Page 177 of 360

177
Rijden
6
WARNI NG
Controleer voordat u het systeem opnieuw initialiseert of de spanning van de vier banden geschikt is voor de gebruiksomstandigheden van de auto en overeenkomt met de waarden op het bandenspanningslabel.Controleer de spanning van de vier banden alvorens het systeem opnieuw te initialiseren.
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem geeft geen melding als een bandenspanning bij het opnieuw initialiseren onjuist is.
Met toets
► Houd bij stilstaande auto deze toets ongeveer 3 tot 10 seconden ingedrukt en laat hem vervolgens los. Het opnieuw initialiseren wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Met audiosysteem of touchscreen
Het systeem moet bij stilstaande auto opnieuw worden geïnitialiseerd via het configuratiemenu van de auto.
Storing
Bij een storing gaan deze waarschuwingslampjes branden op het instrumentenpaneel.
In dat geval werkt het bandenspanningswaarschuwingssysteem niet meer.Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Rij- en
parkeerhulpsystemen -
Algemene adviezen
NOTIC E
De rij- en parkeerhulpsystemen kunnen nooit de noodzaak voor de bestuurder om zelf alert te
blijven vervangen.De bestuurder moet zich altijd aan de verkeersregels houden, moet onder alle omstandigheden de macht over zijn auto bewaren en moet te allen tijde in staat zijn om de controle weer over te nemen. De bestuurder moet de rijsnelheid altijd aanpassen aan de weersomstandigheden, het verkeer en de toestand van de weg.De bestuurder moet te allen tijde het verkeer in de gaten blijven houden om de snelheid en afstand van andere voertuigen in te schatten voordat richting aangegeven en van rijstrook gewisseld wordt.De systemen werken uitsluitend binnen de grenzen van de natuurkundige wetten.
Page 178 of 360

178
NOTIC E
RijhulpsystemenHoud zo veel mogelijk beide handen aan het stuur, gebruik altijd de binnen- en buitenspiegels, houd uw voeten in de buurt van de pedalen en onderbreek een lange rit elke twee uur met een pauze.
NOTIC E
ParkeerhulpsystemenDe bestuurder moet voorafgaand aan en tijdens het manoeuvreren altijd de omgeving van de auto in de gaten houden en hierbij de spiegels gebruiken.
WARNI NG
Radar(s)De werking van de radar(s) en de bijbehorende functies kan negatief worden beïnvloed door de opeenhoping van vuil (modder, ijs, enz.) of bepaalde weersomstandigheden (zware regenval, sneeuw, enz.), of als de bumpers beschadigd zijn.Als de voorbumper moet worden gespoten,
neem dan contact op met een Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Bepaalde laksoorten kunnen de werking van de radar(s) beïnvloeden.
WARNI NG
Rijhulpcamera
Deze camera en bijbehorende functies werken mogelijk minder goed of helemaal niet als het gedeelte van de voorruit vóór de camera vuil, beslagen, berijpt, met sneeuw bedekt, beschadigd of met een sticker bedekt is.Ontwasem de voorruit bij vochtig en koud weer regelmatig.Slecht zicht (slecht verlichte weg, zware regenval, dichte mist, sneeuw) en verblinding (koplampen van tegenliggers, laagstaande zon, reflecties op een nat wegdek, uitrijden van een tunnel, snelle overgangen tussen schaduw en licht) kunnen de detectie eveneens negatief beïnvloeden.Neem als de voorruit moet worden vervangen contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige om de camera opnieuw te laten kalibreren. Anders werken de eraan gekoppelde
rijhulpsystemen mogelijk niet goed.
NOTIC E
Overige camera'sDe op het touchscreen of het instrumentenpaneel weergegeven beelden van de camera('s) kunnen door het reliëf worden vervormd.Bij schaduw, fel zonlicht of onvoldoende licht kan het beeld donkerder en minder contrastrijk
zijn.De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.
WARNI NG
SensorenDe werking van de sensoren en de bijbehorende functies kan worden verstoord door het geluid van bijvoorbeeld luidruchtige voertuigen en machines (bijvoorbeeld vrachtwagens, drilboren), door de ophoping van sneeuw of dode bladeren op de weg of bij schade aan de bumpers en spiegels.Bij het inschakelen van de achteruitversnelling geeft een geluidssignaal (lang piepsignaal) aan dat de sensoren mogelijk vuil zijn.Een aanrijding aan de voorzijde of achterzijde van de auto kan de sensorinstellingen verstoren, hetgeen niet altijd door het systeem wordt vastgesteld: de afstandsmetingen kunnen hierdoor incorrect zijn.
Page 179 of 360

