Page 49 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-4
2
3
4
5
67
8
9
22
Motorolie
Verversen.
Controleer het olieniveau en controleer de machine op
olielekkage.
√
√
√
√
√
√
23
Oliefilterelement
Vervangen.
√
√
√
24
*
Koelsysteem
Controleer het koelvloeistofniveau en controleer de
machine op vloeistoflekkage.
√
√
√
√
√
Verversen. Elke 3 jaar
25
*
Voor- en achterremscha-
kelaar
Controleer de werking.
√
√
√
√
√
√
26
Bewegende delen en
kabels
Smeren.
√
√
√
√
√
27
*
Gaskabelhuis en gaska-
bel
Controleer de werking en speling.
Stel indien nodig de speling af.
Smeer het gaskabelhuis en de gaskabel.
√
√
√
√
√
28
*
Luchtinlaatsysteem
Controleer de luchtafsluitklep, de membraanklep en de
slang op beschadiging.
Vervang indien nodig het volledige luchtinlaatsysteem.
√
√
√
√
√
29
*
Uitlaatdemper en uitlaat-
pijp
Controleer of de schroefklem goed vastzit.
√
√
√
√
√
30
*
Lampen, richtingaanwij-
zers en schakelaars
Controleer de werking.
Stel de koplamplichtbundel af.
√
√
√
√
√
√
NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (
×
1000 km)
JAARLIJKSE
CONTROLE
1 10203040
Page 50 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-5
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU18680
OPMERKING:
Luchtfilter
Het luchtfilter op dit model is voorzien van een geolied papieren filterelement. Reinig dit niet met perslucht, om het
niet te beschadigen.
Het luchtfilterelement moet u vaker vervangen als u vaak in extreem vochtige of stoffige gebieden rijdt.
Hydraulisch remsysteem
Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en
de remvloeistof worden ververst.
De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
Page 51 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-6
2
3
4
5
67
8
9
DAU18711
Stroomlijn- en framepanelen
verwijderen en aanbrengen
Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in
dit hoofdstuk moeten de afgebeelde
stroomlijn- en framepanelen worden
verwijderd. Neem deze paragraaf door
wanneer een stroomlijn- of framepa-
neel moet worden verwijderd of aange-
bracht.
DAU18991
Stroomlijnpanelen A en B
Verwijderen van een stroomlijnpaneel
Verwijder de paneelschroeven en de
drukclip en trek het stroomlijnpaneel
dan los zoals getoond.
OPMERKING:
De drukclip wordt losgehaald door met
een schroevendraaier de pen op het
midden in te drukken en dan de druk-
clip los te trekken.
1. Stroomlijnpaneel A
2. Paneel A
2
1
1. Stroomlijnpaneel B
2. Paneel B
2
1
1. Schroef
2. Drukclip
1
1
1
(×6)
2
Page 52 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-7
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
schroeven en de drukclip aan.OPMERKING:
Om de drukclip te bevestigen wordt de
pen teruggedrukt zodat deze uitsteekt
uit de kop van de drukclip; steek dan de
drukclip in het stroomlijnpaneel en druk
de uitstekende pen naar binnen tot
deze gelijk ligt met de kop van de clip.
DAU19171
Panelen A en B
Om een van de panelen te verwijderen
1. Verwijder het bijbehorende paneelA of B. (Zie pagina 6-6.)
2. Verwijder het zadel. (Zie
pagina 3-15.)
3. Verwijder de schroef en haal dan
het paneel los.
Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspron-
kelijke positie en breng dan de
schroef aan.
2. Breng het stroomlijnpaneel en het
zadel aan.
1. Drukclip (na verwijdering)
2. Drukclip (voor plaatsing)
12
1. Schroef
1
1. Paneel B
1
Page 53 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
2
3
4
5
67
8
9
DAU19641
Controleren van de bougies
Bougies vormen belangrijke onderde-
len van de motor die periodiek moeten
worden gecontroleerd, bij voorkeur
door een Yamaha dealer. Omdat bou-
gies door verhitting en neerslag altijd
langzaam slijten, moeten de bougies
worden verwijderd en gecontroleerd
volgens de tijden genoemd in het perio-
dieke smeer- en onderhoudsschema.
De conditie van de bougies kan daar-
naast veel duidelijk maken over de con-
ditie van de motor.
De porseleinen isolator rond de centra-
le elektrode moet licht tot gemiddeld
bruin verkleurd zijn (de ideale kleur als
normaal met de machine wordt gere-
den), en alle bougies in de motor horen
dezelfde verkleuring te hebben. Wan-
neer een bougie een heel andere kleur
vertoont, is de motor mogelijk defect.
Probeer dergelijke problemen niet zelf
vast te stellen. Laat in plaats daarvan
uw motorfiets nakijken door een
Yamaha dealer.
Vervang een bougie als de elektrodenblijken te zijn afgesleten en als overma-
tige koolaanslag of andere neerslag
gevonden wordt.
Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat worden gemeten;
breng indien nodig de elektro-
denafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougie-pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
OPMERKING:
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2
slag verder te draaien. De bougie moet
echter zo snel mogelijk naar het juiste
aanhaalmoment worden aangedraaid. Voorgeschreven bougie:
NGK/DPR8EA-9
DENSO/X24EPR-U9
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in) 1
Aanhaalmoment:
Bougie:
17.5 Nm (1.75 m·kgf,
12.7 ft·lbf)
Page 54 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU19830
Motorolie en oliefilterelement
Vóór iedere rit moet het motorolieni-
veau worden gecontroleerd. Verder
moet de olie worden ververst en het
oliefilterelement worden vervangen vol-
gens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te contro-
leren
1. Plaats de machine op een vlakke
ondergrond en houd deze verti-
caal.
OPMERKING:
Zorg dat de machine rechtop staat
wanneer u het olieniveau controleert.
Wanneer de machine iets schuin staat,
kan het niveau al foutief worden afgele-
zen.
2. Start de motor, laat hem 15 minu-
ten warmdraaien en zet hem dan
uit.
3. Wacht een paar minuten om de
olie tot rust te laten komen, verwij-
der de olievuldop, veeg de peilstokschoon, steek deze weer in de vu-
lopening (zonder vast te draaien
en met de pijlmarkering naar bo-
ven gericht, zoals getoond) en
neem dan weer uit om het olieni-
veau te controleren.
OPMERKING:
Het motorolieniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maxi-
mumniveau staan.
LET OP:
DCA10010
Gebruik de machine alleen als u
weet dat het motorolieniveau vol-
doende hoog is.
WAARSCHUWING
DWA10360
Draai de oliereservoirdop nooit los
direct nadat op hoge snelheid is ge-
reden, de hete motorolie kan dan
naar buiten spuiten en schade of
brandwonden veroorzaken. Geef de
motorolie steeds de gelegenheid
voldoende af te koelen voordat de
1. Olievuldop
1
1. Olievuldop
2. Peilstok
3. Merkstreep maximumniveau
4. Merkstreep minimumniveau
1
2
3
4
Page 55 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
2
3
4
5
67
8
9
oliereservoirdop wordt verwijderd.
4. Als de motorolie beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, vul dan voldoende olie, van
de aanbevolen soort, bij tot het
correcte niveau.
5. Breng de olievuldop aan.
OPMERKING:
Het motoroliereservoir zit achter
de cilinders.
Het motorolieniveau moet tussen
de merkstrepen voor minimum- en
maximumniveau staan.
Om de motorolie te verversen (met
of zonder vervanging oliefilterele-
ment)
1. Start de motor, laat hem een paar
minuten warmdraaien en zet hem
dan uit.
2. Zet een oliecarter onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de af-
tappluggen om de olie uit het car-
ter te laten stromen.
OPMERKING:
Sla de stappen 4–6 over als het oliefil-
terelement niet wordt vervangen.
4. Verwijder het oliefilterdeksel door
de bouten te verwijderen.5. Verwijder en vervang het oliefilte-
relement en de o-ringen.
6. Monteer het oliefilterdeksel door
1. Olieaftapplug A
1
1. Olieaftapplug B
2. Oliefilterdeksel
3. Bout
1. Oliefilterelement
2. O-ring
12
2
3
1
2
Page 56 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
1
2
3
4
5
6
7
8
9
de bouten aan te brengen en zet
deze dan vast met het voorge-
schreven aanhaalmoment.
OPMERKING:
Zorg dat de o-ringen correct aanliggen.
7. Breng de olieaftappluggen aan en
zet deze dan vast met het voorge-
schreven aanhaalmoment.
8. Vul bij met de voorgeschreven
hoeveelheid van de aanbevolen
motorolie, monteer dan de olie-
vuldop en zet deze vast.
LET OP:
DCA11620
Om het slippen van de koppe-
ling te voorkomen (de motorolie
smeert immers ook de koppe-
ling) mogen geen chemische
additieven worden toegevoegd.
Gebruik geen olieën met een
“CD” dieselspecificatie of
olëeen met een hogere kwaliteit
dan gespecificeerd. Gebruik
ook geen oliën met een “ENER-
GY CONSERVING II” of hogere
aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigin-
gen in het carter terecht komen.
9. Start de motor, laat hem een paar
minuten stationair draaien en con-
troleer daarbij op olielekkage. Als
er sprake is van olielekkage, zet
de motor dan direct af en zoek de
oorzaak.
10. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien no-
dig.
Aanhaalmoment:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Aanhaalmomenten:
Olieaftapplug A:
35 Nm (3.5 m·kgf, 25 ft·lbf)
Olieaftapplug B:
35 Nm (3.5 m·kgf, 25 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilte-
relement:
3.80 L (4.02 US qt)
(3.34 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterele-
ment:
3.90 L (4.12 US qt)
(3.43 Imp.qt)