PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES 19
08-12-2003
ONDERHOUD VAN SLIJTAGE-ONDERDELEN EN CONTROLE VAN VERBRUIKTE ARTIKELEN Bepaalde belangrijke onderdelen van uw auto vragen specifieke onderhoudscontroles:
Ð De
remvloeistof dient elke 60.000 km of elke 2 jaar vervangen te worden;
Ð Het interieurfilter dient bij elk bezoek aan het PEUGEOT-servicepunt (onderhoudscontroles en tussentijdse controles)
of, afhankelijk van de omgeving (stof, vervuiling, enz.), vaker gecontroleerd te worden;
Ð Vervangen van de distributieriem: raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Ð De bandenspanning moet minstens eens per maand bij koude banden gecontroleerd worden.
BIJZONDERE GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN Bij gebruik onder verzwaarde omstandigheden, zoals: Ð overwegend huis-aan-huis bestellingen, Ð alleen stadsverkeer (type taxi),
Ð overwegend korte ritten bij lage temperatuur.
Of langdurig gebruik onder de volgende omstandigheden:
Ð in warme landen met temperaturen regelmatig hoger dan +30 ¡C,
Ð in koude landen met temperaturen regelmatig lager dan Ð15 ¡C,
Ð in stoffige gebieden ,
Ð in landen waar de smeermiddelenof brandstoffen niet overeenkomen met onze aanbevelingen.
Is het noodzakelijk gebruik te maken van het onderhoudsschema "Bijzondere Gebruiksomstandigheden", met kortere onderhoudsintervallen: Ð Elke 20.000 km of elk jaar.
PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES 19
08-12-2003
ONDERHOUD VAN SLIJTAGE-ONDERDELEN EN CONTROLE VAN VERBRUIKTE ARTIKELEN Bepaalde belangrijke onderdelen van uw auto vragen specifieke onderhoudscontroles:
Ð De
remvloeistof dient elke 60.000 km of elke 2 jaar vervangen te worden;
Ð Het interieurfilter dient bij elk bezoek aan het PEUGEOT-servicepunt (onderhoudscontroles en tussentijdse controles)
of, afhankelijk van de omgeving (stof, vervuiling, enz.), vaker gecontroleerd te worden;
Ð Vervangen van de distributieriem: raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Ð De bandenspanning moet minstens eens per maand bij koude banden gecontroleerd worden.
BIJZONDERE GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN Bij gebruik onder verzwaarde omstandigheden, zoals: Ð overwegend huis-aan-huis bestellingen, Ð alleen stadsverkeer (type taxi),
Ð overwegend korte ritten bij lage temperatuur.
Of langdurig gebruik onder de volgende omstandigheden:
Ð in warme landen met temperaturen regelmatig hoger dan +30 ¡C,
Ð in koude landen met temperaturen regelmatig lager dan Ð15 ¡C,
Ð in stoffige gebieden ,
Ð in landen waar de smeermiddelenof brandstoffen niet overeenkomen met onze aanbevelingen.
Is het noodzakelijk gebruik te maken van het onderhoudsschema "Bijzondere Gebruiksomstandigheden", met kortere onderhoudsintervallen: Ð Elke 20.000 km of elk jaar.
PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES 21
08-12-2003
Op 0 zetten van de onderhoudsintervalindicator Uw PEUGEOT-servicepunt zet de onderhoudsintervalindicator na elkeonderhoudscontrole weer op 0. De onderhoudsintervalindicator kan op de volgende wijze op 0 wordengezet:
Ð zet het contact af,
Ð druk op knop
1en houd deze
ingedrukt,
Ð zet het contact aan. De kilometerteller begint 10 seconden terug te tellen,
Ð houd knop 1gedurende 10 secon-
den ingedrukt.
De teller geeft [= 0]aan en het lampje
gaat uit.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN 31
08-12-2003
Display op het instrumentenpaneel Dit heeft na het aanzetten van het contact, 3 verschillende functies:
Ð onderhoudsintervalindicator (zie het desbetreffende hoofdstuk),
Ð motorolieniveaumeter,
Ð kilometerteller; deze wordt na het uitzetten van het contact, bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergren-
delen en ontgrendelen van de auto gedurende 30 seconden weergegeven.
Motorolieniveaumeter Bij het aanzetten van het contact, wordt de onderhoudsintervalindicator enkele seconden weergegeven en vervolgens gedurende ongeveer 10 seconden het motorolieniveau. Maximum olieniveau Controleer als de zes blokjes knipperen en de melding "max" wordt weergegeven, het olieniveaumet de peilstok. Te veel olie kan leiden tot motorschade.
