Als de registratie is voltooid, dooft het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning en wordt er een
melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay die aangeeft
dat de registratie is voltooid.
Het kan langer dan normaal duren om
de registratie te voltooien als de
rijsnelheid niet ten minste 40 km/h is.
Als de registratie na ten minste 1 uur
rijden niet is voltooid, herhaal dan de
registratieprocedure vanaf het begin.
10. Als de bandenspanning van de
gemonteerde wielenset verschilt van
die van de vorige set, moet de
procedure voor het instellen van de
bandenspanning van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem
worden uitgevoerd.
Als de voorgeschreven bandenspanning
hetzelfde is, hoeft de procedure voor
het instellen van de bandenspanning
niet te worden uitgevoerd.
Bij het registreren van identificatiecodes
•Normaal gesproken kan de
identificatiecoderegistratie binnen
ongeveer 30 minuten worden voltooid.
• De identificatiecoderegistratie wordt
uitgevoerd als rijsnelheid ongeveer
40 km/h of hoger is.
Als identificatiecodes niet eenvoudig
kunnen worden geregistreerd
• In de onderstaande situaties duurt de
identificatiecoderegistratie mogelijk
langer dan gebruikelijk of is registratie
niet mogelijk.
– Wanneer de auto niet gedurende
ten minste ongeveer 20 minuten is
geparkeerd voordat er met de auto
wordt gereden
– Er wordt niet gereden met een
snelheid van ongeveer 40 km/h of
hoger
– Er wordt gereden op een
onverharde weg–
Er wordt gereden in de buurt van
andere auto's en het systeem herkent
de bandenspanningssensoren en
-zenders van uw auto niet tussen die
van andere auto's
– Er bevindt zich een wiel met
bandenspanningssensor en -zender
in of in de buurt van de auto
• Als de auto tijdens de registratie
achteruit wordt gereden, worden alle
tot dan toe verzamelde gegevens
gewist. Ga nogmaals rijden.
• Als het waarschuwingslampje lage
bandenspanning niet 3 keer knippert
bij het starten van de procedure voor
de identificatiecoderegistratie tot
stap8, is de procedure mogelijk niet
gestart. Voer de procedure nogmaals
uit vanaf het begin.
• Als de registratie na ten minste een
uur rijden niet is voltooid, herhaal dan
de identificatiecoderegistratie vanaf
het begin.
•
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als de identificatiecodes
ook na het uitvoeren van de
bovenstaande procedure nog niet
kunnen worden geregistreerd.
Annuleren van de
identificatiecoderegistratie
Selecteer, om de identificatie-
coderegistratie te annuleren nadat deze is
gestart, nogmaals “Register New Valve /
ID” (registreer nieuw ventiel/ID-code) op
het multi-informatiedisplay.
Als de identificatiecoderegistratie is
geannuleerd, dooft het waarschu-
wingslampje lage bandenspanning. Als het
waarschuwingslampje niet dooft, is de
identificatiecoderegistratie mogelijk niet
goed geannuleerd. Selecteer, om de
registratie te annuleren, “Register New
Valve / ID” (registreer nieuw
ventiel/ID-code) op het
multi-informatiedisplay.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
346
Wielenset selecteren
Uw auto is uitgerust met een
bandenspanningswaarschuwingssysteem
met een functie om twee sets
identificatiecodes te registreren. Hiermee
kan een tweede wielenset worden
geregistreerd, bijvoorbeeld een set
winterbanden.
•De wielenset kan alleen worden
gewijzigd als een tweede wielenset in
het systeem is geregistreerd. Als een
tweede wielenset niet is geregistreerd,
wordt “Switching Incomplete See
Owner’s Manual” (Roteren onvoltooid.
Zie handleiding) weergegeven en is het
niet mogelijk om naar de geselecteerde
wielenset te schakelen.
U kunt zelf de identificatiecodes
registreren.
• Alleen een wijziging tussen beide
geregistreerde wielensets is mogelijk.
De wielensets kunnen niet worden
gemengd.
• Mogelijk kan tijdens het registreren
van identificatiecodes niet normaal
tussen wielensets worden geschakeld.
Annuleer de registratie voordat u de
wielensets wijzigt
1. Plaats de gewenste wielenset.
2. Selecteer
van het multi-
informatiedisplay en druk vervolgens
op
.
