CToets wijzigen parkeertype
Als er meerdere toetsen worden
weergegeven, verschilt de functie
afhankelijk van de toestand van de
toets als volgt.
of: Wijzigen van het beoogde
parkeervak.
of: Selecteren van het
huidige beoogde parkeervak.
: Hiermee kunt u overschakelen
op de functie fileparkeren.
: Hiermee kunt u overschakelen
op de functie haaks inparkeren
(vooruit/achteruit)
DToets MODE
Hiermee kunt u wisselen tussen de
geheugenfunctie en de functie haaks
inparkeren en fileparkeren.
(→Blz. 261)
EToets “Start”
Hiermee kunt u de
parkeerbegeleiding starten.
FToets wijzigen richting haaks
inparkeren
Hiermee kunt u wisselen tussen de
functie parkeren (vooruit) en de
functie parkeren (achteruit)
: Overschakelen naar functie
haaks inparkeren (vooruit)
: Overschakelen naar functie
haaks inparkeren (achteruit)
GToets voor persoonlijke
voorkeursinstelling
Hiermee kunt u het instelscherm voor
Advanced Park weergeven.
(→Blz. 266)
HRegistratietoets
Selecteer deze toets om het
registreren van een parkeervak te
startenBegeleidingsscherm (bij achteruitrijden)
AWerkingsicoon
Wordt weergegeven als Advanced
Park is ingeschakeld.
BAfstandslijnen (geel en rood)
Geven punten aan vanaf het midden
van de rand van de voor- of
achterbumper tot aan de beoogde
stoppositie (geel)* en ongeveer 0,3 m
(rood) vanaf de auto.
CWaarschuwingsicoon bewegend
object
DDisplay werking remregeling in
noodgevallen
BRAKE! (remmen) wordt
weergegeven.
EWeergave Toyota Parking
Assist-sensor
→Blz. 214
*De gele lijn aan de zijkant wordt niet
weergegeven als de beoogde stoppositie
zich op een afstand van ongeveer 2,5 m
of meer van de auto bevindt.
Pop-updisplay Toyota Parking
Assist-sensor
Ongeacht of de Toyota Parking
Assist-sensor is uit- of ingeschakeld
(→blz. 215), wordt er automatisch een
pop-updisplay weergegeven over het
begeleidingsscherm als er een object
wordt gesignaleerd door de Toyota
Parking Assist-sensor terwijl Advanced
Park is ingeschakeld.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
251
4
Rijden
Werking remregeling als Advanced Park
is ingeschakeld
Als het systeem, terwijl Advanced Park is
ingeschakeld, oordeelt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd
bewegend of stilstaand object groot is,
treden de begrenzingsregeling van het
hybridesysteem en de remregeling in
werking. Als de remregeling in werking is,
wordt de werking van Advanced Park
onderbroken en wordt er een melding
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Zoemer
Afhankelijk van omgevingsgeluiden of
geluiden van andere systemen kan het
moeilijk zijn om de zoemer van dit
systeem te horen.
Als er een zwart scherm wordt
weergegeven op het scherm van het
audiosysteem als Advanced Park in
werking is
Het systeem wordt beïnvloed door
radiogolven of er is mogelijk een storing
in het systeem aanwezig. Als er een
radioantenne is geplaatst in de buurt van
een camera, verplaats deze dan naar een
locatie zo ver mogelijk van de camera.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als er geen
radioantenne is geplaatst in de buurt van
een camera en het scherm nog niet
normaal werkt nadat het contact UIT is
gezet en het hybridesysteem vervolgens
weer is gestart.
Functie haaks inparkeren
(vooruit/achteruit)
Beschrijving functie
De functie haaks inparkeren
(vooruit/achteruit) kan worden gebruikt
als het beoogde parkeervak kan worden
gesignaleerd wanneer de auto dicht bij en
haaks op het midden van het parkeervak
tot stilstand wordt gebracht. Ook kan,afhankelijk van de conditie van het
parkeervak enzovoort, de stand van de
transmissie worden gewijzigd door de
begeleidingsregeling als de rijrichting
van de auto moet worden veranderd.
