Page 57 of 132

08-12-2003
UW 206 CC IN DETAIL61
4. Regeling luchttoevoer Toevoer van buitenlucht.
Dit is de normale stand.
Recirculatie van de lucht in
het interieur.
Deze stand dient om de toevoer vanbuitenlucht bij stank en stofoverlastaf te sluiten en om het verwarmenvan het interieur te versnellen. In hetlaatste geval kunnen door conden-satie echter de ruiten beslaan.
5. Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels
Het indrukken van de schake- laar als de motor draait zorgtvoor het inschakelen van deachterruitverwarming en de ver-warming van de buitenspiegels.
Deze gaat na ongeveer 12 minutenautomatisch uit. Druk nogmaals op de schakelaar om de achterruitverwarming opnieuwgedurende 12 minuten in te schakelen. Druk de toets nogmaals in om de achterruitverwarming eerder uit teschakelen
.
Opmerking: Deze functie werkt niet
wanneer het dak in de bagageruimteis opgeborgen. Snel ontwasemen/ontdooien Ga voor het snel ontwasemen of ont- dooien van de voorruit en de zijruitenals volgt te werk:
Ð plaats de knop van de luchttoe-
voerregeling naar links in de
stand "Toevoer van buitenlucht".
Ð stel de temperatuur en de lucht- opbrengst in op maximaal.
Ð sluit de middelste ventilatieroosters.
Zet de knop, zodra de omstandighe- den dit toelaten, weer in de standtoevoer buitenlucht om het beslaanvan de ruiten te voorkomen.
Page 58 of 132

UW 206 CC IN DETAIL
62
08-12-2003
AIRCONDITIONING
1. Bediening airconditioning De airconditioning zorgt tijdens alle seizoenen voor een snelle ontwase-ming van beslagen ruiten's Zomersstelt het systeem u in staat de tem-peratuur in het interieur te verlagen. Druk de schakelaar in omde airconditioning in teschakelen. Het verklikker-lampje gaat branden. 3. Regeling luchtverdeling
Luchtstroom naar de voorruiten de zijruiten (ontwasemen- ontdooien).
Luchtstroom naar de voor-ruit, zijruiten en de been-ruimte van de inzittenden. Luchtstroom naar de been- ruimte van de inzittenden.
Deze instelling wordt aanbevolen bijeen koud klimaat. Luchtstroom naar de mid-delste en de linker en rech-ter ventilatieroosters.
Deze instelling wordt aanbevolen bijeen warm klimaat.
De airconditioning werkt niet alsde knop voor de regeling van deluchtopbrengst op "OFF" staat. Opmerking Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een kleinplasje water onder de auto vormt, dit iseen normaal verschijnsel.2. Temperatuurregeling Naar behoefte in te stellen: van blauw (koud als de airco is inge-schakeld) tot rood (warm).
Page 59 of 132

UW 206 CC IN DETAIL63
08-12-2003
Belangrijke voorzorgsmaatregelen Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om hetsysteem in perfecte staat te houden. Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem
in dat geval door uw PEUGEOT-servicepunt controleren.
5. Regeling luchttoevoer
Toevoer van buitenlucht.
Dit is de normale stand.
Luchtrecirculatie.
Deze stand dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlastaf te sluiten. Als deze stand gebruikt wordt terwijl de airco is ingeschakeld, wordt de
capaciteit van de airco en deverwarming vergroot .
Als deze stand wordt gebruiktzonder de airconditioning, bestaathet risico dat de ruiten beslaan. Zet de knop, zodra de omstandigheden dit toelaten, weerin de stand toevoer buitenlucht. 6. Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels
Druk de schakelaar bijdraaiende motor in om deachterruitverwarming en deverwarming van de buiten-spiegels in te schakelen.
Deze gaat na ongeveer 12 minutenautomatisch uit. Druk nogmaals op de schakelaar om de achterruitverwarmingopnieuw gedurende 12 minuten in teschakelen. Druk de toets nogmaalsin om de achterruitverwarming eer-der uit te schakelen. Opmerking: Deze functie werkt niet
wanneer het dak in de bagageruimte is opgeborgen. Snel ontwasemen-ontdooien Ga voor het snel ontwasemen of ontdooien van de voorruit en de zij-ruiten als volgt te werk:
Ð schakel de airconditioning in.
Ð stel de temperatuur en de lucht- opbrengst in op maximaal.
Ð sluit de middelste ventilatieroosters.
Ð plaats de knop van de luchttoe- voerregeling naar links in de
stand "Toevoer van buitenlucht".
4. Luchtopbrengstregeling
Draai de knop in 1van de 4
standen om de gewensteluchtopbrengst te bereiken.
Page 60 of 132