179
Rijden
6
De sensoren detecteren geen obstakels die te laag (trottoirbanden, drempels) of te dun (bomen, palen, draadhekken) zijn.Bepaalde obstakels die aanvankelijk wel worden gedetecteerd, worden mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich in de dode hoek van het detectiebereik van de sensoren bevinden.Bepaalde materialen (stoffen) kunnen geluidsgolven absorberen: hierdoor worden
voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
NOTIC E
OnderhoudReinig de bumpers, de buitenspiegels en het gezichtsveld van de camera's regelmatig.Houd tijdens het wassen van de auto het uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal 30 cm van de radar, sensoren en camera's.
WARNI NG
MattenHet gebruik van matten die niet door TOYOTA zijn goedgekeurd kan de werking van de snelheidsbegrenzer of cruise control belemmeren.Voorkomen dat de pedalen blijven hangen:– Controleer of de mat goed op zijn plaats ligt.
– Leg nooit twee matten op elkaar.
NOTIC E
SnelheidseenhedenAls u in een ander land bent, controleer dan of de snelheidseenheid die door het instrumentenpaneel wordt gebruikt (mph of km/h), overeenkomt met de in dit land geldende eenheid.Zo niet, verander dan bij stilstaande auto de door het instrumentenpaneel gebruikte snelheidseenheid zodat deze overeenkomt met de ter plaatse geldende eenheid.Neem bij twijfel contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Head-up display
Dit systeem projecteert bepaalde informatie op een getint scherm in het directe gezichtsveld van de bestuurder, zodat deze voor het bekijken ervan zijn ogen niet van de weg hoeft af te wenden.
Informatie weergegeven
tijdens de werking
Nadat het systeem is geactiveerd, wordt de volgende informatie gegroepeerd op het head-up display weergegeven:
A.De rijsnelheid.
B.Informatie cruise control/snelheidsbegrenzer.
C.Indien uw auto met deze systemen is uitgerust: informatie over de afstand tussen voertuigen, waarschuwingen van het automatische
noodremsysteem en aanwijzingen van het navigatiesysteem.
D.Indien uw auto met dit systeem is uitgerust: informatie over de snelheidslimiet.
Page 180 of 360

