Dempen van het geluid van een zoemer
Op het scherm van het audiosysteem
wordt een toets MUTE weergegeven
wanneer een object wordt gesignaleerd.
Selecteer
om het geluid van de
zoemer te dempen.
Het volume van de zoemers voor de
Toyota Parking Assist-sensor, de RCTA
(indien aanwezig) en de RCD (indien
aanwezig) wordt gelijktijdig gedempt.
In de volgende gevallen wordt het
dempen automatisch geannuleerd:
• Als de stand van de selectiehendel
wordt gewijzigd.
• Als de rijsnelheid hoger wordt dan een
bepaalde snelheid.
• Als er een storing in een sensor
aanwezig is of het systeem tijdelijk
niet kan worden gebruikt.
• Als de actieve functie handmatig
wordt uitgeschakeld.
• Als het contact UIT wordt gezet.
Waarschuwingsfunctie obstakel (auto's
met Advanced Park)
De waarschuwingsfunctie voor obstakels
informeert de bestuurder over de
aanwezigheid van objecten naast de automet behulp van een display en een
zoemer, als de objecten zich binnen de
geschatte koers van de auto bevinden.
AObject
BBerekend traject auto
Als de auto rijdt, kunnen de zijsensoren of
de zijcamera's objecten signaleren. Als de
auto rijdt en een gesignaleerd object niet
langer kan worden gesignaleerd door de
zijsensoren of de zijcamera's, wordt de
plaats van het object ten opzichte van de
auto geschat. Als wordt bepaald dat het
object zich binnen de geschatte koers van
de auto bevindt, wordt de
waarschuwingsfunctie voor obstakels
geactiveerd.
AObject gesignaleerd door zijsensoren
of zijcamera's
1. De auto staat stil en objecten naast de
auto worden niet gesignaleerd.
2. Er worden objecten gesignaleerd
terwijl de auto rijdt.3. Er wordt een waarschuwing
weergegeven en er klinkt een zoemer
ondanks dat de objecten zich buiten
het detectiegebied van de zijsensoren
of zijcamera's bevinden.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
221
4
Rijden
4.5.13 RCTA (Rear Crossing
Traffic Alert)*
*Indien aanwezig
De RCTA gebruikt de radarsensoren opzij
achter van de BSM in de achterbumper.
Deze functie is bedoeld om de bestuurder
te helpen gebieden te controleren die bij
het achteruitrijden niet goed zichtbaar
zijn.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
De bestuurder is zelf verantwoordelijk
voor een veilig rijgedrag. Rijd altijd
veilig en houd rekening met de
omgeving. De RCTA is slechts een
aanvullende functie die de bestuurder
waarschuwt wanneer er een auto van
rechts of links achter de auto nadert.
Aangezien de RCTA onder bepaalde
omstandigheden mogelijk niet goed
werkt, dient de bestuurder altijd zelf
visueel de veiligheid te controleren.
Uitsluitend op deze functie vertrouwen
kan leiden tot een ongeval met dodelijk
of ernstig letsel tot gevolg.
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 211
Systeemonderdelen
ABedieningstoetsen
instrumentenpaneel
Inschakelen/uitschakelen van de
RCTA.
BIndicatoren in buitenspiegel
Wanneer een auto wordt
gesignaleerd die van links of rechts
achter nadert, gaan de indicatoren in
beide buitenspiegels knipperen en
klinkt er een zoemer.
CScherm audiosysteem
Wanneer een auto wordt
gesignaleerd die van rechts of links
achter nadert, wordt het RCTA-icoon
(→blz. 224) voor de desbetreffende
zijde weergegeven op het scherm van
het audiosysteem. In deze
afbeelding
*wordt een voorbeeld
getoond van auto's die van zowel
links als rechts achter naderen.
*Afhankelijk van de uitvoering van de
auto en de uitrusting kan het
werkelijke scherm afwijken van deze
afbeelding.
DControlelampje Driving
Assist-informatie
Wanneer de Rear Cross Traffic Alert is
uitgeschakeld, wordt de melding
“Rear Cross Traffic Alert OFF” (Rear
Cross Traffic Alert uit) weergegeven
op het multi-informatiedisplay.
Inschakelen/uitschakelen van de RCTA
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de RCTA in of uit
te schakelen. (→Blz. 82)
1. Selecteer
van het multi-
informatiedisplay en druk vervolgens
op
.
