Page 57 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
2
3
4
5
67
8
9
DAU20070
Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistofni-
veau worden gecontroleerd. Ook moet
de koelvloeistof worden ververst vol-
gens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU20101
Controleren van het koelvloeistofni-
veau
1. Zet de machine op de middenbok.
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet wor-
den gecontroleerd terwijl de motor
koud is, temperatuurverschillen
zijn namelijk van invloed op het ni-
veau.
Zorg dat de machine rechtop staat
bij het controleren van het koel-
vloeistofniveau. Wanneer de ma-
chine iets schuin staat, kan het
niveau al foutief worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau
in het reservoir.
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet tussen demerkstrepen voor minimum- en maxi-
mumniveau staan.
3. Als de koelvloeistof bij of beneden
de merkstreep voor miniumumni-
veau staat, verwijder dan paneel B
(Zie pagina 6-6.), verwijder de re-
servoirdop, vul koelvloeistof bij tot
de merkstreep voor maximumni-
veau en breng de reservoirdop en
het paneel weer aan.
LET OP:
DCA10470
Als er geen koelvloeistof voor-
handen is, gebruik in plaats
daarvan dan gedistilleerd water
of zacht leidingwater. Gebruik
geen hard water of zout water,
hierdoor kan de motor worden
beschadigd.
Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ver-
1. Koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1 2
3
1. Dop koelvloeistofreservoir
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maxi-
mumniveau):
0.25 L (0.26 US qt)
(0.22 Imp.qt)
1
Page 58 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
1
2
3
4
5
6
7
8
9vers dan zo snel mogelijk met
koelvloeistof, anders wordt de
motor onvoldoende gekoeld en
is het koelsysteem niet be-
schermd tegen bevriezing en
corrosie.
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel
mogelijk een Yamaha dealer het
antivries percentage van de
koelvloeistof te controleren, an-
ders zal de koelvloeistof minder
effectief zijn.
WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog
heet is.
OPMERKING:
De radiatorkoelvin schakelt auto-
matisch aan of uit, afhankelijk van
de temperatuur van de koelvloei-
stof in de koelvloeistofradiator.
Als de motor oververhit raakt,
staan op pagina 6-43 nadere in-
structies vermeld.
DAU20450
Verversen van de koelvloeistof
1. Zet de machine op een vlakke on-
dergrond en laat het motorblok in-
dien nodig afkoelen.
2. Verwijder het zadel. (Zie
pagina 3-15.)
3. Verwijder het stroomlijnpaneel B
en het paneel B. (Zie pagina 6-6.)
4. Verwijder de tankbevestigingsbou-
ten en licht dan de brandstoftank
op om deze bij het koelvloeistofre-
servoir te verwijderen. (Maak de
brandstofslangen niet los!)
5. Schuif een opvangbak onder de
motor om de gebruikte koelvloei-
stof op te vangen.
6. Verwijder de borgbout voor de ra-
diatorvuldop en de dop zelf.
WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog
heet is.
7. Verwijder de aftappluggen voor
koelvloeistof om het koelsysteem
leeg te maken.
8. Verwijder de bevestigingsbout van
het koelvloeistofreservoir.
1. Borgbout radiatorvuldop
2. Radiatorvuldop
1. Aftapplug koelvloeistof
1
2
11
Page 59 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
2
3
4
5
67
8
9
9. Trek het koelvloeistofreservoir om-
hoog en van de machine vandaan.
10. Draai de dop open zodat de ach-
tergebleven koelvloeistof uit het
reservoir kan stromen en keer ver-
volgens het reservoir om.
11. Monteer het koelvloeistofreservoir
door dit in de oorspronkelijke stand
te plaatsen en breng dan de bout
aan.
12. Spoel het koelsysteem grondig
door met schoon leidingwater, na-
dat alle koelvloeistof is uitge-
stroomd.
13. Breng de aftappluggen voor koel-vloeistof aan en zet ze vast met
het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
OPMERKING:
Controleer of de onderlegringen be-
schadigd zijn en vervang ze indien dat
nodig is.
14. Giet de aanbevolen koelvloeistof
in de koelvloeistofradiator tot hij vol
is.
LET OP:
DCA10470
Als er geen koelvloeistof voor-
handen is, gebruik in plaats
daarvan dan gedistilleerd water
of zacht leidingwater. Gebruik
geen hard water of zout water,
hierdoor kan de motor worden
beschadigd.
Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ver-
vers dan zo snel mogelijk met
1. Bout
2. Koelvloeistofreservoir
1
2
Aanhaalmoment:
Aftapplug koelvloeistof:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Mengverhouding antivries/water:
1:1
Aanbevolen antivries:
Hoogwaardige ethyleenglycol
antivries met corrosieremmers
voor aluminium motoren
Hoeveelheid koelvloeistof:
Inhoud radiator (inclusief alle lei-
dingen):
1.70 L (1.80 US qt)
(1.50 Imp.qt)
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0.25 L (0.26 US qt)
(0.22 Imp.qt)
Page 60 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
1
2
3
4
5
6
7
8
9koelvloeistof, anders wordt de
motor onvoldoende gekoeld en
is het koelsysteem niet be-
schermd tegen bevriezing en
corrosie.
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel
mogelijk een Yamaha dealer het
antivries percentage van de
koelvloeistof te controleren, an-
ders zal de koelvloeistof minder
effectief zijn.
15. Breng de radiatorvuldop aan, start
de motor, laat een paar minuten
stationair draaien en zet hem dan
uit.
16. Verwijder de radiatorvuldop om
het koelvloeistofniveau in de radia-
tor te controleren. Vul indien nodig
zoveel koelvloeistof bij tot het ni-
veau bovenin de koelvloeistofra-
diator staat en breng dan de
radiatorvuldop en de bijbehorende
borgbout aan.
17. Controleer het koelvloeistofniveau
in het reservoir. Verwijder indiennodig de dop van het koelvloei-
stofreservoir, vul koelvloeistof bij
tot aan de merkstreep voor maxi-
mumniveau en breng dan de dop
weer aan.
18. Monteer de brandstoftank.WAARSCHUWING
DWA11290
Controleer voor de installatie
van de brandstoftank of de
brandstofslangen niet zijn be-
schadigd. Start de motor niet
als een brandstofslang bescha-
digd is, maar vraag een Yamaha
dealer de beschadigde slangen
te vervangen om zo brandstof-
lekkage te voorkomen.
Controleer of de brandstofslan-
gen stevig zijn aangesloten en
de juiste ligging hebben en niet
worden afgekneld.
Zorg dat de tankbeluchtings-
slang weer in de oorspronkelij-
ke positie wordt gelegd.
19. Breng het stroomlijnpaneel, het
framepaneel en het zadel aan.20. Start de motor en controleer dan of
ergens aan de machine lekkage te
zien is. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer het koelsysteem te
controleren.
Page 61 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
2
3
4
5
67
8
9
DAU27050
Het luchtfilterelement
vervangen
Het luchtfilterelement moet worden ver-
vangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema. Vervang het
luchtfilterelement vaker als u in zeer
stoffige of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het zadel. (Zie
pagina 3-15.)
2. Verwijder de stroomlijnpanelen A
en B en de panelen A en B. (Zie
pagina 6-6.)
3. Verwijder de tankbevestigingsbou-
ten en haal dan de brandstoftank
weg van het luchtfilterhuis.4. Verwijder het luchtfilterdeksel door
de schroeven te verwijderen.
5. Trek het luchtfilterelement los.
6. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis.
LET OP:
DCA10480
Controleer of het luchtfilterele-
ment correct in het luchtfilter-
huis is geplaatst.
Laat de motor nooit draaien
zonder dat het luchtfilterele-
ment aanwezig is, dat kan leiden
tot overmatige slijtage bij de zui-
ger(s) en/of de cilinder(s).
7. Monteer het luchtfilterdeksel door
de schroeven aan te brengen.
8. Plaats de brandstoftank in de oor-
spronkelijke positie en breng de
bouten aan.
WAARSCHUWING
DWA11330
Controleer voor de installatie
van de brandstoftank of de
brandstofslangen niet zijn be-
schadigd. Start de motor niet
als een brandstofslang bescha-
digd is, maar vraag een Yamaha
dealer de beschadigde slangen
te vervangen om zo brandstof-
1. Bout
1(×2)
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
1. Luchtfilterelement
1 2
2 2
(×8)
1
Page 62 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
1
2
3
4
5
6
7
8
9lekkage te voorkomen.
Controleer of de brandstofslan-
gen stevig zijn aangesloten en
de juiste ligging hebben en niet
worden afgekneld.