Parkeren met behulp van de functie
haaks inparkeren (vooruit/achteruit)
1. Breng de auto tot stilstand op een punt dicht bij en haaks op het midden
van het beoogde parkeervak.
Als het parkeervak is gemarkeerd met
lijnen
AOngeveer 1 m*
BOngeveer 2,5 m*
COngeveer 6 m of meer*
DOngeveer 5,5 m of meer*
Het systeem werkt mogelijk ook als er
slechts aan een kant van het beoogde
parkeervak een lijn aanwezig is.
*Dit is een referentiemeting voor het
signaleren van een parkeervak.
Afhankelijk van de omgeving is het
signaleren soms niet mogelijk.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
252
Als er andere auto's geparkeerd staan
AOngeveer 1 m*
BOngeveer 3 m of meer*
COngeveer 6 m of meer*
DOngeveer 5,5 m of meer*
Het systeem werkt mogelijk ook als er
slechts aan een kant van het beoogde
parkeervak een auto staat.
*Dit is een referentiemeting voor het
signaleren van een parkeervak.
Afhankelijk van de omgeving is het
signaleren soms niet mogelijk.
2. Druk op de hoofdschakelaar van
Advanced Park en controleer of er een
mogelijk parkeervak wordt weergege-
ven op het scherm van het
audiosysteem.
• Als er een parkeerplaats wordt gesignaleerd waar uw auto kan
worden geparkeerd, wordt er een
vak met het beoogde parkeervak
weergegeven.
• Als het mogelijk is om hier te fileparkeren, selecteer dan het
parkeervak en selecteer vervolgens
om over te schakelen op de
functie fileparkeren.
• Als het mogelijk is om zowel vooruit als achteruit het parkeervak in te
rijden, selecteer dan het parkeervak
en selecteer vervolgens
ofom de richting te wijzigen.
• Afhankelijk van de omgeving kan deze functie mogelijk niet worden
gebruikt. Gebruik de functie voor
een ander parkeervak
overeenkomstig de informatie die
wordt weergegeven op het scherm
van het audiosysteem.
3. Selecteer de toets “Start”. Er klinkt een zoemer, er wordt een
melding met betrekking tot de
werking weergegeven op het
multi-informatiedisplay en de
begeleiding wordt gestart.
• Als het rempedaal wordt losgelaten, wordt “Moving Forward...” (rijdt naar
voren...) of “Backing Up...” (rijdt naar
achteren...) weergegeven en begint
de auto vooruit/achteruit te rijden.
• Druk op de hoofdschakelaar van Advanced Park om de begeleiding
uit te schakelen.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
253
4
Rijden
Verlaten van een parkeervak met behulp
van de functie voor wegrijden uit haaks
parkeervak (vooruit/achteruit)1.
Druk met ingetrapt rempedaal en de
transmissie in stand P op de
hoofdschakelaar van Advanced Park en
controleer of het selectiescherm voor
de vertrekrichting wordt weergegeven
op het scherm van het audiosysteem.
2. Selecteer een pijl op het scherm van het audiosysteem om de richting te
kiezen waarin u wilt wegrijden.
Met behulp van de
richtingaanwijzerschakelaar kunt u
alleen kiezen om naar links of rechts
weg te rijden.
3. Trap het rempedaal in en selecteer de toets “Start”.
Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel in de buurt
te dicht nadert: →blz. 254 Er klinkt een zoemer, er wordt een
melding met betrekking tot de
werking weergegeven op het
multi-informatiedisplay en de
begeleiding wordt gestart. Druk op de
hoofdschakelaar van Advanced Park
om de begeleiding uit te schakelen.
Als de begeleiding wordt
uitgeschakeld, wordt “Advanced Park
Cancel” (Advanced Park
uitgeschakeld) weergegeven.
4. Voer de handelingen uit overeenkomstig de weergegeven
adviezen totdat de auto zich in een
positie bevindt waarin u kunt
wegrijden.
