Page 9 of 132
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwij-derd.
08-12-2003
10UW 206 CC IN EEN OOGOPSLAG
66
VOORSTOELEN 1 - Verstelling in lengterichting.
2 - Hoogteverstelling enverstelling van de hoekvan de hoofdsteun.
3 - Toegang tot deachterzitplaatsen. 4 -
Hoogteverstelling van de bestuurdersstoel.
5 - Verstelling van de hoek vande rugleuning.
6 - Schakelaar stoelverwarming.
Page 10 of 132

08-12-2003
11UW 206 CC IN EEN OOGOPSLAG
9669
VOORSTE AIRBAGS
Uitschakelen airbag aan passagierszijde* Steek de contactsleutel in de schakelaar 1en draai deze:
Ð op ONairbag aan passagiers-
zijde geactiveerd,
Ð op OFFairbag aan passa-
gierszijde uitgeschakeld.
Controle van de werking
Als bij aangezet contact(2 e
stand) dit verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel gaatbranden in combinatie met eenmelding op het multifunctionele
display, betekent dit dat deairbag aan passagierszijde is uit-geschakeld (stand "OFF"van de
schakelaar). Als de airbag aan passagierszijde isuitgeschakeld, blijfthet verklikkerlampjebranden. ISOFIX-BEVESTIGINGEN Deze zijn beschikbaar voor de passagiersstoel v——r en dienenom een
speciaal kinderzitje te
installeren dat verkocht wordt via
de PEUGEOT-servicepunten. De sloten van het kinderzitje worden verankerd aan de spe-ciale bevestigingspunten en zor-gen zo
voor een veilige en snelle
montage van het zitje. Het kinder-
zitje moet met de rug in de rij-richting geplaatst worden voorkinderen tot 13 kg (hierbij is het
verplicht de airbag aan passa-gierszijde uit te schakelen) .
Volg de montage-aanwijzingenin de installatiehandleiding vande fabrikant van het kinderzitje.
Voorzorgsmaatregelen metbetrekking tot een airbag aanpassagierszijde Auto's met een airbagschakelaar:
Ð Schakel de air-
bag aan passa- gierszijde uit alsu een kinderzitjemet de rugleu-ning in de rijrich-ting op de voor-stoel plaatst.
Ð Schakel de airbag in als er een passagier op de voorstoel zit.
Auto's zonder een airbagscha-kelaar:
Ð Plaats geen kinder- zitje met de rugleu- ning in de rijrichtingop de voorstoel.
Leg in elk geval nooit uw voeten,noch enig voorwerp op het dash-board.
* Volgens land van bestemming.
Page 11 of 132
08-12-2003
12UW 206 CC IN EEN OOGOPSLAG
Nr. Symbool Functie1 Regeling luchtverdeling.
2 Toevoer buitenlucht.
3 Temperatuurregeling.
4 Achterruitverwarmingen verwarmingbuitenspiegels.
5 Regelingluchtopbrengst.
6 Bedieningairconditioning.
VERWARMING EN AIRCONDITIONING
60
62
Page 12 of 132
13
Nr. Symbool Functie1 Regeling luchtopbrengst.
2 Regelingluchtverdeling.
3 Toevoer buitenlucht.
4 Bedieningairconditioning.
5 Achterruitverwarmingen verwarmingbuitenspiegels.
6 Uitschakelen.
7 Temperatuurregeling.
8 Automatischprogramma"comfort".
9 Automatischprogramma "zicht".
Opmerking: De werking van het systeem kan minder zijn
als het dak is weggeklapt.
64
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
08-12-2003
UW 206 CC IN EEN OOGOPSLAG
Page 13 of 132

UW 206 CC IN EEN OOGOPSLAG14AUTOMATISCHE TRANSMISSIE "TIPTRONIC-SYSTEM PORSCHE" Bij de automatische transmissie met vier versnellingen kunt u kiezen uit
volautomatische bediening , aangevuld met de programma's sport en
sneeuw , of handmatig schakelen.
Schakelpatroon Kies de gewenste stand door de selectiehendel in het schakelpatroon
te verplaatsen.De gekozen stand wordt met een pictogram in het instrumentenpaneel aangegeven.
Park (parkeerstand) :om de auto stil te zetten en
te starten , met of zonder gebruik van de handrem.
R everse (achteruitversnelling) :om achteruit te
rijden (schakel deze stand alleen in als de autostilstaat en de motor stationair draait). N eutral (neutraalstand) :om de motor te starten en
de auto te parkeren , met gebruik van de handrem.
Opmerking: Laat, als onder het rijden per onge-
luk de selectiehendel in de stand Nwordt gezet,
het motortoerental terugvallen tot stationair voor- dat de stand Dwordt geselecteerd om vervolgens
weer gas te geven.
D rive (rijstand) :om automatisch te schakelen tij-
dens het rijden.
M anual (sequenti‘le stand) :om zelf de versnellin-
gen te selecteren. S :programma sport.
:programma sneeuw.
Handmatig schakelen in de vier versnellingen:
Duw de selectiehendel naar het symbool +om op te schakelen en trek
de selectiehendel naar het symbool Ðom terug te schakelen.
Opmerking: De programma's S(sport) en (sneeuw) kunnen niet
worden ingeschakeld in de handbediende stand. Starten
controleer of de handrem is aangetrokken en zet deselectiehendel in stand Pof N.
draai het contact in de standStarten .
Wegrijden Om, na het starten, weg te rijden vanuit de stand P:
trap altijd het rempedaal in
om uit de stand P te kunnenschakelen.
selecteer de stand R, D of M
en laat langzaam het rempe-daal los; de auto begintmeteen te rijden.
Om weg te rijden vanuit de stand N:
trap het rempedaal in en zetde handrem los.
selecteer de stand R, D of M
en laat langzaam hetrempedaal los; de auto begintte rijden.
Als de motor stationairdraait, het rempedaal islosgelaten en de stand R,
D of Mis geselecteerd,
zet de auto zich al in beweging,zelfs als het gaspedaal niet wordtingetrapt. Laat daarom geen kinderen alleen in deauto achter als demotor draait.
91
08-12-2003
Page 14 of 132

PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES
18
08-12-2003
UIT TE VOEREN ONDERHOUD Het onderhoud van uw auto dient elke 30.000 km of elke twee jaar te worden uitgevoerd. Het onderhoudsinterval wordt aangegeven door de onderhoudsintervalindicator; dit interval wordt berekend vanaf de laat-
ste nulstelling van de onderhoudsintervalindicator (zie het betreffende hoofdstuk). Dit interval wordt bepaald aan de hand van twee parameters:Ð de verreden kilometers,Ð de verstreken tijd vanaf de laatste onderhoudscontrole.Opmerking:
afhankelijk van de gebruiksgewoonten van de bestuurder kan de factor tijd worden meegewogen bij de nog af
te leggen kilometers. Door de lange intervallen tussen de onderhoudscontroles is het noodzakelijk het motoroliepeil regelmatig te controleren: het is normaal dat er tussen twee verversingen motorolie bijgevuld moet worden. PEUGEOT nodigt u daarom uit voor een tussentijdse controle tussen alle onderhoudscontroles.
De termijn voor deze tussentijdse controle wordt niet aangegeven door de onderhoudsintervalindicator. Deze moet elke 15.000 km worden uitgevoerd .
Een PEUGEOT-monteur voert een kortdurende controle uit en vult, indien nodig, vloeistoffen bij (olie, koelvloeistof,ruitensproeiervloeistof tot 2 liter). Een te laag motorolieniveau kan aanzienlijke schade aan de motor veroorzaken: controleer het niveau minstens elke 3.000 of 5.000 km, afhankelijk van de gebruiksomstandigheden. Deze lange onderhoudsintervallen zijn mogelijk dankzij de ontwikkeling van onze automobielen en smeermiddelen:
DAAROM IS HET VERPLICHT UITSLUITEND MOTOROLIèN TE GEBRUIKEN DIE VOOR DE MOTOR VAN UW AUTO
GESCHIKT ZIJN EN AANBEVOLEN WORDEN DOOR DE CONSTRUCTEUR (zie bladzijden "Smeermiddelen").
Page 15 of 132

PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES 19
08-12-2003
ONDERHOUD VAN SLIJTAGE-ONDERDELEN EN CONTROLE VAN VERBRUIKTE ARTIKELEN Bepaalde belangrijke onderdelen van uw auto vragen specifieke onderhoudscontroles:
Ð De
remvloeistof dient elke 60.000 km of elke 2 jaar vervangen te worden;
Ð Het interieurfilter dient bij elk bezoek aan het PEUGEOT-servicepunt (onderhoudscontroles en tussentijdse controles)
of, afhankelijk van de omgeving (stof, vervuiling, enz.), vaker gecontroleerd te worden;
Ð Vervangen van de distributieriem: raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Ð De bandenspanning moet minstens eens per maand bij koude banden gecontroleerd worden.
BIJZONDERE GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN Bij gebruik onder verzwaarde omstandigheden, zoals: Ð overwegend huis-aan-huis bestellingen, Ð alleen stadsverkeer (type taxi),
Ð overwegend korte ritten bij lage temperatuur.
Of langdurig gebruik onder de volgende omstandigheden:
Ð in warme landen met temperaturen regelmatig hoger dan +30 ¡C,
Ð in koude landen met temperaturen regelmatig lager dan Ð15 ¡C,
Ð in stoffige gebieden ,
Ð in landen waar de smeermiddelenof brandstoffen niet overeenkomen met onze aanbevelingen.
Is het noodzakelijk gebruik te maken van het onderhoudsschema "Bijzondere Gebruiksomstandigheden", met kortere onderhoudsintervallen: Ð Elke 20.000 km of elk jaar.
Page 16 of 132

PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES 19
08-12-2003
ONDERHOUD VAN SLIJTAGE-ONDERDELEN EN CONTROLE VAN VERBRUIKTE ARTIKELEN Bepaalde belangrijke onderdelen van uw auto vragen specifieke onderhoudscontroles:
Ð De
remvloeistof dient elke 60.000 km of elke 2 jaar vervangen te worden;
Ð Het interieurfilter dient bij elk bezoek aan het PEUGEOT-servicepunt (onderhoudscontroles en tussentijdse controles)
of, afhankelijk van de omgeving (stof, vervuiling, enz.), vaker gecontroleerd te worden;
Ð Vervangen van de distributieriem: raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Ð De bandenspanning moet minstens eens per maand bij koude banden gecontroleerd worden.
BIJZONDERE GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN Bij gebruik onder verzwaarde omstandigheden, zoals: Ð overwegend huis-aan-huis bestellingen, Ð alleen stadsverkeer (type taxi),
Ð overwegend korte ritten bij lage temperatuur.
Of langdurig gebruik onder de volgende omstandigheden:
Ð in warme landen met temperaturen regelmatig hoger dan +30 ¡C,
Ð in koude landen met temperaturen regelmatig lager dan Ð15 ¡C,
Ð in stoffige gebieden ,
Ð in landen waar de smeermiddelenof brandstoffen niet overeenkomen met onze aanbevelingen.
Is het noodzakelijk gebruik te maken van het onderhoudsschema "Bijzondere Gebruiksomstandigheden", met kortere onderhoudsintervallen: Ð Elke 20.000 km of elk jaar.