WAARSCHUWING!(Vervolg)
• M20A-FXS motor: Bevestig, na
vervanging, de uitlaatslang en de
plug van de uitlaatopening stevig op
de uitlaatopening van de
vervangende 12V-accu. Wanneer
deze niet goed worden geplaatst,
kunnen gassen (waterstof ) in het
interieur van de auto terechtkomen
en kan het gas ontbranden en
ontploffen.
OPMERKING
Omgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de
startkabels voor dat deze niet verstrikt
raken in de koelventilatoren, enz.
Voorkomen van beschadiging van de
auto (M20A-FXS motor)
De speciale hulpstartaansluiting moet
worden gebruikt als de 12V-accu in een
noodgeval vanuit een andere auto wordt
geladen. Deze kan niet worden gebruikt
als hulpstart voor een andere auto.
7.2.11 Als uw auto oververhit
raakt
Het volgende kan erop duiden dat de auto
oververhit raakt.
• De koelvloeistoftemperatuurmeter
(→blz. 76) komt in het rode gebied of
u merkt dat het hybridesysteem
minder vermogen levert. (De auto
accelereert bijvoorbeeld niet als het
gaspedaal wordt ingetrapt.)
• “Engine Coolant Temp High Stop in a
Safe Place See Owner’s Manual”
(Temp. motorkoelvloeistof hoog. Stop
op een veilige plaats. Zie handleiding)
of “Hybrid System Overheated Output
Power Reduced” (Hybridesysteem
oververhit. Gereduceerd
uitgangsvermogen) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• Er komt stoom onder de motorkap uit.Correctieprocedures
Als de koelvloeistoftemperatuurmeter in het
rode gebied komt of “Engine Coolant Temp
High Stop in a Safe Place See Owner’s
Manual” (Koelvloeistoftemperatuur te hoog.
Breng auto op veilige plaats tot stilstand.
Raadpleeg handleiding) op het
multi-informatiedisplay wordt weergegeven
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en schakel de
airconditioning en vervolgens het
hybridesysteem uit.
2. Als er stoom te zien is: Open, nadat de
stoom is verdwenen, voorzichtig de
motorkap.
Als er geen stoom te zien is: Open
voorzichtig de motorkap.
3. Controleer nadat het hybridesysteem
voldoende is afgekoeld de slangen en
het radiateurblok (radiateur) op
sporen van lekkage.
2ZR-FXE motor
ARadiateur
BKoelventilatoren
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
414
M20A-FXS motor
ARadiateur
BKoelventilatoren
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes MAX en
MIN bevindt.
AReservoir
BBovenste streepje (MAX)
COnderste streepje (MIN)
5. Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
koelvloeistof bij de hand hebt.6. Schakel het hybridesysteem en de
airconditioning in en controleer of de
koelventilatoren van de radiateur
draaien en of er geen koelvloeistof
lekt uit de radiateur of de slangen.
De koelventilatoren gaan draaien als
de airconditioning wordt
ingeschakeld direct na een koude
start. Controleer of de ventilatoren
draaien door ernaar te luisteren en te
voelen of er luchtstroom is. Schakel
als u hier niet zeker van bent de
airconditioning nog een aantal keer in
en uit. (De ventilatoren werken
mogelijk niet bij temperaturen
beneden het vriespunt.)
7. Als de ventilatoren niet draaien: Zet
het hybridesysteem onmiddellijk uit
en neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de ventilatoren draaien: Laat de
auto nakijken door de dichtstbijzijnde
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als “Hybrid System Overheated Output
Power Reduced” (Hybridesysteem
oververhit. Gereduceerd uitgangsvermogen)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand.
2. Schakel het hybridesysteem uit en
open de motorkap voorzichtig.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
415
7
Bij problemen
2ZR-FXE motor
M20A-FXS motor
6. Schakel het hybridesysteem uit,
wacht ten minste 5 minuten, start het
hybridesysteem weer en controleer
het multi-informatiedisplay.
Als de melding niet verdwijnt: Zet het
hybridesysteem uit en neem contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de melding niet wordt
weergegeven: De temperatuur van
het hybridesysteem is gedaald en er
kan normaal met de auto gereden
worden.
