Page 9 of 100

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-2
1
geen verkeer is, totdat u grondig
bekend bent met de motor en
zijn bediening.
Ongelukken worden vaak veroor-
zaakt door een fout van de motor-
bestuurder. Veel bestuurders
houden bij het ingaan van een
bocht een TE HOGE RIJSNEL-
HEID aan of rijden te lang rechtop
(onvoldoende schuinleggen bij de
bewuste rijsnelheid), zodat de
bocht dan te wijd word genomen.
Neem altijd de maximum snel-
heid in acht en rijd nooit sneller
dan de wegcondities en het ver-
keer toestaan.
Geef altijd richting aan voordat u
afslaat of van rijstrook wisselt.
Zorg dat andere weggebruikers
u kunnen zien.
De zithouding van de bestuurder
en de passagier is belangrijk voor
een goede besturing.
De bestuurder moet tijdens het
rijden beide handen aan het
stuur houden en beide voetenop de bestuurdersvoetsteunen,
om zo de macht over het stuur te
behouden.
De passagier hoort steeds de
bestuurder, de zadelband of de
handgreep, indien aanwezig,
met beide handen vast te hou-
den en beide voeten op de pas-
sagiersvoetsteunen te houden.
Neem nooit een passagier mee
die niet in staat is om beide voe-
ten stevig op de passagiersvoet-
steunen te zetten.
Rijd nooit onder invloed van alco-
hol of andere drugs.
Deze motorfiets is uitsluitend ont-
worpen voor gebruik op verharde
wegen. De scooter is niet bedoeld
voor off-road gebruik.
Beschermende kleding
Motorongelukken met dodelijke afloop
betreffen meestal hoofdletsel. Het dra-
gen van een helm is de belangrijkste
factor bij het voorkomen of reduceren
van hoofdletsel.
Draag altijd een goedgekeurdehelm.
Draag ook een gezichtskap of een
veiligheidsbril. Zonder oogbe-
scherming kan uw zicht door de rij-
wind verslechteren, waardoor u
gevaren mogelijk te laat opmerkt.
Door een jack, stevige schoenen,
een lange broek, handschoenen
e.d. te dragen verkleint u de kans
op schaafwonden of ontvellingen.
Draag nooit loszittende kleding,
deze kan blijven haken aan bedie-
ningshandgrepen of door de wie-
len worden gegrepen en zo een
ongeval of letsel veroorzaken.
Raak nooit de motor of het uitlaat-
systeem aan terwijl de motor
draait. Deze onderdelen worden
zeer heet en kunnen zo brandwon-
den veroorzaken. Draag altijd be-
schermende kleding die uw
benen, enkels en voeten bedekt.
De hierboven vermelde voorzorgs-
maatregelen gelden ook voor pas-
sagiers.
Page 10 of 100

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-3
1Technische wijzigingen
Door het aanbrengen van technische
wijzigingen die niet door Yamaha zijn
goedgekeurd, of door originele onder-
delen te verwijderen, kan deze motor
onveilig worden in het gebruik en ern-
stig persoonlijk letsel veroorzaken.
Door dergelijke wijzigingen kan het ge-
bruik van uw motor ook onwettig wor-
den.
Bagage en accessoires
Het monteren van accessoires of het
vervoer van bagage kan een negatief
effect hebben op de rijstabiliteit en het
weggedrag als hierdoor de gewichts-
verdeling van de motor verandert.
Wees uiterst voorzichtig bij het monte-
ren van accessoires of het beladen van
uw motor, om zo mogelijke ongevallen
te vermijden. Pas extra op wanneer u
op een motor rijdt die beladen is of
waaraan accessoires zijn gemonteerd.
Hier volgen enkele algemene richtlijnen
bij het beladen van de motor of het
monteren van accessoires:Beladen
Het totale gewicht van de bestuurder,
passagier, accessoires en bagage mag
de maximale gewichtlimiet van 203 kg
(448 lb) niet overschrijden. Let op het
volgende wanneer u tot deze gewichts-
limiet belaadt:
Het zwaartepunt van bagage en
accessoires moet zo laag mogelijk
liggen en zo dicht mogelijk bij de
motor. Zorg dat het gewicht zo ge-
lijkmatig mogelijk over beide zijden
van de motor wordt verdeeld, om
zo onbalans of instabiliteit te be-
perken.
Als gewicht gaat schuiven kan zich
een plotselinge onbalans voor-
doen. Controleer voordat u gaat rij-
den of accessoires en bagage
stevig aan de motor zijn bevestigd.
Controleer de bevestigingspunten
voor accessoires en bagage regel-
matig.
Bevestig nooit omvangrijke of
zware goederen aan het stuur, de
voorvork of het voorwielspatbord.Dergelijke voorwerpen, inclusief
bagage als slaapzakken, plunje-
zakken of tenten, kunnen een in-
stabiel weggedrag of een te trage
reactie op het stuur veroorzaken.
Accessoires
Originele Yamaha accessoires werden
speciaal ontworpen voor montage aan
deze motor. Yamaha is niet in staat om
alle overige leverbare accessoires te
testen. U bent dus zelf verantwoordelijk
voor de juiste keuze, installatie en ge-
bruik van niet-Yamaha accessoires.
Wees zorgvuldig bij de keuze en instal-
latie van accessoires.
Volg bij de montage van accessoires
de onderstaande richtlijnen en die ver-
meld onder het kopje “Beladen”.
Monteer nooit accessoires en ver-
voer nooit bagage als deze een
nadelige invloed hebben op de
prestaties van uw motor. Inspec-
teer het accessoire zorgvuldig al-
vorens het te gebruiken, om zeker
te zijn dat het de grondspeling of
de hellinghoek op geen enkele
Page 11 of 100

