Page 65 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-20
6
Inspectie van banden
Voor elk rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de
band scheurtjes vertoont, moet de band on-
middellijk door een Yamaha dealer worden
vervangen.CE-08DOPMERKING:_ De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht. _
DW000079
WAARSCHUWING
_
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een motor met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt.
_
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden met bandventielen.
1. Bandwang
a. BandprofieldiepteMinimale
bandprofieldiepte
(voor en achter)1,6 mm
1. Bandventiel
2. Luchtventielbuis
3. Luchtventieldop met afdichting
D_5ps.book Page 20 Wednesday, December 12, 2001 10:34 AM
Page 66 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-21
6
DW000080
WAARSCHUWING
_
De banden op de voor- en achter-
wielen horen van hetzelfde merk en
dezelfde constructie te zijn, anders
is het weggedrag van de motor mo-
gelijk niet normaal.
Na uitgebreide testen zijn alleen de
hieronder vermelde banden voor
dit model goedgekeurd door
Yamaha Motor Co., Ltd.
Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo het
weglekken van luchtdruk te voorko-
men.
Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om bij hoge rijsnelheden
een te lage bandspanning te voor-
komen.
_
CE-10D
CE-14DDAU00684
WAARSCHUWING
_ Deze motorfiets is uitgerust met specia-
le banden die geschikt voor zeer hoge
rijsnelheden. Let op het volgende om
deze banden zo effectief mogelijk te
kunnen gebruiken.
Gebruik bij vervanging uitsluitend
het voorgeschreven type banden.
Bij andere banden is het risico op
een klapband bij zeer hoge rijsnel-
heden niet denkbeeldig.
Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief
weinig grip totdat ze zijn “ingere-
den”. Het is dan ook verstandig de
eerste 100 km nadat een nieuwe
band is aangebracht rustig te blij-
ven rijden en pas daarna de rijsnel-
heid te verhogen.
Voordat met hoge snelheid wordt
gereden moeten de banden zijn op-
gewarmd.
Pas de bandspanning steeds aan
volgens de rijomstandigheden.
_
VOOR
Merk Maat Model
Dunlop
120/70 ZR18 (59W)
D220FSTJ
Metzeler
120/70 ZR18 M/C (59W)
MEZ4J
ACHTER
Merk Maat Model
Dunlop
160/60 ZR17 (69W)
D220STJ
Metzeler
160/60 ZR17 M/C (69W)
MEZ4J
VOOR EN ACHTER
Bandventiel TR412
Luchtventielbuis #9000A (origineel)
D_5ps.book Page 21 Wednesday, December 12, 2001 10:34 AM
Page 67 of 110
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-22
6
DAU00692
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen De vrije slag van de koppelingshendel moet
10–15 mm–bedragen, zoals getoond. Con-
troleer de vrije slag van de koppelingshen-
del regelmatig en stel zo nodig als volgt af.
1. Draai de borgmoer bij de koppe-
lingshendel los.
2. Draai voor meer vrije slag van de kop-
pelingshendel de stelbout richting
a.
Draai voor minder vrije slag van de
koppelingshendel de stelbout
richting
b.
3. Draai de borgmoer aan.
OPMERKING:_ Als de voorgeschreven vrije slag niet kan
worden gehaald op de hierboven beschre-
ven wijze, vraag dan een Yamaha dealer
het inwendig koppelingsmechanisme te
controleren. _
1. Borgmoer
2. Stelbout vrije slag koppelingshendel
c. Vrije slag van koppelingshendel
D_5ps.book Page 22 Wednesday, December 12, 2001 10:34 AM
Page 68 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-23
6
DAU00712
De stand van het rempedaal
afstellen De bovenzijde van het rempedaal moet op
een afstand van ca. 32 mm onder de voet-
steun staan, zoals te zien in de afbeelding.
Controleer de stand van het rempedaal re-
gelmatig en laat zo nodig afstellen door een
Yamaha dealer.
DW000109
WAARSCHUWING
_ Als het rempedaal zacht of sponzig aan-
voelt, wijst dat erop dat er lucht in het
hydraulisch systeem zit. Als er lucht in
het hydraulisch systeem zit, moet het
systeem door een Yamaha dealer wor-
den ontlucht voordat de motorfiets
wordt gebruikt. Lucht in het hydraulisch
systeem heeft een negatief effect op de
remwerking, waardoor u de macht over
het stuur zou kunnen verliezen met een
ongeluk als gevolg. _
DAU00713
Afstellen van de
remlichtschakelaar achterrem De remlichtschakelaar, die wordt geacti-
veerd door het rempedaal, is correct afge-
steld wanneer het remlicht gaat branden
vlak voordat de remwerking intreedt. Stel zo
nodig de remlichtschakelaar als volgt af.