Neem echter contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als de melding
weer herhaaldelijk wordt weergegeven.WAARSCHUWING!
Bij controles in de motorruimte van
uw auto
Neem de volgende voorzorgsmaatre-
gelen in acht. Het niet in acht nemen
van de voorzorgsmaatregelen kan
ernstig letsel, zoals brandwonden, tot
gevolg hebben.
•
Als er stoom onder de motorkap
vandaan komt, open de motorkap dan
niet voordat de stoom is verdwenen.
De motorruimte kan zeer heet zijn.
•Controleer nadat het hybridesysteem
is uitgeschakeld of het controlelampje
READY uit is. Als het hybridesysteem in
werking is, kan de benzinemotor auto-
matisch worden gestart of kunnen de
koelventilatoren automatisch aan-
slaan, ook nadat de benzinemotor is
uitgeschakeld. Kom niet in de buurt
van bewegende delen zoals de venti-
lator en raak ze niet aan. Als uw vingers
of kledingstukken (stropdas, sjaal)
ertussen komen, kan ernstig letsel het
gevolg zijn.
•Draai de dop van het koelvloeisto- fre-
servoir niet los als het hybridesysteem
en de radiateur heet zijn. Er kan hete
stoom of koelvloeistof uit spuiten.
OPMERKING
Bijvullen van koelvloeistof
motor/vermogensregeleenheid
Vul langzaam koelvloeistof bij nadat het
hybridesysteem voldoende is afgekoeld.
Het te snel bijvullen van koelvloeistof bij
een heet hybridesysteem kan schade
aan het hybridesysteem veroorzaken.
Voorkomen van beschadigingen aan
het koelsysteem
Houd u aan de volgende
voorzorgsmaatregelen:
• Zorg dat de koelvloeistof niet
verontreinigd raakt (bijvoorbeeld met
zand of stof )
• Gebruik geen koelvloeistofadditief.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
417
7
Bij problemen
OPMERKING(Vervolg)
• Buiten EU: Gebruik geen
bio-ethanolbrandstof die wordt
verkocht onder de naam E50 of E85,
of brandstof met een hoog
ethanolgehalte. Uw auto is geschikt
voor benzine met maximaal 10%
ethanol. Bij het gebruik van brandstof
met meer dan 10% ethanol (E10)
wordt het brandstofsysteem van de
auto beschadigd. Zorg ervoor dat u
brandstof tankt met de juiste
specificaties en de vereiste kwaliteit.
Neem bij twijfel contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Gebruik geen methanolhoudende
benzine, zoals M15, M85 of M100.
Door methanolhoudende benzine te
gebruiken kan de motor beschadigd
raken of kunnen er storingen in
optreden.
8.2 Persoonlijke
voorkeursinstellingen
8.2.1 Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen
Uw auto is voorzien van verschillende
elektronische functies die naargelang uw
persoonlijke voorkeur kunnen worden
ingesteld. De instellingen van deze
functies kunnen worden gewijzigd met
behulp van het multi-informatiedisplay,
het scherm van het navigatie-/
multimediasysteem of bij uw
Toyota-dealer.
Functies van de auto aanpassen aan de
persoonlijke voorkeur
Wijzigen via het scherm van het
audiosysteem
1. Selecteer
in het hoofdmenu.2. Selecteer “Vehicle customise”
(voertuig aanpassen).
3. Selecteer het item waarvan u de
instelling wilt wijzigen uit de lijst.
Selecteer
(AAN)/(UIT)
voor functies die in- of uitgeschakeld
kunnen worden.
Wijzigen met de bedieningstoetsen van
het instrumentenpaneel
1. Selecteer
van het
multi-informatiedisplay.
2. Druk op
ofom het item te
selecteren dat u aan uw persoonlijke
voorkeur wilt aanpassen.
3. Houd
ingedrukt of druk erop.
De beschikbare instellingen
verschillen afhankelijk van of
wordt ingedrukt of ingedrukt wordt
gehouden. Volg de instructies op het
display.
WAARSCHUWING!