180
NOTIC E
Raadpleeg voor meer informatie over het navigatiesysteem het hoofdstuk Audiosysteem en telematica.
Keuzeknop
1.Aan.
2.Uit (lang indrukken).
3.Instellen van de lichtsterkte.
4.Instellen weergavehoogte.
Inschakelen/uitschakelen
► Druk bij draaiende motor op toets 1 om het systeem in te schakelen en het projectiescherm uit te klappen.
► Houd toets 2 ingedrukt om het systeem uit te schakelen en het projectiescherm in te klappen.De status van het systeem wordt opgeslagen wanneer de motor wordt uitgezet en hersteld wanneer de motor weer wordt gestart.
Hoogteverstelling
► Stel het display bij draaiende motor op de gewenste hoogte af met de toetsen 4:• omhoog om het display hoger af te stellen,• omlaag om het display lager af te stellen.
Instellen helderheid
► Stel bij een draaiende motor de helderheid van het informatiedisplay in met behulp van de toetsen 3:• druk op de “zon” om de lichtsterkte te verhogen,• druk op de “maan” om de lichtsterkte te verlagen.
W ARNI NG
Leg nooit voorwerpen rondom het scherm (of in de uitsparing) zodat het uitklappen en de goede werking van het projectiescherm niet belemmerd worden.
NOTIC E
Bij bepaalde weersomstandigheden (regen en/of sneeuw, zeer zonnig weer, enz.) is de informatie op het head-up display mogelijk tijdelijk minder goed leesbaar.Sommige zonnebrillen kunnen het lezen van de informatie belemmeren.Gebruik een schone, zachte doek (bijvoorbeeld een brillendoekje of microvezeldoekje) om het projectiescherm te reinigen. Gebruik nooit een droge of schurende doek of een schoonmaak- of oplosmiddel, anders kunnen er krassen ontstaan op het projectiescherm of kan de anti-reflecterende laag beschadigd raken.
NOTIC E
Dit systeem werkt bij draaiende motor en de instellingen worden opgeslagen wanneer het
contact UIT wordt gezet.
Page 181 of 360

181
Rijden
6
Opslaan van snelheden
Met deze functie kunt u snelheidsinstellingen opslaan die vervolgens worden gebruikt voor het instellen van twee systemen: de snelheidsbegrenzer (beperkt de snelheid van de auto) en de cruise control (snelheid van de auto).U kunt voor elk van de twee systemen 6
snelheidsinstellingen opslaan.
Programmeren
De drempelwaarden voor de snelheid kunnen met behulp van het touchscreen in het configuratiemenu van de auto worden ingesteld.► Selecteer het systeem waarvoor u de nieuwe snelheidsinstellingen wilt opslaan:– Snelheidsbegrenzerof
– cruise control.
► Druk op de toets van de snelheidsinstelling die u wilt wijzigen.► Voer de nieuwe waarde in met behulp van het numerieke toetsenbord en bevestig.► Bevestig om de wijzigingen op te slaan en het menu te verlaten.
NOTIC E
Opgeslagen snelheden worden opgeroepen door op deze toets te drukken.
Snelheidslimietherkenning
en advies
WARNI NG
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Met dit systeem kan de maximaal toegestane snelheid op het instrumentenpaneel worden weergegeven, in overeenstemming met de snelheidslimieten in het land waarin wordt gereden, op basis van:– Door de camera gedetecteerde verkeersborden met de snelheidslimiet.– Informatie over snelheidslimieten uit de kaartgegevens van het navigatiesysteem.
WARNI NG
Om er zeker van te zijn dat de informatie over snelheidslimieten afkomstig van het
navigatiesysteem actueel is, dienen de kaartgegevens geregeld te worden geüpdatet.
Page 182 of 360

182
WARNI NG
De eenheden voor de snelheidslimieten (km/h of mph) zijn afhankelijk van het land waarin u rijdt.Houd hier rekening mee om te voorkomen dat u de snelheidslimiet overschrijdt.Als u in een ander land bent, moet de snelheidseenheid die door het instrumentenpaneel wordt aangegeven gelden
voor het land waarin u rijdt. Anders werkt het systeem niet correct.
WARNI NG
Het snelheidslimietherkenningssysteem is een hulpsysteem; het geeft niet altijd de juiste snelheidslimiet aan.De snelheidslimietborden langs of boven de weg hebben altijd prioriteit boven de door het systeem weergegeven snelheidslimieten. Het systeem is ontworpen voor het detecteren van borden die voldoen aan de regels van het Verdrag van Wenen betreffende verkeersborden.
Inschakelen/uitschakelen
De instellingen kunnen worden
gewijzigd via het configuratiemenu van de auto.
Informatie op het
instrumentenpaneel
Head-up display
1.Weergave van de snelheidslimiet
Weergave snelheid
Het systeem is ingeschakeld, maar detecteert geen informatie over de snelheidslimiet.
Zodra informatie over de snelheidslimiet wordt gedetecteerd, geeft het systeem de waarde weer.
De bestuurder kan, als hij/zij dat wil, zijn/haar snelheid aanpassen op basis van de door het systeem geleverde gegevens.
Beperkingen van het systeem
Het systeem houdt geen rekening met lagere snelheidslimieten die met name in de volgende gevallen van kracht kunnen zijn:– Slecht weer (regen, sneeuw).
– Luchtvervuiling.
Page 183 of 360

