Page 25 of 100
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
2
34
5
6
7
8
9
DAU12330
Antidiefstal-alarmsysteem
(optie)
Deze motor kan door een Yamaha
dealer worden uitgerust met een optio-
neel antidiefstal-alarmsysteem. Neem
contact op met een Yamaha dealer
voor nadere informatie.
DAU12342
Stuurschakelaars
LinksRechts
DAU12350
Lichtsignaalschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om de kop-
lamp een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “ ” voor
grootlicht en op “ ” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “/
”
Druk deze schakelaar naar “ ” om af-
slaan naar rechts aan te geven. Druk
deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar links aan te geven. Na loslaten
1. Lichtsignaalschakelaar “ ”
2. Schakelaar alarmverlichting “ ”
3. Dimlichtschakelaar “ / ”
4. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
5. Claxonschakelaar “ ”
1
2
3
4
5
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Startknop “ ”
1
2
Page 26 of 100

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
keert de schakelaar terug naar de mid-
denstand. Om de richtingaanwijzers uit
te schakelen wordt de schakelaar inge-
drukt nadat hij is teruggekeerd in de
middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een
claxonsignaal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar “/”
Zet deze schakelaar voor u de motor
start op “ ”. Zet deze schakelaar op
“ ” om de motor direct uit te schake-
len in een noodgeval, zoals wanneer
de machine omslaat of als de gaskabel
blijft hangen.
DAU12710
Startknop “”
Druk deze knop in om via de startmotor
de motor rond te draaien.
LET OP:
DCA10050
Zie pagina voor startinstructies
voordat u de motor start.
DAU12730
Schakelaar alarmverlichting “”
Met de contactsleutel in de stand “ON”of “ ” kan deze schakelaar worden
gebruikt voor het inschakelen van de
alarmverlichting (gelijktijdig knipperen
van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in
een noodgeval of om andere verkeers-
deelnemers te waarschuwen als uw
machine stilstaat in een mogelijk ge-
vaarlijke verkeerssituatie.
LET OP:
DCA10060
Gebruik de alarmverlichting niet ge-
durende langere tijd, anders kan de
accu ontladen raken.
DAU12820
Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan
de linkerstuurgreep. Trek de hendel
naar het stuur toe om de koppeling te
ontkoppelen. Laat de hendel los om de
koppeling te laten aangrijpen. Voor een
soepele werking van de koppeling
moet de hendel snel ingetrokken wor-
den en langzaam worden losgelaten.
De koppelingshendel is voorzien van
een sperschakelaar die deel uitmaakt
van het startspersysteem. (Zie
pagina 3-20.)
1. Koppelingshendel
1
Page 27 of 100
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-11
2
34
5
6
7
8
9
DAU12870
Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan de
linkerzijde van de motor en wordt in
combinatie met de koppelingshendel
gebruikt bij het schakelen van de ver-
snellingen van de 6-traps con-
stant-mesh versnellingsbak op deze
motorfiets.
DAU26821
Remhendel
De remhendel bevindt zich aan de
rechterstuurgreep. Trek de hendel naar
het stuur toe om de voorrem te be-
krachtigen.
De remhendel is voorzien van een stel-
wiel voor afstelpositie. Om de afstand
tussen de remhendel en de stuurgreep
af te stellen, wordt het stelwiel gedraaid
terwijl de hendel van het stuur vandaan
wordt gehouden. Controleer of het cor-
recte instelpunt op het stelwiel tegen-
over het “ ” merkteken op deremhendel staat.
1. Schakelpedaal
1
1. Remhendel
2. Stelwiel afstelpositie remhendel
3. “ ”-merkteken
4. Afstand tussen remhendel en stuurgreep
1 2
4
3
Page 28 of 100
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU12941
Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de
rechterzijde van de motorfiets. Trap op
het rempedaal om de achterrem te be-
krachtigen.
DAU13090
Tankdop
Openen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop,
steek de sleutel in het slot en draai hem
dan 1/8 slag rechtsom. Het slot wordt
ontgrendeld en de tankdop kan worden
verwijderd.
Sluiten van de tankdop
1. Druk de tankdop in positie met de
sleutel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de
oorspronkelijke positie, neem hem
uit en sluit dan het slotplaatje.
OPMERKING:
De tankdop kan alleen worden geslo-ten met de sleutel in het slot. Boven-
dien kan de sleutel niet worden
uitgenomen als de tankdop niet correct
gesloten en vergrendeld is.
WAARSCHUWING
DWA11090
Controleer voor u gaat rijden of de
tankdop correct is afgesloten.
1. Rempedaal
1
1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen.1
2
Page 29 of 100