Tijdens het aanpassen van de
persoonlijke voorkeursinstellingen
Zorg dat de auto geparkeerd staat op
een plaats met voldoende ventilatie,
aangezien het hybridesysteem tijdens
het instellen moet draaien. In een
afgesloten ruimte, zoals een garage,
kunnen uitlaatgassen die het
schadelijke koolmonoxide (CO)
bevatten, zich ophopen en in de auto
terechtkomen. Dit kan leiden tot de
dood of zeer schadelijk zijn voor de
gezondheid.
OPMERKING
Tijdens het aanpassen van de
persoonlijke voorkeursinstellingen
Zorg ervoor dat het hybridesysteem
tijdens het instellen draait, om te
voorkomen dat de 12V-accu ontladen
raakt.
8.1 Specificaties
428
Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Sommige voorkeursinstellingen zijn van invloed op de instellingen van andere functies.
Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
AInstellingen die u kunt wijzigen op het scherm van het audiosysteem
BInstellingen die u met de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel kunt
wijzigen
CInstellingen die door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige kunnen worden gewijzigd
Definitie van symbolen: O = beschikbaar, — = niet beschikbaar
Alarm
*1(→blz. 68)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Inbraaksensor*2Aan Uit — O —
*1Indien aanwezig
*2Nadat de inbraaksensor uitgeschakeld is, wordt deze opnieuw ingeschakeld door de
portieren te ontgrendelen met de instapfunctie (indien aanwezig) of de
afstandsbediening.
Meters, tellers en multi-informatiedisplay (→blz. 76, blz. 81)
Functie*1Standaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Ta a l*2Engels*3—O—
Eenheden*4l/100 km km/l
—O—
Eenheden
*5mijlen (MPG)l/100 km
km/l
Type meter 2 meters1 meter
*6—O—
geen meters*6
Meter Style (stijl instrumen-
tenpaneel)SmartCasual
—O— Tough
Sporty
Type meter
*7SnelheidsmeterHybridesys-
teemindicator
—O—
Toerenteller
Type meter
*8Hybridesys-
teemindicatorToerenteller — O —
EV-controlelampje Aan Uit — O —
BrandstofverbruikTotaal gemid-
delde (gemiddeld
brandstofver-
bruik [sinds reset-
ten])Ritgemiddelde
(gemiddeld
brandstofver-
bruik [sinds star-
ten])—O—
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
429
8
Voertuigspecificaties
Functie*1Standaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Begeleiding milieubewust
bedienen gaspedaalAan Uit — O —
Rij-informatie-items (eerste
item)AfstandGemiddelde rij-
snelheid
—O—
Verstreken tijd
Rij-informatie-items (tweede
item)Verstreken tijdAfstand
—O—
Gemiddelde rij-
snelheid
Items teller A (eerste item) AfstandGemiddelde rij-
snelheid
—O—
Verstreken tijd
Items teller A (tweede item)Gemiddelde rij-
snelheidAfstand
—O—
Verstreken tijd
Items teller B (eerste item) AfstandGemiddelde rij-
snelheid
—O—
Verstreken tijd
Items teller B (tweede item)Gemiddelde rij-
snelheidAfstand
—O—
Verstreken tijd
Pop-updisplay Aan Uit — O —
Suggestiefunctie AanAan (bij stil-
staande auto)
O—O
Uit
*1Voor meer informatie over elke functie:→blz. 81
*2De standaardinstelling verschilt per land.
*3Arabisch, Spaans, Russisch, Frans, Duits, Italiaans, Nederlands, Turks, Pools, Hebreeuws,
Noors, Zweeds, Deens, Oekraïens, Fins, Grieks, Tsjechisch, Portugees, Roemeens,
Slowaaks, Hongaars, Vlaams
*4Behalve het Verenigd Koninkrijk, Malta
*5Verenigd Koninkrijk, Malta
*6Het in- of uitschakelen van de widget kan worden gewijzigd.
*7Als het display met 1 meter is geselecteerd
*8Als het display met 2 meters is geselecteerd
Herinneringsfunctie achterstoel (→blz. 98)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Herinneringsfunctie achter-
stoelAan Uit — O —
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
430
Persoonlijke voorkeursinstellingen
auto
• Als het Smart entry-systeem met
startknop is uitgeschakeld, kan het
ontgrendelen van de portieren met
het Smart entry-systeem en
startknop niet worden ingesteld.