Als het stuurwiel niet bediend wordt,
zal de auto stoppen op de positie
waarin u kunt wegrijden. De
begeleiding kan worden beëindigd
door het gaspedaal of het rempedaal
in te trappen. Zodra de auto in een
positie staat waaruit u kunt wegrijden,
wordt “You can exit by moving the
steering wheel” (u kunt wegrijden
door het stuurwiel te bedienen)
weergegeven. Als het stuurwiel wordt
bediend, wordt “Advanced Park
Finished” (Advanced Park beëindigd)
weergegeven en wordt de begeleiding
beëindigd. Pak het stuurwiel vast en
rijd vooruit.
Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel te dicht
nadert
→Blz. 254
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
255
4
Rijden
*Dit is een referentiemeting voor het
signaleren van een parkeervak.
Afhankelijk van de omgeving is het
signaleren soms niet mogelijk.
Als er andere auto's geparkeerd staan
AOngeveer 1 m*
BOngeveer 7 m of meer*
COngeveer 4,5 m of meer*
DOngeveer 8 m of meer*
*
Dit is een referentiemeting voor het
signaleren van een parkeervak.
Afhankelijk van de omgeving is het
signaleren soms niet mogelijk.
2. Druk op de hoofdschakelaar van Advanced Park en controleer of er een
mogelijk parkeervak wordt
weergegeven op het scherm van het
audiosysteem. • Als er een parkeerplaats wordt
gesignaleerd waar uw auto kan
worden geparkeerd, wordt er een
vak met het beoogde parkeervak
weergegeven.
• Als het mogelijk is om hier haaks (vooruit/achteruit) in te parkeren,
selecteer dan het parkeervak en
selecteer vervolgens
om over te
schakelen op de functie haaks
inparkeren (vooruit/achteruit).
•
Afhankelijk van de omgeving kan deze
functie mogelijk niet worden gebruikt.
Gebruik de functie voor een ander
parkeervak overeenkomstig de
informatie die wordt weergegeven op
het scherm van het audiosysteem.
3. Selecteer de toets “Start”. Er klinkt een zoemer, er wordt een
melding met betrekking tot de
werking weergegeven op het
multi-informatiedisplay en de
begeleiding wordt gestart.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
257
4
Rijden
OPMERKING(Vervolg)
stoeprand aan begeleid. Breng, als het
ernaar uitziet dat de auto de
stoeprand gaat raken of van de weg
raakt, de auto tot stilstand door het
rempedaal in te trappen en druk
vervolgens op de hoofdschakelaar van
Advanced Park om het systeem uit te
schakelen.
• Wanneer zich aan de binnenzijde van
het parkeervak een muur of ander
obstakel bevindt, komt de auto
mogelijk tot stilstand op een positie
net buiten het ingestelde beoogde
parkeervak.
Functie wegrijden uit fileparkeervak
Advanced Park
Beschrijving functie
Als bij het wegrijden uit een
fileparkeervak het systeem oordeelt dat
verlaten van het parkeervak mogelijk is,
kan de functie wegrijden uit
fileparkeervak worden gebruikt. Ook kan,
afhankelijk van de omgeving, de stand
van de transmissie worden gewijzigd
door de begeleidingsregeling als de
rijrichting van de auto moet worden
veranderd.Verlaten van een parkeervak met behulp
van de functie wegrijden uit
fileparkeervak
1. Druk met ingetrapt rempedaal en de
transmissie in stand P op de
hoofdschakelaar van Advanced Park
en controleer of het selectiescherm
voor de vertrekrichting wordt
weergegeven op het scherm van het
audiosysteem.
2. Selecteer een pijl op het scherm van
het audiosysteem om de richting te
kiezen waarin u wilt wegrijden.
Met behulp van de
richtingaanwijzerschakelaar kunt u
alleen kiezen om naar links of rechts
weg te rijden.
3. Trap het rempedaal in en selecteer de
toets “Start”.
Er klinkt een zoemer, er wordt een
melding met betrekking tot de
werking weergegeven op het
multi-informatiedisplay en de
begeleiding wordt gestart.