2. Druk op
ofom RCTA te
selecteren en druk vervolgens op.
Wanneer de RCTA wordt uitgeschakeld,
gaat het controlelampje Driving
Assist-informatie (→blz. 72) branden. De
melding “Rear Cross Traffic Alert OFF”
(Rear Cross Traffic Alert uit) wordt dan
weergegeven op het multi-
informatiedisplay. De RCTA wordt iedere
keer wanneer het contact AAN wordt
gezet ingeschakeld.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
223
4
Rijden
Detectiegebieden RCTA
Hieronder staan de gebieden aangegeven waarin voertuigen kunnen worden gesignaleerd.
De zoemer kan de bestuurder waarschuwen voor snellere auto's die van verder weg
naderen.
Bijvoorbeeld:
Snelheid nade-
rende autoA
Afstand waarschu-
wing (bij benade-
ring)
56 km/h (snel) 40 m
8 km/h (langzaam) 5,5 m
De RCTA werkt wanneer:
De RCTA werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Het contact staat AAN.
• De RCTA is ingeschakeld.
• De selectiehendel staat in stand R.
• De rijsnelheid is lager dan ongeveer
15 km/h.
• De rijsnelheid van de naderende auto
ligt tussen ongeveer 8 km/h en
56 km/h.
Instellen van het zoemervolume
Het zoemervolume kan worden
aangepast op het
multi-informatiedisplay.
Wijzig de instellingen met behulp van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel. (→Blz. 82)
1. Selecteer
van het
multi-informatiedisplay.2. Druk op
ofom RCTA te
selecteren en houd vervolgens op
ingedrukt.
3. Selecteer het volume en druk
vervolgens op
.
Elke keer dat de toets wordt
ingedrukt, wijzigt het volume tussen
1,2en3.
Tijdelijk dempen van het geluid van een
zoemer
Als er een object wordt gesignaleerd,
wordt de toets voor tijdelijk dempen
weergegeven op het scherm van het
audiosysteem. Selecteer
om de
zoemer van de Toyota Parking
Assist-sensor, de RCTA en de RCD (indien
aanwezig) te dempen.
In de volgende gevallen wordt het
dempen automatisch geannuleerd:
• Als de stand van de selectiehendel
wordt gewijzigd.
• Als de rijsnelheid hoger wordt dan een
bepaalde snelheid.
• Als er een storing in een sensor
aanwezig is of het systeem tijdelijk
niet kan worden gebruikt.
• Als de actieve functie handmatig
wordt uitgeschakeld.
• Als het contact UIT wordt gezet.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
225
4
Rijden
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Neem de camera niet uit elkaar,
breng er geen wijzigingen in aan en
spuit hem niet.
• Bevestig geen accessoires of stickers
op de camera.
• Plaats geen op de markt verkrijgbare
beschermingsonderdelen
(bumperbekleding, enz.) op de
achterbumper.
• Zorg ervoor dat de banden altijd de
juiste spanning hebben.
• Zorg ervoor dat de achterklep geheel
is gesloten.
RCD-functie wordt uitgeschakeld
In de volgende situaties wordt het
systeem uitgeschakeld. De RCD-functie
werkt mogelijk niet goed waardoor het
gevaar bestaat dat er een ongeval
gebeurt.
• De hierboven genoemde punten zijn
niet in acht genomen.
• Er zijn andere dan originele
Toyota-onderdelen gebruikt voor de
wielophanging.
Scherm audiosysteem
AVoetgangerdetectie-icoon
Wordt automatisch weergegeven
wanneer een voetganger wordt
gesignaleerd.Inschakelen/uitschakelen van de
RCD-functie
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de RCD-functie
in of uit te schakelen. (→Blz. 82)
1. Selecteer
van het multi-
informatiedisplay en druk vervolgens
op
.
2. Druk op
ofom RCD te
selecteren en druk vervolgens op.
Wanneer de RCD-functie wordt
uitgeschakeld, gaat het informatielampje
ondersteunende systemen branden
(→blz. 72) en wordt “Rear Camera
Detection OFF” (Rear Camera Detection
UIT) weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Telkens wanneer het contact UIT en weer
AAN wordt gezet, wordt de RCD-functie
automatisch ingeschakeld.