• Als de portieren niet worden geopend
nadat de portieren zijn ontgrendeld
en de functie automatisch opnieuw
vergrendelen wordt geactiveerd,
worden er signalen gegenereerd
overeenkomstig de instellingen van
de bedieningssignaalfunctie (zoemer
en alarmknipperlichten).In de volgende situaties wordt het
instelscherm waarop de instellingen
via het multi-informatiedisplay
kunnen worden gewijzigd,
automatisch uitgeschakeld.
• Er verschijnt een
waarschuwingsmelding nadat het
instelscherm wordt weergegeven.
• Het contact wordt UIT gezet.
• De auto begint te rijden terwijl het
instelscherm wordt weergegeven.
8.3 Initialisatie
8.3.1 Te initialiseren onderdelen
Na bijvoorbeeld het loskoppelen en weer aansluiten van de 12V-accu of onderhoud aan
de auto, moeten de volgende items worden geïnitialiseerd, zodat het systeem weer op de
juiste manier werkt:
Overzicht van te initialiseren onderdelen
Onderwerp Wanneer initialiseren Overzicht
Elektrisch bedienbare
achterklep
*■Na het aansluiten of vervangen van de
12V-accuBlz. 107
Indicatiesysteem motor-
olie verversen■Nadat het vereiste onderhoud is
uitgevoerdBlz. 329
Bandenspanningswaar-
schuwingssysteem■Wanneer de voorgeschreven
bandenspanning is gewijzigd, zoals door
de belading van de auto.
■Bij het wijzigen van de bandenspanning
omdat er een andere bandenmaat
gemonteerd is.Blz. 341
*Indien aanwezig
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
437
8
Voertuigspecificaties
• Staat het contact AAN?
Als u de selectiehendel niet in een
andere stand kunt zetten na het
intrappen van het rempedaal terwijl
het contact AAN staat. (→Blz. 149)
Het stuurwiel kan niet
worden gedraaid nadat
het hybridesysteem is
uitgeschakeld
• Het wordt automatisch vergrendeld
om diefstal van de auto te voorkomen.
(→Blz. 143)
De ruiten kunnen niet
worden geopend of ge-
sloten met de schakelaars
van de ruitbediening
• Is de blokkeerschakelaar van de
ruitbediening ingedrukt?
De elektrisch bedienbare ruiten,
behalve die van het
bestuurdersportier, kunnen niet
worden bediend als de
blokkeerschakelaar van de
ruitbediening wordt ingedrukt.
(→Blz. 127)
• De auto power off-functie wordt
bediend als het contact gedurende
een bepaalde tijd in stand ACC of AAN
staat (het hybridesysteem werkt niet).
(→Blz. 146)
Tijdens het rijden klinkt
een
waarschuwingszoemer
• Het controlelampje van de
veiligheidsgordel knippert
Dragen de bestuurder en de
passagiers hun veiligheidsgordel?
(→Blz. 374)
• Het waarschuwingslampje van de
parkeerrem brandt
Is de parkeerrem gedeactiveerd?
(→Blz. 151)Afhankelijk van de situatie klinken er
mogelijk ook andere soorten
waarschuwingszoemers. (→Blz. 372,
blz. 380)
Er wordt een alarm geac-
tiveerd en de claxon
klinkt (auto's met
alarmsysteem)
• Heeft iemand een portier geopend of
bewoog er iets in de auto tijdens het
instellen van het alarm?
De sensor signaleert dit en laat het
alarm klinken. (→Blz. 66)
Voer een van de onderstaande
handelingen uit om het alarm te
deactiveren of uit te schakelen:
• Ontgrendel de portieren of open de
achterklep met de instapfunctie
(indien aanwezig) of de
afstandsbediening.
• Schakel het hybridesysteem in. (Het
alarm wordt na enkele seconden
gedeactiveerd of uitgeschakeld.)
Bij het verlaten van de
auto klinkt een
waarschuwingszoemer
• Wordt de melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay?
Controleer de melding op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 380)
Er gaat een waarschu-
wingslampje branden of
er wordt een waarschu-
wingsmelding
weergegeven
• Wanneer een waarschuwingslampje
gaat branden of een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven, raadpleeg dan blz. 372,
blz. 380.
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
441