Druk op de hoofdschakelaar van
Advanced Park om de begeleiding uit
te schakelen.
Als de begeleiding wordt
uitgeschakeld, wordt “Advanced Park
Cancel” (Advanced Park
uitgeschakeld) weergegeven.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
259
4
Rijden
4. Selecteer de parkeerrichting.
Wanneer haaks inparkeren
(vooruit/achteruit) is geselecteerd in
stap3
Wanneer fileparkeren is geselecteerd
in stap3
5. Pas met behulp van de pijltoetsen de
positie van het te registreren
parkeervak aan en selecteer
vervolgens de toets OK.6. Selecteer de toets “Start”.
Er klinkt een zoemer, er wordt een
melding met betrekking tot de
werking weergegeven op het
multi-informatiedisplay en de
begeleiding wordt gestart.
Als het rempedaal wordt losgelaten,
wordt “Moving Forward...” (rijdt naar
voren...) weergegeven en begint de
auto vooruit te rijden.
Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel in de buurt
te dicht nadert:→blz. 254
7. Voer de handelingen uit
overeenkomstig de weergegeven
adviezen totdat de auto stopt in het
beoogde parkeervak.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
262
Als “Not enough space to exit” (niet
genoeg ruimte om weg te rijden) wordt
weergegeven
De functie wegrijden uit een
fileparkeervak kan niet worden gebruikt
doordat bijvoorbeeld de afstand tussen
uw auto en geparkeerde auto's voor en
achter uw auto te kort is of er zich een
object in de vertrekrichting bevindt.
Controleer de toestand van het gebied
rond de auto en verlaat het parkeervak
handmatig.
Als “Cannot control speed” (kan
snelheid niet regelen) wordt
weergegeven
Het systeem oordeelde dat het de
snelheid van de auto niet kon regelen
toen het systeem werd gebruikt in een
gebied met een helling of hoogteverschil
en de begeleiding werd uitgeschakeld.
Gebruik het systeem op een locatie met
een horizontale ondergrond.
Als “Obstacle detected” (obstakel
gesignaleerd) wordt weergegeven
Als een bewegend of stilstaand object is
gesignaleerd waarmee uw auto in botsing
zou kunnen komen, wordt de begrenzing-
sregeling/remregeling van het hybride-
systeem uitgevoerd om de Advanced
Park-begeleiding te onderbreken.
Controleer de toestand van de omgeving.
Selecteer de toets “Start” op het scherm
van het audiosysteem om de begeleiding
te hervatten.
Als “Unable to find necessary mark to
register as parking space” (kan geen
noodzakelijke markering vinden om
parkeervak te registreren) wordt
weergegeven
Deze melding wordt weergegeven als
wordt geselecteerd bij een parkeervak
dat niet kan worden gesignaleerd.
Bedien het systeem bij een parkeervak
waar de verschillen in het wegdek kunnen
worden herkend. (→Blz. 261)
4.5.17 Safe Exit Assist*
*Indien aanwezig
Het Safe Exit Assist-systeem gebruikt
radarsensoren aan de linker en rechter
binnenzijde van de achterbumper om de
inzittenden te informeren over
naderende voertuigen of fietsers om een
botsing te helpen voorkomen bij het
openen van de portieren.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
• De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor een veilig
rijgedrag. Rijd altijd veilig en houd
rekening met de omgeving.
•
Safe Exit Assist is een aanvullend
systeem dat, wanneer de auto tot
stilstand is gebracht, de inzittenden
informeert over eventuele naderende
voertuigen en fietsen. Vertrouw niet
uitsluitend op dit systeem voor het
beoordelen van de veiligheid. Wanneer
u dat wel doet, kan dat leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg. In bepaalde situaties werkt
dit systeem mogelijk niet optimaal.
Daarom moeten de inzittenden
rechtstreeks en met behulp van de
spiegels visueel controleren of de
situatie veilig is.
Systeemonderdelen
AMulti-informatiedisplay
In- en uitschakelen van het Safe Exit
Assist-systeem.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
268