3. Druk op
ofom “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
4. Druk op
ofom “TPWS
setting” (instelling TPWS) te
selecteren en druk vervolgens op
.
5. Druk op
ofom “Tyre Set
Switching” (veranderen van
wielenset) te selecteren en druk
vervolgens op
.
6. Druk op
ofom “Register New
Valve / ID” (registreer nieuw
ventiel/ID-code) te selecteren en druk
vervolgens op
.7. Druk op
ofom “Tyre Set 1”
(wielenset 1) of “Tyre Set 2”
(wielenset 2) te selecteren. Druk
vervolgens op
.
8. Selecteer OK en druk vervolgens op
.
Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning knippert 3 keer
langzaam en er wordt een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay die aangeeft dat de
identificatiecoderegistratie wordt
uitgevoerd. Het wisselen van de
wielenset wordt geannuleerd en de
registratie begint.
Als de registratie wordt uitgevoerd,
gaat het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gedurende ongeveer
1 minuut knipperen en blijft het
vervolgens branden. “---” wordt op
het multi-informatiedisplay
weergegeven voor de
bandenspanning van elke band.
Na ongeveer 2 minuten is het wijzigen
van de wielenset voltooid. Het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning dooft en er wordt
een voltooiingsmelding weergegeven
op het multi-informatiedisplay.
Als het wijzigen na ongeveer
4 minuten niet is voltooid, wordt er
een melding weergegeven die
aangeeft dat het wijzigen niet kon
worden voltooid.
Controleer welke wielenset is
gemonteerd en voer de
wijzigingsprocedure nogmaals vanaf
het begin uit.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
347
6
Onderhoud en verzorging
6.3.10 Schoonmaken van de
ventilatieopening en het filter
van het batterijpakket
(tractiebatterij)
Controleer, om een hoger
brandstofverbruik te voorkomen, de
ventilatieopening van het batterijpakket
(tractiebatterij) periodiek op
verontreinigingen. Als “Maintenance
Required for Traction Battery Cooling
Parts See Owner’s Manual” (Onderhoud
vereist voor koelonderdelen
tractiebatterij, zie handleiding) wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay, moet de
ventilatieopening worden gereinigd
volgens onderstaande procedure:
Schoonmaken van de ventilatieopening
Verwijder het stof van de
ventilatieopening met een stofzuiger of
iets dergelijks.
Zorg ervoor dat u alleen een vacuüm
gebruikt om stof en verontreinigingen op
te zuigen. Wanneer u stof en
verontreinigingen probeert weg te blazen
met een blower of iets dergelijks kunnen
deze verder in de ventilatieopening
worden gedrukt. (→Blz. 354)
Als stof en verontreinigingen niet
volledig kunnen worden verwijderd
Als de verontreinigingen niet volledig
kunnen worden verwijderd met de
afdekkap van de ventilatieopening ingemonteerde toestand moet de afdekkap
worden verwijderd en moet het filter
worden gereinigd.
1. Zet het contact UIT.
2. Verwijder de kap van de
ventilatieopening.
ATrek aan de kap zoals aangegeven
in de afbeelding om de 5 klemmen
los te maken. Begin bij de klem in
de rechter bovenhoek.
BTrek de kap in de richting van de
voorzijde van de auto om hem te
verwijderen.
3. Verwijder het filter van de
ventilatieopening.
AMaak de klauwen los zoals
aangegeven in de afbeelding.
BVerwijder het filter uit de kap.
4. Verwijder het stof en
verontreinigingen met een stofzuiger
o.i.d. uit het filter.
Verwijder tevens stof en
verontreinigingen aan de binnenzijde
van de kap van de ventilatieopening.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
352
5. Plaats het filter op de kap.
AMaak het filter vast aan de
klauwen zoals aangegeven in de
afbeelding.
BMaak de klauwen vast om het
filter te plaatsen.
Zorg ervoor dat het filter niet geknikt
of verbogen wordt bij het plaatsen.
6. Plaats de kap op de ventilatieopening.
APlaats de gesp van de kap zoals
aangegeven in de afbeelding.
BDruk de kap aan om de 5 klauwen
vast te zetten.Wanneer is vaker periodiek onderhoud
nodig?
Afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden van de auto, zoals
veelvuldig gebruik of bij het rijden in druk
verkeer of in stoffige gebieden, moet de
ventilatieopening mogelijk vaker worden
schoongemaakt. Zie voor details het
onderhoudsboekje of het garantieboekje.
Schoonmaken van de ventilatieopening
•
Stof in de ventilatieopening kan de koe-
ling van het batterijpakket (tractiebat-
terij) beïnvloeden. Als het laden/ontla-
den van het batterijpakket (tractie-
batterij) beperkt wordt, kan de afstand
waarover gereden kan worden op de
elektromotor (tractiemotor) kleiner
worden en kan het brandstofverbruik
toenemen. Controleer en reinig de
ventilatieopening regelmatig.
•Onjuist omgaan met de kap en het filter
van de ventilatieopening kan schade
eraan tot gevolg hebben. Indien u
twijfels hebt over het schoonmaken van
het filter, neem dan contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “Maintenance Required for
Traction Battery Cooling Parts See
Owner’s Manual” (Onderhoud vereist
voor koelonderdelen tractiebatterij,
zie handleiding) wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay
• Verwijder de afdekkap van de
ventilatieopeningen en reinig het
filter als deze waarschuwingsmelding
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 352)
• Start na het reinigen van de
ventilatieopening het hybridesysteem
en controleer of de
waarschuwingsmelding niet langer
wordt weergegeven. Het kan tot
20 minuten rijden met de auto na het
starten van het hybridesysteem duren
voordat de waarschuwingsmelding
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
353
6
Onderhoud en verzorging
uitgaat. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige wanneer de
waarschuwingsmelding na ongeveer
20 minuten rijden niet verdwijnt.
WAARSCHUWING!
Bij het schoonmaken van de
ventilatieopening
• Maak de ventilatieopening niet
schoon met water of andere
vloeistoffen. Als er water op het
batterijpakket (tractiebatterij) of
andere componenten terechtkomt,
kan dit leiden tot een storing of
brand.
• Zet het contact UIT om het
hybridesysteem uit te schakelen
alvorens de ventilatieopening
schoon te maken.
OPMERKING
Bij het schoonmaken van de
ventilatieopening
Gebruik bij het reinigen van de
ventilatieopening alleen een stofzuiger
voor het verwijderen van
verontreinigingen. Als er perslucht
wordt gebruikt om de verontreinigingen
te verwijderen, kunnen deze in de
ventilatieopening geblazen worden,
waardoor de prestaties van het
batterijpakket (tractiebatterij) in
negatieve zin beïnvloed kunnen worden
en er een storing kan ontstaan.
OPMERKING(Vervolg)
Voorkomen van beschadigingen aan de
auto
• Zorg dat er geen vloeistof en
verontreinigingen in de
ventilatieopening terechtkomen als
de afdekkap is verwijderd.
•
Ga voorzichtig om met het filter om te
voorkomen dat het filter beschadigd
raakt. Laat een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige een beschadigd
filter vervangen door een nieuw filter.
•Plaats het filter en de afdekkap na het
reinigen in hun oorspronkelijke positie.
• Plaats alleen het voor deze auto
bestemde filter in de
ventilatieopening en gebruik de auto
niet terwijl het filter verwijderd is.
Als “Maintenance Required for
Traction Battery Cooling Parts See
Owner’s Manual” (Onderhoud vereist
voor koelonderdelen tractiebatterij,
zie handleiding) wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay
Als er met de auto wordt doorgereden
terwijl de waarschuwingsmelding (die
aangeeft dat het laden/ontladen van het
batterijpakket [tractiebatterij] wordt
begrensd) weergegeven wordt, kan het
batterijpakket (tractiebatterij) oververhit
raken waardoor er een storing kan
ontstaan. Reinig de ventilatieopening
onmiddellijk als de waarschuwingsmelding
wordt weergegeven.
6.3.11 Batterij elektronische
sleutel
Vervang de batterij door een nieuw
exemplaar als deze ontladen raakt.
Mogelijk raakt de sleutel beschadigd als
de onderstaande procedure niet goed
wordt uitgevoerd. Het verdient daarom
aanbeveling om de sleutelbatterij te laten
vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
354
Gebruik een stevige sleepkabel en neem
de wettelijke voorschriften in acht.