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-4
1
manier vermindert, de veerweg,
de stuuruitslag of de bediening be-
perkt of lampen of reflectors af-
dekt.
Accessoires die aan of nabij het
stuur of de voorvork zijn gemon-
teerd zullen mogelijk instabiliteit
veroorzaken door een foutieve
gewichtsverdeling of door aëro-
dynamische effecten. Accessoi-
res aan het stuur of nabij de
voorvork moeten zo licht moge-
lijk zijn en tot een minimum wor-
den beperkt.
Omvangrijke accessoires kun-
nen door hun aërodynamisch ef-
fect van invloed zijn op de
rijstabiliteit van de motor. De
motor kan door rijwind worden
opgetild of bij zijwind instabiel
worden. Zulke accessoires kun-
nen ook instabiliteit veroorzaken
terwijl u grote voertuigen inhaalt
of door deze wordt ingehaald.
Sommige accessoires noodza-
ken de bestuurder om een an-dere dan de normale zitpositie in
te nemen. Zo’n verkeerde zitpo-
sitie beperkt de bewegingsvrij-
heid van de bestuurder en kan
een comfortabele bediening hin-
deren, zodat we dergelijke ac-
cessoires sterk afraden.
Wees voorzichtig bij het aanbren-
gen van elektrische accessoires.
Als elektrische accessoires de ca-
paciteit van het elektrisch systeem
van de motorfiets te boven gaan,
kan zich een gevaarlijke elektri-
sche storing voordoen waardoor
de verlichting of de motor uitvalt.
Benzine en uitlaatgassen
BENZINE IS ZEER GEMAKKE-
LIJK ONTVLAMBAAR:
Zet de motor altijd af als u benzi-
ne tankt.
Pas op en mors tijdens het tan-
ken geen benzine op de motor
of op het uitlaatsysteem.
Tank niet terwijl u rookt of in de
nabijheid bent van open vuur.
Start de motor nooit in een afge-sloten ruimte en laat hem dan niet
draaien. De uitlaatgassen zijn gif-
tig en kunnen al heel snel bewus-
teloosheid of dodelijk letsel
veroorzaken. Start de motor alleen
in de open lucht of in een ruimte
die voldoende ventilatie heeft.
Zet de motor altijd uit voordat u de
motorfiets onbeheerd achterlaat
en neem de sleutel uit het contact-
slot. Let op het volgende als u de
motor gaat parkeren:
De motor en het uitlaatsysteem
kunnen heet zijn, parkeer de
motorfiets daarom op een plek
waar voetgangers en kinderen
hier geen last van hebben.
Parkeer de motor niet op een
helling of op een zachte onder-
grond, om omvallen te voorko-
men.
Parkeer de motor niet nabij een
brandend toestel (bijv. een pe-
troleumkachel) of bij open vuur,
hij zou zo vlam kunnen vatten.
Als u de motor in een ander voer-
Page 12 of 100
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-5
1
tuig vervoert, zorg dan dat deze
rechtop staat. Als de motor schuin
staat, kan er benzine uit de brand-
stoftank stromen.
Roep onmiddellijk medische hulp
in nadat u benzine heeft ingeslikt,
veel benzinedamp heeft ingea-
demd of benzine in uw ogen is te-
recht gekomen. Morst u benzine
op uw huid of kleding, spoel de be-
wuste plek dan direct met zeepwa-
ter en trek andere kleding aan.
Page 13 of 100
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-6
1
Page 14 of 100
2-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
BESCHRIJVING
DAU10410
Aanzicht linkerzijde
12
345678
9 9 10 11 12 13 1412
345678
9 9 10 11 12 13 14
1. Stelbout voor veervoorspanning voorvork (pagina 3-16)
2. Stelschroef voor veerdemping voorvork (pagina 3-16)
3. Luchtfilterelement (pagina 6-16)
4. Stelknop voor inveerdemping schokdemperunit (pagina 3-17)
5. Accu (pagina 6-32)
6. Zekeringen (pagina 6-33)
7. Opbergcompartiment (pagina 3-15)
8. Handgreep9. Bagageriembevestiging (pagina 3-19)
10. Zadelslot (pagina 3-15)
11. Stelknop voor uitveerdemping schokdemperunit (pagina 3-17)
12. Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-17)
13. Schakelpedaal (pagina 3-11)
14. Olieaftapplug A (pagina 6-9)
Page 15 of 100
BESCHRIJVING
2-2
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU10420
Aanzicht rechterzijde
1234
5
6 7 8 9 10
1. Boordgereedschapsset (pagina 6-1)
2. Koelvloeistofreservoir (pagina 6-12)
3. Gasklepstelschroef (pagina 6-17)
4. Vloeistofreservoir voorrem (pagina 6-25)
5. Radiatorvuldop (pagina 6-12)
6. Olievuldop (pagina 6-9)
7. Oliefilterelement (pagina 6-9)
8. Olieaftapplug B (pagina 6-9)9. Rempedaal (pagina 3-12)
10. Vloeistofreservoir achterrem (pagina 6-25)
Page 16 of 100
BESCHRIJVING
2-3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU10430
Bedieningen en instrumenten
1 2 345 6 7 8 9
1. Koppelingshendel (pagina 3-10)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-9)
3. Snelheidsmeterunit (pagina 3-6)
4. Contactslot/stuurslot (pagina 3-2)
5. Toerentellerunit (pagina 3-7)
6. Temperatuurmeter koelvloeistof (pagina 3-8)
7. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-9)
8. Remhendel (pagina 3-11)9. Gasgreep (pagina 6-18)