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-13
2
34
5
6
7
8
9
DAU13210
Brandstof
Controleer of voldoende brandstof in
de brandstoftank aanwezig is. Vul de
brandstoftank tot onderaan de vulpijp
zoals getoond.
WAARSCHUWING
DWA10880
Overvul de brandstoftank niet,
anders zal benzine uitstromen
zodra deze warm wordt en uit-
zet.
Mors geen brandstof op een
heet motorblok.
LET OP:
DCA10070
Veeg gemorste brandstof direct af
met een schone, droge en zachte
doek, de brandstof kan immers
schade toebrengen aan de lak of aan
kunststof onderdelen.
DAU13320
LET OP:
DCA11400
Gebruik uitsluitend loodvrije benzi-
ne. Loodhoudende benzine veroor-
zaakt ernstige schade aan
inwendige motoronderdelen als
kleppen en zuigerveren en ook aan
het uitlaatsysteem.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd ophet gebruik van normale loodvrije ben-
zine met een octaangetal van RON 91
of hoger. Als de motor gaat detoneren
(pingelen), gebruik dan benzine van
een ander merk of gebruik loodvrije su-
perbenzine. Door loodvrije benzine te
gebruiken gaan bougies langer mee en
blijven de onderhoudskosten beperkt.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Brandstofniveau
1 2
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND NORMALE
LOODVRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank:
20.0 L (5.28 US gal)
(4.40 Imp.gal)
Brandstofreserve:
3.5 L (0.92 US gal)
(0.77 Imp.gal)
Page 30 of 100

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-14
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU13410
Tankbeluchtingsslang
Alvorens de motorfiets te gebruiken:
Controleer de aansluiting van de
tankbeluchtingsslang.
Controleer de tankbeluchtings-
slang op scheuren of beschadi-
ging en vervang indien nodig.
Controleer of het uiteinde van de
tankbeluchtingsslang niet verstopt
is en reinig die indien nodig.
DAU13440
Uitlaatkatalysator
Deze machine heeft een uitlaatkataly-
sator die gemonteerd is in de uitlaat-
demper.
WAARSCHUWING
DWA10860
Het uitlaatsysteem is heet nadat de
motor heeft gedraaid. Controleer of
het uitlaatsysteem is afgekoeld alvo-
rens onderhoudswerkzaamheden
uit te voeren.
LET OP:
DCA10700
De volgende voorzorgsmaatregelen
moeten worden genomen om brand
of andere schaderisico’s te voorko-
men.
Gebruik uitsluitend loodvrije
benzine. Bij gebruik van lood-
houdende benzine zal onher-
stelbare schade worden
toegebracht aan de uitlaatkata-
lysator.
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals
op gras of op ander materiaaldat gemakkelijk vlamvat.
Laat de motor niet te lang aan-
een stationair draaien.
1. Tankbeluchtingsslang
1
Page 31 of 100

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-15
2
34
5
6
7
8
9
DAU13860
Zadel
Verwijderen van het zadel
Steek de sleutel in het zadelslot, draai
hem dan linksom en neem het zadel
los.
Aanbrengen van het zadel
Steek de uitsteeksels aan de voorzijde
van het zadel in de zadelbevestiging,
druk het zadel aan de achterzijde om-
laag om te vergrendelen en neem dan
de sleutel uit.
OPMERKING:
Controleer of het zadel stevig is ver-
grendeld alvorens te gaan rijden.
DAU14411
Opbergcompartiment
Dit opbergcompartiment is bedoeld
voor het opbergen van een origineel
Yamaha U-slot. (Andere typen sloten
passen mogelijk niet.) Bij het opbergen
van een U-slot in het opbergcomparti-
ment moet dit stevig met de riemen
worden bevestigd. Als het U-slot niet in
het opbergcompartiment is opgebor-
gen, maak dan de riemen vast om deze
niet te verliezen.
Als de gebruikershandleiding of andere
documentatie in het opbergcomparti-
ment wordt opgeborgen, doe ze dan in
een plastic zak om nat worden te voor-
1. Zadelslot
2. Ontgrendelen.
1
2
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging1
2
1. Stang u-slot (optie)
2. Riem
1
2
Page 32 of 100
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
komen. Zorg bij het wassen van de mo-
torfiets dat geen water het
opbergcompartiment kan binnendrin-
gen.
DAU14781
Afstellen van de voorvork
Deze voorvork is voorzien van stelbou-
ten voor veervoorspanning en van stel-
schroeven voor veerdemping.
WAARSCHUWING
DWA10180
Geef beide vorkpoten steeds dezelf-
de afstelling, anders kan slecht weg-
gedrag en verminderde rijstabiliteit
het gevolg zijn.
Veervoorspanning
Draai om de veervoorspanning te ver-
hogen en zo de vering stugger te ma-
ken de stelbout op beide vorkpoten in
de richting (a). Draai om de veervoor-spanning te verlagen en zo de vering
zachter te maken de stelbout op beide
vorkpoten in de richting (b).
OPMERKING:
Breng de gewenste groef op het stel-
mechanisme in lijn met het bovenvlak
van de vorkplug.
1. Stelbout veervoorspanning1
(a)(b)
1. Standaardinstelling
2. Huidige instelling
3. Vorkplug
2
31
7654321
8