183
Rijden
6
– Tijdens slepen of het trekken van een aanhangwagen.– Rijden met een noodreservewiel of sneeuwkettingen.– Rijden met een band die met een bandenreparatieset is gerepareerd.– beginnende bestuurders.Het systeem geeft mogelijk geen snelheidslimiet weer als het gedurende een bepaalde tijd geen
snelheidslimietbord signaleert en in de volgende situaties:– Afgeschermde, beschadigde of vervormde verkeersborden of verkeersborden die niet aan de norm voldoen.– verouderde of onjuiste kaartgegevens.
Opslaan van de ingestelde
snelheid
Aanvullend op de werking van de Snelheidslimietherkenning en advies kan de bestuurder de weergegeven snelheid als snelheidsinstelling aanhouden voor de snelheidsbegrenzer of cruise control met behulp van de toets voor het opslaan van de snelheid voor de snelheidsbegrenzer of cruise control.
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de snelheidsbegrenzer, cruise control of Adaptive Cruise Control.
Schakelaars/toetsen aan/op het
stuurwiel
1.Selecteren van de snelheidsbegrenzer/cruise control
2.Opslaan van de ingestelde snelheid
Informatie op het instrumentenpaneel
Head-up display
3.Weergave van de snelheidslimiet.
4.Verzoek om opslaan van de snelheid.
5.Huidige snelheidsinstelling.
Page 184 of 360

184
Opslaan van de ingestelde snelheid
► Schakel de snelheidsbegrenzer/cruise control in.De informatie over de snelheidsbegrenzer/cruise control wordt weergegeven. Bij de detectie van een verkeersbord met een andere snelheidslimiet geeft het systeem de waarde aan en knippert “MEM” een paar seconden om deze nieuwe snelheid als ingestelde snelheid op te slaan.
NOTIC E
Bij een verschil van minder dan 9 km/h tussen de ingestelde snelheid en de door de Snelheidslimietherkenning en advies weergegeven snelheid wordt het symbool “MEM” niet weergegeven.
Afhankelijk van de wegomstandigheden kunnen verschillende snelheden worden weergegeven.► Druk eenmaal op toets 2 om de voorgestelde snelheid te kunnen opslaan.Er wordt een melding weergegeven om het verzoek
te bevestigen.► Druk toets 2 nogmaals in om te bevestigen en deze snelheid als nieuwe ingestelde snelheid op te slaan.
De weergave keert dan terug naar de eerdere toestand.
Snelheidsbegrenzer
WARNI NG
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde snelheid overschrijdt.De snelheidsbegrenzer moet handmatig worden ingeschakeld.De ingestelde snelheid moet minimaal 30 km/h bedragen.De ingestelde snelheid wordt opgeslagen in het geheugen van het systeem als het contact UIT wordt gezet.
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over deze toets en de adaptieve cruise control.
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het opslaan van
snelheden.
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de snelheidslimietherkenning en in het bijzonder over het opslaan van de snelheidslimiet.
Stuurkolomschakelaar
1.AAN (stand LIMIT)/UIT (stand 0)
2.Verlagen van de ingestelde snelheid
3.Verhogen van de ingestelde snelheid
4.Onderbreken/hervatten van de snelheidsbegrenzer met de eerder ingestelde snelheid