
o Sluit nooit het remsysteem van de aanhanger rechtstreeks aan op het remsysteem van de wagen.
o Bij bet rijden met een aanhanger op een steile helling (meer dan6%) moet worden gelet op dekoelvloeistoftemperatuurmeter. Mocht de naald van de meter zich voorbij "H" (HOT) bewegen,dan moet zo snel mogelijk worden gestopt. Laat de motor vervolgens stationair draaien tothij is afgekoeld.
!
TB holl-2.p65 7/9/2007, 11:55 AM
21
Page 130 of 217

2- 22 HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
Kogeldruk Totaal
aanhangergewicht
C190E01L
C190E02TB-GXT Maximum aanhangergewicht De kogeldruk kan gewijzigd worden
door het gewicht in de aanhanger te verdelen. Controleer de verdeling vanhet gewicht door het totale gewicht en de kogeldruk te meten.
N.B.:
1. Zorg ervoor dat zich nooit meer gewicht in het achterste deel van de aanhanger bevindt dan in het voorste deel. Ca. 60% van het gewicht moet zich in hetvoorste deel van de aanhanger bevinden, de overige 40% in het achterste deel.
2. Het totale voertuiggewicht met
aangekoppelde aanhanger maghet toegestane totaalgewicht (GVWR) niet overschrijden. Dit totaalgewicht is te vinden ophet identificatieplaatje (zie blz. 8-2). Het totaalgewicht bestaat uit de gewichten van de wagen,bestuurder, passagiers en bagage, lading, trekhaak, kogeldruk en eventuele acce-ssoires.
3. De voor-en achterasbelastingen
mogen de toegestane asbelas-tingen (GAWR) niet overschrij- den. De toegestane asbelastingen zijnte vinden op het identificatieplaatje (zie blz. 8-1).Het is mogelijk dat het totaalgewicht beneden de toegestane waarde blijft maardat de asbelasting wordt overschreden. Onjuiste belading van de aanhanger en/of teveelgewicht in de bagageruimte kan de achteras te zwaar belasten. Verplaats in dit geval debelading en controleer de asbelasting opnieuw.
4. De maximum toelaatbare verticale belasting op de trekhaak bedraagt : 44kg
C190E02L
Totaal asgewicht
Totaal
autogewicht
YC200D2-AX Veiligheidskabel Wanneer de verbinding tussen de trekhaak en de aanhanger verbroken mocht worden, kunnen gevaarlijke situaties ontstaan voor het verkeer.De aanhanger kan zelfs van de rijbaan geraken. Om deze gevaarlijke situaties te voorkomen is eenveiligheidskabel tussen de wagen en de aanhanger verplicht.
TB holl-2.p65
7/9/2007, 11:55 AM
22
Page 131 of 217

HET RIJDEN MET UW HYUNDAI 2- 23
!
Max.
aanhangergewicht
5. Maximum toelaatbare overbouw
van trekhaak : 690mm. kg
LET OP:
De volgende specificaties worden aanbevolen bij het rijden met aanhanger. Het gewicht van debeladen aanhanger mag de onderstaande waarde om veilig- heidsredenen niet overschrijden.
! Trekstand
44
Omgeremd Aanhangwagen
700
1.000
1.100 1.100 900
1.100
450
Handges-
chakelde
versnell-ingsbak
Automatische transmissie
1,1L 1,4L1,6L
Diesel
1,4L1,6L
Ger- emd
WAARSCHUWING:
Het onjuist beladen van de
aanhanger en de wagen kan het rijgedrag en het remvermogennadelig beïnvloeden. Hierdoor kunnen ongevallen ontstaan die tot ernstige verwondingen kunnenleiden. C190F02A-GXT Tips voor het rijden met aanhanger of het slepen van eenauto
1. Controleer vóór het wegrijden de
trekhaak, de veiligheidskabel en de werking van de normale verlichting, de remlichten en de richtingaanwijzers van deaanhanger.
2. Rijd met aangepaste snelheid
(maximaal 80 km/h).
3. Rijden met een aanhanger kost
meer brandstof dan rijden zonderaanhanger.
4. Om gebruik te kunnen maken van het remmend vermogen van de motor en om te zorgen dat de accu goed geladen blijft, mag erniet gereden worden in de vijfde versnelling (handgeschakelde versnelling-sbak) of in overdrive(automatische transmissie).
5. Zorg ervoor dat de belading van
de aanhanger goed vast zit omschuiven van de belading tijdens het rijden te voorkomen.
6. Controleer de bandenspanning van de wagen en de aanhanger. Te lage bandenspanning kan hetrijgedrag nadelig beïnvloeden.
HTB312
Bevestigingspunt
TB holl-2.p65
7/9/2007, 11:55 AM
23
Page 132 of 217