UW 206 CC IN DETAIL
64
08-12-2003
2 . Automatisch programma "comfort"
Druk op de toets AUTO. Het
systeem regelt de luchtge- steldheid in het interieur auto-matisch aan de hand van de
door u ingestelde waarde. Hiervoor
regelt het systeem de temperatuur, deluchtopbrengst, de luchtverdeling naarde luchtroosters en schakelt het indiennodig de airconditioning in.
De instellingen worden voor uw comfort tussen twee startmomentenopgeslagen, mits de temperatuur inhet interieur nauwelijks is veran-derd. Is dit wel het geval, dan treedthet automatische programma weerin werking.
3. Automatisch programma "zicht"
In sommige gevallen kan het programma "comfort"niet toereikend blijken omde ruiten condens- en ijsvrij
te houden (vocht, veel inzittenden,vorst...). Kies dan dit programma omde ruiten snel te ontwasemen. Druk op de toets AUTOom dit pro-
gramma af te sluiten en weer terug te keren naar het automatisch pro-gramma "comfort". Handmatige bediening Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van hetsysteem handmatig aanpassen. Deoverige functies worden automa-tisch geregeld. Bij het indrukken vande toets AUTOzal het systeem
weer volledig automatisch functio-neren.
Automatische werking
1. Temperatuurregeling
De op het display weergege-ven waarde heeft betrekking op een bepaald comfortni-veau en niet op een tempe-
ratuur in graden Celsius ofFahrenheit.
Druk op de pijltjestoetsen 1(omhoog en
omlaag) om deze waarde te wijzigen. Instelling op ongeveer 21 biedt een optimaal comfort.
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING Opmerking: De werking van het systeem kan minder zijn wanneer het dak open is.
Page 61 of 132

UW 206 CC IN DETAIL65
08-12-2003
5. Luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde- lijk in om de luchtstroom teverdelen naar:
Ð de voorruit (ontwasemen en ont- dooien).
Ð de voorruit en de beenruimte.
Ð de beenruimte.
Ð de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters en de beenruimte.
Ð de linker, rechter en middelste ventilatieroosters. 7. Toevoer van buitenlucht
Bij het indrukken van deze toets wordt de lucht in hetinterieur gerecirculeerd.Deze stand, aangegeven
op het display, dient om de toevoervan buitenlucht bij stank en stof-overlast af te sluiten. Gebruik de luchtrecirculatie alleen als dit echt nodig is. Druk de toetsnogmaals in om de automatischetoevoer van buitenlucht te hervatten. Opmerking: Om te voorkomen dat de
ruiten beslaan bij koud of vochtig weer, raden we u aan dan niet de instelling"luchtrecirculatie" te kiezen.
4. Airconditioning
Bij het indrukken van dezetoets wordt de airconditioninguitgeschakeld. De aandui-ding ECO verschijnt op het
display. Druk de toets nogmaals in omde automatische werking van de air-conditioning te hervatten. De aandui-ding A/Cverschijnt op het display.
Opmerking Condensvorming in de airconditio- ning kan ertoe leiden dat er zicheen klein plasje water onder deauto vormt, dit is een normaal ver-schijnsel.Om het beslaan van de ruiten tevoorkomen is het raadzaam destand ECObij koud of vochtig weer
niet te gebruiken. 8. Uitschakelen van het systeem
Bij het indrukken van de toetsOFFworden alle functies van
het systeem uitgeschakeld. De temperatuur en de ontwa-
seming zullen dan niet meer optimaal zijn, maar er blijft een kleine lucht-stroom gehandhaafd. Het systeem wordt weer opnieuw met de laatste instellingen ingeschakelddoor op de toets OFF, AUTO of zicht
te drukken. Opmerking: Druk op de toets toevoer
van buitenlucht 7om de luchttoevoer
volledig af te sluiten.
9. Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels
Druk op deze toets om de achterruitverwarming en deverwarming van de buiten-spiegels in te schakelen.De verwarming wordt auto-
matisch uitgeschakeld. Druk detoets nogmaals in om de achterruit-verwarming eerder uit te schakelen. Opmerking: Deze functie is uitge-
schakeld wanneer het dak in de bagageruimte is opgeborgen. Belangrijke voorzorgsmaatregelen Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om hetsysteem in perfecte staat te houden. Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem in
dat geval door uw PEUGEOT-servi-cepunt controleren.
6. Luchtopbrengst
De luchtopbrengst kan vergroot of verkleindworden door respectie-velijk de toets +of Ðin
te drukken.
Page 62 of 132
UW 206 CC IN DETAIL
66
08-12-2003
Page 63 of 132