Omstandigheden waaronder u vóór het
slepen contact dient op te nemen met
de dealer
Het volgende kan duiden op een
probleem in de transmissie. Neem vóór
het slepen contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur,
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige of een
professioneel bergingsbedrijf.
• De waarschuwingsmelding voor het
hybridesysteem wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay en de
auto komt niet in beweging.
• De auto maakt een abnormaal geluid.
Slepen met een lepelwagen
Aan de voorzijde (2WD-uitvoeringen)
Deactiveer de parkeerrem.
Schakel de automatische modus uit.
(→Blz. 152)
Aan de voorzijde (AWD-uitvoeringen)
Gebruik een dolly onder de achterwielen.Aan de achterzijde
Gebruik een dolly onder de voorwielen.
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Bij het slepen van de auto
2WD-uitvoeringen
Zorg ervoor dat de auto wordt vervoerd
met de voorwielen of met alle vier de
wielen van de grond. Als de voorwielen
tijdens het slepen de grond raken,
kunnen de aandrijflijn en de
bijbehorende onderdelen beschadigd
raken of kan door de werking van de
motor opgewekte energie brand
veroorzaken afhankelijk van de aard
van de schade of storing.
AWD-uitvoeringen
Zorg ervoor dat de auto wordt vervoerd
met alle vier de wielen van de grond.
Als de wielen tijdens het slepen de
grond raken, kunnen de aandrijflijn en
de bijbehorende onderdelen
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
368
7.2.3 Als een waarschuwingslampje gaat branden of een
waarschuwingszoemer klinkt
Voer op rustige wijze onderstaande handelingen uit als een van de waarschuwingslampjes
gaat branden of knipperen. Als een van de lampjes gaat branden of knipperen en daarna
weer uitgaat, is er niet noodzakelijkerwijs een defect in het systeem aanwezig. Als deze
situatie echter blijft voortduren, laat dan uw auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Acties behorende bij de waarschuwingslampjes of -zoemers
Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) remsysteem
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(Rood)Geeft het volgende aan:
■Het remvloeistofniveau is te laag; of
■Er zit een storing in het remsysteem
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand
en neem contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Doorrijden met
de auto kan gevaarlijk zijn.
Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) remsysteem
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(Geel)Geeft aan dat er een storing is in:
■Het regeneratieve remsysteem; of
■Het elektronisch geregelde remsysteem
■Het parkeerremsysteem
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur*(waarschuwingszoemer)
Waarschuwingslampje Details/handelingen
Geeft aan dat de koelvloeistoftemperatuur extreem hoog is
Breng de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stil-
stand. Oplossing (→blz. 414)
*Dit lampje brandt op het multi-informatiedisplay.
Waarschuwingslampje hybridesysteem oververhit
*(waarschuwingszoemer)
Waarschuwingslampje Details/handelingen
Geeft aan dat de temperatuur van het hybridesysteem extreem
hoog is
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand. Oplossing
(→blz. 414)
*Dit lampje brandt op het multi-informatiedisplay.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
372
Laadstroomcontrolelampje*
Waarschuwingslampje Details/handelingen
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het laadsysteem van
de auto
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand
en neem contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
*Dit lampje brandt op het multi-informatiedisplay.
Waarschuwingslampje lage oliedruk
*(waarschuwingszoemer)
Waarschuwingslampje Details/handelingen
Geeft aan dat de motoroliedruk extreem laag is
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand
en neem contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
*Dit lampje brandt op het multi-informatiedisplay.
Motorcontrolelampje (waarschuwingszoemer)
Waarschuwingslampje Details/handelingen
Geeft aan dat er een storing is in:
■Het hybridesysteem;
■Het elektronische motorregelsysteem; of
■De elektronische smoorklepregeling
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand
en neem contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje SRS
Waarschuwingslampje Details/handelingen
Geeft aan dat er een storing is in:
■Het SRS-airbagsysteem; of
■Het gordelspannersysteem
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje ABS
Waarschuwingslampje Details/handelingen
Geeft aan dat er een storing is in:
■Het ABS; of
■Het Brake Assist-systeem
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
373
7
Bij problemen