2- 24 HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
aanhangerrem handmatig om de werking te controleren. Op deze manier kunnen tegelijkertijd deelektrische verbindingen getest worden.
10.Controleer tijdens de rit regelmatig de bevestiging van de lading, de werking van de verlichting en deremmen.
11.Vermijd ruw wegrijden, fel
accelereren en bruusk afremmen.
12.Vermijd scherpe bochten en het
snel veranderen van rijstrook.
13.Vermijd het langdurig of vaak afremmen. Hierdoor kunnen deremmen oververhit raken waardoorde remwerking afneemt.
14.Schakel bij het afdalen van een helling naar een lagere versnelling om gebruik te maken van de remmende werking van de motor. Bij langdurig heuvelopwaarts rijden moet worden teruggeschakeld naar een lagere versnelling en metgematigde snelheid worden gereden om de kans op overbelasting en oververhitting vande motor te verkleinen. 15. Houd de wagen tijdens een stop
bij heuvelopwaarts rijden niet opzijn plaats door gas te geven.Hierdoor kan de automatische transmissie oververhit raken. Gebruik de voetrem of deparkeerrem.
N.B.: Controleer bij het rijden met
aanhanger de olie in de transmissie vaker.
!
Controleer ook de bandenspanning van het reservewiel.
7. De wagen/aanhanger-combinatie heeft meer last van zijwind en turbulentie. Als u gepasseerd wordtdoor een groot voertuig, houd dan de snelheid constant en het stuur rechtuit. Verminder snelheid als dewervelingen te sterk zijn om zo uit de turbulentie van het andere voertuig te komen.
8. Neem bij het parkeren van de wagen/aanhanger-combinatie,vooral op een helling, alle normalevoorzorgsmaatregelen in acht. Draai de voorwielen richting stoeprand, trek de parkeerremstevig aan en schakel de eerste of achteruitversnelling in (handgeschakelde versnellingsbak)of de parkeerstand (automatische transmissie). Breng bovendien wielblokken aan voor de wielenvan de aanhanger.
9. Als de aanhanger is voorzien van een elektrisch remsysteem moet de remwerking als volgt gecontroleerd worden: breng dewagen/aanhanger-combinatie in beweging en bedien de LET OP:
Als bij het rijden met aanhanger
oververhitting plaatsvindt (temper-atuurmeter gaat naar het rode gebied), kunnen de volgendemaatregelen de oververhitting verminderen of opheffen:
1. Zet de airconditioning uit.
2. Matig de snelheid.
3. Schakel bij het heuvelopwaar- tsrijden een lagere versnelling in.
4. Laat de motor bij fileverkeer
tijdens stilstaan versneldstationair draaien met de transmissie in neutraal of de parkeerstand.
TB holl-2.p65 7/9/2007, 11:55 AM
24
Page 133 of 217
3. IN GEVAL VAN PECH
ALS DE MOTOR NIET AANSLAAT ................................................ 3-2
STARTEN MET HULPSTARTKABELS .......................................... 3-3
ALS DE MOTOR TE HEET WORDT .............................................. 3-4 RESERVEWIEL............................................................................... 3-5
HANDELINGEN BIJ EEN LEKKE BAND ....................................... 3-7 ALS UW AUTO MOET WORDEN GESLEEPT ............................3-11
SLEPEN IN GEVAL VAN NOOD .................................................. 3-13
BIJ VERLIES VAN SLEUTELS ..................................................... 3-14
3
TB holl-3.p65 7/9/2007, 11:55 AM
1
Page 134 of 217

3- 2 IN GEVAL VAN PECH
SD020A1-FX ALS DE MOTOR NIET AANSLAAT SD020B1-FX Als de startmotor niet of langzaam ronddraait
1. Let er bij een automatische transmissie op dat de keuzehandel in de stand "N" of "P" staat. Trekde handrem aan.
2. Controleer of de accupolen schoon zijn en de klemmen goed vast zitten.
3. Schakel de interieurverlichting in. Als de verlichting zwakker wordt ofuitgaat bij het starten van de mo- tor, is de accu ontladen.
4. Probeer de motor niet te starten
door de wagen aan te duwen of teslepen. Zie de richtlijnen voor "Starten met hulpstartkabels" op de volgende pagina's. SD020C1-FX Als de startmotor ronddraait,
maar de motor slaat niet aan:
1. Controleer het brandstofpeil.
2. Controleer alle aansluitingen, op de bobine en de bougies.Vervang loszittende aansluitingen.
3. Controleer de brandstofleiding in de motorruimte.
4. Als de motor nog niet aanslaat, neem dan contact op met uw Hyundai dealer.
LET OP:
De motor mag niet worden gestartdoor de wagen te duwen of te slepen.Dit kan schade veroorzaken.Bovendien kan door het aanduwenof-slepen de katalysator te heet worden waardoor brandgevaar ontstaat.
!
HTB165 HTB221
TB holl-3.p65
7/9/2007, 11:55 AM
2
Page 135 of 217