3 - Toegang tot de achterbankDruk ŽŽn van de twee handgrepen met de hand naar voren om derugleuning naar voren te klappen
en de stoel vooruit te schuiven. Alsde stoel wordt teruggeduwd, komtdeze automatisch weer in deoorspronkelijke stand terug. Let erop dat niet wordt verhinderd dat de stoel weer in de oorspronkelijkestand wordt teruggeschoven; dit isnodig om de stoel te vergrendelen.
Toegang tot de achterbank isniet mogelijk als de rugleuningvan de voorstoel volledig naarachteren is geklapt.
4 - Hoogteverstelling Trek de hendel omhoog.
Verplaats uw gewicht om de stoel te verstellen.
5 - Rugleuning verstellen Duw de hendel naar achteren.
6 - Schakelaars stoelverwarming Druk de schakelaar in. Detemperatuur wordt automatischgeregeld. Druk nogmaals op de schakelaar om de verwarming weer uit teschakelen.
Ga nooit zonder hoofd- steunen rijden; dehoofdsteunen moetenaanwezig zijn en correctzijn afgesteld. UW 206 CC IN DETAIL
67
08-12-2003
VOORSTOELEN
1 - Lengterichting
Til de beugel op en schuif de stoel naar voren of naar achteren.
2 - Hoogte- en hoekverstelling van de hoofdsteun
Naar boven: Trek de hoofdsteunomhoog.
De juiste stand van de hoofdsteunis als de bovenzijde van dehoofdsteun zich ter hoogte van debovenzijde van het hoofd bevindt.
De hoofdsteun is voorzien van eenblokkeermechanisme waardoor dehoofdsteun niet naar beneden kanschuiven (veiligheidsvoorzieningbij een aanrijding).
Voor het lager zetten van de hoofdsteun moet tegelijkertijd:
Ð de blokkeerpal op de linker geleider worden ingedrukt.
Ð de hoofdsteun naar beneden worden geschoven.
Druk de pallen op de geleiders in om de hoofdsteunen te verwijderen. De hoek van de hoofdsteunen kan ook worden afgesteld.
Page 64 of 132

UW 206 CC IN DETAIL69
08-12-2003
ISOFIX-BEVESTIGINGEN* De passagiersstoel van uw auto is uitgerust met een
ISOFIX-bevesti-
ging . Deze bevestiging bestaat uit
2 ringen geplaatst tussen de rug ende zitting van de stoel. De ISOFIX-kinderzitjes beschikken
over 2 sloten die makkelijk kunnen worden verankerd aan deze ringenen zorgen zo voor een veilige,degelijke en snelle montage vanhet ISOFIX-kinderzitje in uw auto.
Een speciaal voor PEUGEOT geho- mologeerd kinderzitje is het KIDDY
Isofix** kinderzitje dat verkrijgbaar
is bij de PEUGEOT servicepunten.Dit zitje kan met de rug in de rijrich-ting worden geplaatst voor kinderenvanaf de geboorte tot 13 kg en methet gezicht in de rijrichting voor kin-deren van 9 tot 18 kg. Voorschriften voor het plaatsen
van een KIDDY Isofix-kinderzitje: Als het zitje voorin met de rug in de rij- richting op de passagiersstoel wordtgeplaatst, moet de voorstoel helemaalnaar voren worden geschoven zodat
het KIDDY Isofix-kinderzitje zo dichtmogelijk, of volledig tegen het dash-board zit.
Het KIDDY Isofix-kinderzitje kan ook worden bevestigd op zitplaatsen dieniet zijn voorzien van Isofix-bevestigin-gen. Het is in dat geval verplicht hetzitje te bevestigen met de driepuntsveiligheidsgordels zowel bij plaatsingmet het gezicht in de rijrichting als metde rug in de rijrichting.Als het KIDDY ISOFIX kinderzitjemet de rug in de rijrichting op depassagiersstoel is geplaatst, is hetverplicht de passagiersairbag uit te
schakelen. Anders kan het kind bijhet in werking treden van de airbaglevensgevaarlijk gewond raken. Deze waarschuwing geldt voor alle kinderzitjes die met de rug in de rij-richting op de voorstoel wordenbevestigd.
Volg bij het plaatsen van het kin- derzitje de gebruiksaanwijzing vande fabrikant van het kinderzitje.
* Volgens uitvoering. **
U kunt op de ISOFIX-bevestigingen in uw auto alleen de door PEUGEOTgehomologeerde ISOFIX-kinderzitjes,
die verkrijgbaar zijn bij de PEUGEOT-servicepunten, verankeren.