Vergeet niet de tankbeluch-
tingsslang en de overloopslang
weer in de oorspronkelijke posi-
tie te leggen.
9. Breng de framepanelen en de
stroomlijnpanelen aan.
10. Breng het zadel aan.
DAU21320
Afstellen van het stationair
toerental
Het stationair toerental moet als volgt
worden gecontroleerd en eventueel af-
gesteld volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
De motor moet warm zijn om deze af-
stelling te verrichten.
OPMERKING:
De motor is voldoende warm als deze
snel reageert op de gasbediening.
Controleer het stationair toerental en
stel dit indien nodig volgens de specifi-
catie af door de gasklepstelschroef te
verdraaien. Draai de schroef in de rich-
ting (a) om het stationair toerental te
verhogen. Draai de schroef in de rich-
ting (b) om het stationair toerental te
verlagen.
OPMERKING:
Als het voorgeschreven stationair toe-
rental niet haalbaar is volgens de hier-
boven beschreven werkwijze, vraag
dan een Yamaha dealer de afstelling
uit te voeren.
1. Gasklepstelschroef
Stationair motortoerental:
1100–1200 r/min
1(a)
(b)
Page 63 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
2
3
4
5
67
8
9
DAU21380
Speling van de gaskabel
afstellen
De vrije slag van de gaskabel dient
3.0–5.0 mm (0.12–0.20 in) te bedragen
bij de gasgreep. Controleer de vrije
slag van de gaskabel regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen
door een Yamaha dealer.
DAU21400
Afstellen van de klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik
gaan afwijken, waardoor de lucht/
brandstof-verhouding kan veranderen
en/of het motorgeluid toeneemt. Om dit
te voorkomen moet de klepspeling door
een Yamaha dealer worden afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU33040
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een opti-
male prestatie, levensduur en veilige
werking van uw motorfiets.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit
worden gecontroleerd en indien nodig
worden bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10500
De bandspanning moet worden
gecontroleerd en afgesteld ter-
wijl de banden koud zijn (wan-
neer de temperatuur van de
banden gelijk is aan de omge-
vingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en
het totale gewicht van rijder,
passagier, bagage en accessoi-
res dat voor dit model is vastge-
steld.
1. Vrije slag gaskabel
1
Page 64 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-19
1
2
3
4
5
6
7
8
9
WAARSCHUWING
DWA11020
De aanwezigheid van bagage heeft
grote invloed op het weggedrag, de
rem- en rij-eigenschappen en de vei-ligheid van uw motor. Neem daarom
de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht.
DE MOTORFIETS NOOIT OVER-
BELADEN! Rijden met een over-
beladen motorfiets kan leiden
tot beschadiging van de ban-
den, controleverlies of ernstig
letsel. Zorg dat het totale ge-
wicht van de motorrijder, de
passagier, de bagage en de ge-
monteerde accessoires nooit
het voorgeschreven maximum-
laadgewicht voor de machine
overschrijdt.
Vervoer geen los verpakte spul-
len die tijdens de rit kunnen
gaan schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de motorfiets en verdeel het
gewicht over beide zijden.
Pas de luchtdruk in de wielop-
hanging en de bandspanning
aan op het te vervoeren ge-
wicht.
Controleer vóór iedere rit de
conditie en spanning van de
banden.
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden
gecontroleerd. Als de bandprofieldiepte
op het midden van de band de vermel-
de limiet heeft bereikt, de band spijkers
of stukjes glas bevat of wanneer de
wang van de band scheurtjes vertoont,
moet de band onmiddellijk door een
Yamaha dealer worden vervangen.
Bandspanning (gemeten op kou-
de banden):
0–90 kg (0–198 lb) :
Voor:
225 kPa (33 psi) (2.25 kgf/cm
2
)
Achter:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm
2
)
90–203 kg (198–448 lb) :
Voor:
225 kPa (33 psi) (2.25 kgf/cm
2
)
Achter:
290 kPa (42 psi) (2.90 kgf/cm
2
)
Rijden met hoge snelheid:
Voor:
225 kPa (33 psi) (2.25 kgf/cm
2
)
Achter:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm
2
)
Maximale belasting*:
203 kg (448 lb)
* Totaal gewicht van motorrijder,
passagier, bagage en accessoi-
res
1. Bandprofieldiepte
2. Wang van band
21