IN GEVAL VAN PECH 3- 3
!
HTB218
AD020D1-AX Wat te doen als de motor tijdens
het rijden afslaat
1. Laat de snelheid geleidelijk afnemen, blijf rechtuitrijden. Zet de wagen langs de kant wan de weg op een veilige plaats.
2. Schakel de waarschuwings- knipperlichten in.
3. Probeer de motor te starten. Als de motor niet aanslaat, raadpleegdan "ALS DE MOTOR NIETAANSLAAT".
D020A02A-AXT STARTEN MET HULPSTART- KABELS WAARSCHUWING:
Het starten met hulpstartkabels kan
gevaarlijk zijn. Het niet exact opvolgen van de richtlijnen kanernstige verwondingen of schade aan de wagen tot gevolg hebben! Roep in geval van twijfel des-kundige hulp in. Accu's bevatten zwavelzuur dat giftig en in hoge mate corrosief is. Draag bij hetstarten met hulpstartkabels een bril en let erop dat accuvloeistof niet in aanraking komt met de huid, uw kleding of de wagen.
Hulpaccu
Ontladen accu o Als hulpaccu moet een 12-volt accu
worden gebruikt. Probeer in geval van twijfel de wagen niet te startenm.b.v. hulpstartkabels.
o Volg bij het starten m.b.v. hulpstartkabels en een ontladen accu de volgende richtlijnen exact op:
1. Staat de hulpaccu in een andere wagen, dan mogen de twee wagens niet met elkaar in aanraking komen.
2. Schakel alle onnodige verlichting en accessoires in beide wagensuit.
3. Start de motor van de wagen met de hulpaccu en laat deze enkeleminuten draaien. Laat de motor in deze wagen tijdens het starten m.b.v. startkabels draaien met2000 t/min.
4. Sluit de klemmen van de hulpstartkabel aan in de volgordezoals in de afbeelding wordt weergegeven. Sluit één klem van de hulpstartkabel aan op depluspool of kabel van de ontladen accu. Sluit vervolgens het andere eind van dezelfde kabel aan op depluspool of kabel van de hulpaccu.
o Als accuzuur op de huid of in de
ogen komt, spoel dan de desbetreffende plaats gedurende tenminste 15 minuten met wateraf. Raadpleeg direct een arts. Moet u naar een eerste hulppost worden vervoerd, houd de desbetreffendeplaats dan m.b.v. een spons of doek met water nat.
o Bij het starten met hulpstartkabels produceert een accu een explosiefgas. Rook niet en voorkom open vuur of vonken.
TB holl-3.p65 7/9/2007, 11:55 AM
3
Page 136 of 217

3- 4 IN GEVAL VAN PECH
!
Sluit vervolgens één klem van de andere kabel aan op de negatieve (min) pool of kabel van de hulpaccu.Sluit vervolgens het andere eind van de kabel aan op een massief metalen gedeelte van de motor.Sluit de kabel niet aan op een bewegend gedeelte.
5. Start de motor. Laat nadat de mo- tor is aangeslagen de hulpstartkabels aangesloten en laatde motor enkele minuten draaien met 2000 t/min.
6. Verwijder voorzichtig de hulpstartkabels in omgekeerdevolgorde van aansluiten.
Bij onzekerheid omtrent de reden vande ontladen accu, moet u het laadsysteem laten controleren dooruw Hyundai dealer. 4. Controleer of de V-riem van de
waterpomp ontbreekt. Is dit niethet geval controleer dan of dezestrak zit. Is de V-riem in orde, controleer dan de radiateur, de slangen en onder de wagen opkoelvloeistoflekkage.(Is de airconditioning ingeschakeldgeweest, dan is het gebruikelijk dat er koud water uitstroomt).
D030A02TB-AXTALS DE MOTOR TE HEET WORDT Staat de koelvloeistoftemperatuur-
meter te hoog, levert de motor weinig vermogen of "pingelt" de motor, dan is de motor waarschijnlijk te heet. Gadan als volgt te werk:
1. Breng de wagen zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stilstand.
2. Plaats bij een automatische transmissie de keuzehandel in stand "P" of bij een handges-chakelde versnellingsbak de versnellingshandel in neutraal en trek de handrem aan. Schakeleventueel de airconditioning uit.
3. Bij koelvloeistoflekkage of stoomvorming onder de motorkap;zet de motor dan af. Wacht met het openen van de motorkap tot geen koelvloeistof meer weglekten geen stoom zichtbaar is.Is er geen merkbaar verlies vankoelvloeistof en geen stoom, laat de motor dan draaien en controleer of de ventilator werkt. Is dit niethet geval zet dan de motor af. WAARSCHUWING:
Houd uw handen uit de buurt vanbewegende delen zoals de ventila- tor en V-riemen terwijl de motor draait.
TB holl-3.p65 7/9/2007, 11:55 AM
4