Terwijl de stelmoer wordt gedraaid, moet
de remlichtschakelaar op zijn plaats wor-
den gehouden. Draai de stelmoer
richting
a om het remlicht eerder te laten
branden. Draai de stelmoer richting
b om
het remlicht later te laten branden.
a. Afstand tussen rempedaal en voetsteun
1. Remlichtschakelaar
2. Stelmoer remlichtschakelaar
D_5ps.book Page 23 Wednesday, December 12, 2001 10:34 AM
Page 69 of 110
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-24
6
DAU00715
Controleren van de remblokken
voor- en achter De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema. Elk remblok heeft een eigen
slijtage-indicator zodat het remblok kan
worden gecontroleerd zonder de rem te de-
monteren. Bekrachtig de rem en let op de stand van
de slijtage-indicator om de remblokslijtage
te controleren. Wanneer een remblok zover
is afgesleten dat de slijtage-indicator de
remschijf bijna raakt, vraag dan een
Yamaha dealer de remblokken als set te
vervangen.1. Slijtage-indicatorgroef remblokVoorrem
1. Slijtage-indicatorgroef remblokAchterrem
D_5ps.book Page 24 Wednesday, December 12, 2001 10:34 AM
Page 70 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-25
6
DAU03294
Controleren van
remvloeistofniveau Bij een tekort aan remvloeistof kan lucht het
remsysteem binnendringen, waarna de
remwerking mogelijk minder effectief is.
Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor mi-
nimumniveau staat en vul zo nodig bij. Een
laag remvloeistofniveau wijst mogelijk op
verregaande remblokslijtage en/of lekkage
in het remsysteem. Als het remvloeistofni-
veau laag is, controleer dan de remblokken
op slijtage en het remsysteem op lekkage.Neem de volgende voorzorgsmaatregelen:
Bij het controleren van het remvloei-
stofniveau moet het bovenvlak van het
remvloeistofreservoir horizontaal
staan.
Gebruik uitsluitend de voorgeschre-
ven kwaliteit remvloeistof, anders kun-
nen de rubber afdichtingen
verslechteren en zo lekkage en slech-
te remwerking teweegbrengen.
Vul bij met hetzelfde type remvloeistof.
Bij vermengen van verschillende ty-
pen remvloeistof kunnen schadelijke
chemische reacties optreden en kan
de remwerking verslechteren.
Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water het remvloeistofreservoir
kan binnendringen. Water zal het
kookpunt van de remvloeistof aan-
zienlijk verlagen zodat dampbelvor-
ming kan optreden.
Remvloeistof kan gelakte of kunststof
onderdelen aantasten. Veeg gemor-
ste remvloeistof steeds direct af.
Naarmate de remblokken afslijten, zal
het remvloeistofniveau geleidelijk ver-
der dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als
het remvloeistofniveau plotseling sterk
is gedaald.
1. Merkstreep minimumniveauVoorrem
1. Merkstreep minimumniveau
Aanbevolen remvloeistof: DOT 4Achterrem
D_5ps.book Page 25 Wednesday, December 12, 2001 10:34 AM
Page 71 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-26
6
DAU03985
Verversen van remvloeistof Vraag een Yamaha dealer de remvloeistof
te verversen volgens de intervalperioden
voorgeschreven onder OPMERKING in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
Laat bovendien de olie-afdichtingen van de
hoofdremcilinder, de remklauwen en de
remslang vervangen volgens de intervalpe-
rioden of wanneer ze lekken of zijn bescha-
digd.
Vloeistof-afdichtingen: Vervang elke
twee jaar.
Remslang: Vervang elke vier jaar.
DAU00744
Doorbuiging aandrijfketting De doorbuiging van de aandrijfketting moet
voorafgaand aan elke rit worden gecontro-
leerd en eventueel worden bijgesteld.
Aandrijfketting controleren op doorbui-
ging
1. Plaats de motorfiets op een vlakke on-
dergrond en houd hem verticaal.OPMERKING:_ Om de kettingdoorbuiging te controleren en
bij te stellen, moet de motorfiets rechtop
worden gehouden en mag deze geen ge-
wicht dragen. _
2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand.
3. Draai het achterwiel door de motor-
fiets te duwen en vind zo het strakste
gedeelte in de aandrijfketting; meet nu
de doorbuiging van de ketting zoals af-
gebeeld.
4. Stel de doorbuiging van de ketting als
volgt bij als deze niet correct is.a. Doorbuiging aandrijfkettingDoorbuiging aandrijfketting:
50–60 mm
D_5ps.book Page 26 Wednesday, December 12, 2001 10:34 AM
Page 72 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-27
6
DAU04372
Doorbuiging aandrijfketting bijstellen
1. Draai de wielasmoer los en de rem-
klauwsteunbout en de borgmoer aan
elke zijde van de swingarm.
2. Draai om de aandrijfketting strakker te
stellen de stelbout aan beide uiteinden
van de swingarm richting
a. Draai om
de aandrijfketting losser te stellen de
stelbout aan beide uiteinden van de
swingarm richting
ben druk vervol-
gens het achterwiel naar voren.
OPMERKING:_ Gebruik voor een goede wieluitlijning de uit-
lijnmerktekens aan beide zijden van de
swingarm, om zeker te zijn dat beide stel-
moeren dezelfde positie hebben. _
DC000096
LET OP:_ Een slecht gespannen aandrijfketting
overbelast de motor en andere vitale de-
len van de motorfiets, waardoor de ket-
ting kan slippen of breken. Om dit te
voorkomen moet de spanning van de
aandrijfketting binnen het voorgeschre-
ven bereik blijven. _
3. Draai de borgmoeren vast en zet dan
de wielasmoer en de remklauwsteun-
bout vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
1. Wielasmoer
2. Stelbout van de aandrijfketting
3. Borgmoer
4. Uitlijnmerktekens
1. Bout
2. Remklauwsteun
Aanhaalmoment:
Wielasmoer:
150 Nm (15,0 m·kgf)
Bout remklauwsteun:
40 Nm (4,0 m·kgf)
D_5ps.book Page 27 Wednesday, December 12, 2001 10:34 AM