Als inderdaad blijkt dat het oliepeil te hoog is, neem dan zo spoedig mogelijk contact op met
een PEUGEOT-servicepunt.
Te weinig olie Als de zes streepjes knipperen en de melding "min" wordt weergegeven, geeft dit aan dat het olieniveau te laag is, waardoor motorschade kan ontstaan. Controleer het olieniveau met de peilstok en vul zonodig olie bij. Defecte elektrische motorolieniveaumeter Als de zes streepjes knipperen, geeft dit een defect aan de elektrische motorolieniveaumeter aan. Er bestaat grote kans op ernstige motorschade.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Controle van het olieniveau met de peilstok en de elektrische motorolieniveaumeter is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 10 minuten niet heeft gedraaid.
08-12-2003
UW 206 CC IN DETAIL83
Dek de regensensor, op de voorruit achter de binnen-spiegel, niet af.Zet het contact uit als de auto
gewassen wordt in een wasstraat ofcontroleer of de schakelaar niet in destand voor automatisch wissen staat.
Wacht 's winters met het inschake-len van het automatisch wissen totde voorruit ontdooid is.
Automatische ruitenwissers In de stand
AUTOwerkt de ruiten-
wisser automatisch en wordt de
snelheid van de wissers aan de hoeveelheid neerslag aangepast .
Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de automa-tische ruitenwissers verschijnt demelding "Automatisch wissen
aan" op het multifunctionele display.
In het geval van een storing wordt de
bestuurder gewaarschuwd met eengeluidssignaal en de melding "Storing
automatische ruitenwissers" op het
multifunctionele display. In het geval van een storing wer-
ken de ruitenwissers als de schake- laar in de stand AUTOstaat in de
intervalstand.
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt.
PRAKTISCHE INFORMATIE101
NIVEAUS CONTROLEREN Motorolieniveau
Regelmatig controleren en tus- sen twee verversingen eventueelolie bijvullen. (Maximum oliever-
bruik: 0,5 liter per 1 000 km).
De controle dient bij koude motor enhorizontaal geplaatste wagen tegeschieden, met behulp van de olie-niveaumeter in het instrumentenpa-neel of de oliepeilstok.
Oliepeilstok 2 merktekens op de peilstok: A=maxi.
Het oliepeil mag nooit boven dit merktekenuitkomen. B = mini.
Voor het behoud van de bedrijfszekerheid van de motoren en deemissieregelsystemenmogen in geen gevaladditieven aan de
motorolie worden toe-gevoegd.
Olie verversen
Volgens de aanwijzingen in de "PEUGEOT ONDERHOUDSCON-TROLES" .
Opmerking: Vermijd langdurig huid-
contact met afgewerkte olie. Keuze van de viscositeitgraad De olie dient in ieder geval aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen tevoldoen. Niveau remvloeistof:
Ð Het niveau dient steeds tussen de
merktekens DANGER en MAXI van het reservoir te staan.
Ð Raadpleeg bij een sterke daling van het vloeistofniveau onmiddel-
lijk uw PEUGEOT-servicepunt.
Vervangen:
Ð De vloeistof dient volgens de voorgeschreven intervallen te worden ververst.
Ð Gebruik remvloeistof die door de constructeur wordt aanbevolen enaan de DOT4-normen voldoet.
Opmerking: Remvloeistof is een
erg bijtend middel. Vermijd elk con-tact met de huid. Koelvloeistofniveau Gebruik uitsluitend door de con- structeur aanbevolen koelvloeistof. Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof
geregeld door de koelventilator.
Wacht voor werkzaamheden aanhet koelsysteem ten minste 1 uurnadat de motor gedraaid heeft,omdat de koelventilator nog kan(gaan) werken als de sleutel uit hetcontactslot is verwijderd en hetkoelsysteem onder druk staat. Draai de dop eerst 2 omwentelingenlos om de druk te laten dalen en tevoorkomen dat de hete koelvloeistof
uit het koelsysteem spuit. Trek, alsde druk eenmaal gedaald is, de doplos en vul het systeem bij. Opmerking:
De koelvloeistof
behoeft niet te worden ververst. Afgewerkte producten Gooi geen afgewerkte olie, rem- vloeistof of koelvloeistof in het riool,in het water of op de grond. Vloeistofniveau stuurbekrachtiging Open het reservoir bij koude motor (omgevingstemperatuur),het vloeistofniveau dient bovenhet MINI en dichtbij het MAXImerkteken te staan.
Vloeistofniveau ruiten- en koplampsproeiers* Gebruik voor een optimale reiniging en voor uw eigen veiligheid uitslui-
tend door PEUGEOT aanbevolenproducten.
* Volgens land van bestemming.
08-12-2003