Wanneer een voetganger wordt
gesignaleerd
Als de Rear Camera Detection-functie
een voetganger in het detectiegebied
signaleert, werken de zoemer en de
voetgangerdetectie als volgt:
AWanneer een voetganger wordt
gesignaleerd in gebiedAZoemer: Klinkt herhaaldelijk
Voetgangerdetectie-icoon: Knippert
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
229
4
Rijden
BWanneer een voetganger wordt
gesignaleerd in gebiedBZoemer (als de auto stilstaat): Klinkt
driemaal
Zoemer (als de auto achteruitrijdt, als
een voetganger de achterzijde van de
auto nadert): Klinkt herhaaldelijk
Voetgangerdetectie-icoon: Knippert
CAls het systeem oordeelt dat de kans
bestaat dat uw auto een voetganger
in gebied
Craakt
Zoemer: Klinkt herhaaldelijk
Voetgangerdetectie-icoon: Knippert
De Rear Camera Detection-functie
werkt wanneer
• Het contact staat AAN.
• De RCD-functie is ingeschakeld.
• De selectiehendel staat in stand R.
• Advanced Park is uitgeschakeld
Instellen van het zoemervolume
Het zoemervolume kan worden
aangepast op het
multi-informatiedisplay.
Het volume van de zoemers voor de
Toyota Parking Assist-sensor, RCTA en
RCD worden gelijktijdig aangepast.
(→Blz. 220)
Tijdelijk dempen van het geluid van
een zoemer
Op het scherm van het audiosysteem
wordt een toets MUTE weergegeven
wanneer een object wordt gesignaleerd.
Selecteer
om het geluid van de
zoemer te dempen.
Het geluid van de zoemers voor de
Toyota Parking Assist-sensor, de RCTA
en de RCD-functie wordt gelijktijdig
gedempt.
In de volgende gevallen wordt het
dempen automatisch geannuleerd:
• Als de stand van de selectiehendel
wordt gewijzigd.
• Als de rijsnelheid hoger wordt dan een
bepaalde snelheid.• Als er een storing in een sensor
aanwezig is of het systeem tijdelijk
niet kan worden gebruikt.
• Als de actieve functie handmatig
wordt uitgeschakeld.
• Als het contact UIT wordt gezet.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
• Sommige voetgangers, zoals
onderstaande, worden mogelijk niet
gesignaleerd door de Rear Camera
Detection-functie, waardoor de
functie niet goed werkt:
– Voetgangers die voorover buigen of
hurken
– Voetgangers die liggen
– Voetgangers die rennen
– Voetgangers die plotseling binnen
het detectiegebied komen
– Personen op een fiets, skateboard
of een ander klein vervoermiddel
– Voetgangers die ruimvallende
kleding, zoals een regenjas of een
lange rok, dragen waardoor hun
silhouet vaag wordt
– Voetgangers van wie het lichaam
gedeeltelijk verborgen is achter een
object, zoals een winkelwagen of
paraplu
– Voetgangers die niet te zien zijn
door donkerte, bijvoorbeeld 's
nachts
• In bepaalde situaties, zoals
onderstaande, worden voetgangers
mogelijk niet gesignaleerd door de
Rear Camera Detection-functie,
waardoor de functie niet goed werkt:
– Bij achteruitrijden in slecht weer
(regen, sneeuw, mist, enz.)
– Wanneer de camera achter is bedekt
(er zit vuil, sneeuw, ijs, enz. op) of als
er krassen op zitten
–
Wanneer een zeer fel licht,
bijvoorbeeld de zon of de koplampen
van een ander voertuig, rechtstreeks
in de camera achter schijnt
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
230
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Bij een controle van de auto op een
rollenbank o.i.d.
• Wanneer de auto op een schip,
vrachtwagen of ander
transportmiddel wordt geladen
• Als de wielophanging is gewijzigd of
als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
• Als er uitrusting die een sensor kan
hinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager
of sneeuwploeg, is geplaatst
• Als gebruik wordt gemaakt van een
wasstraat
• Als de auto niet stabiel functioneert,
zoals na een ongeval of tijdens een
storing
• Als sportief met de auto wordt
gereden of als op onverharde wegen
wordt gereden
• Als de banden niet de juiste
bandenspanning hebben
• Als de banden zeer versleten zijn
• Wanneer er sneeuwkettingen
worden gebruikt, een compact
reservewiel is gemonteerd of een
bandenreparatieset is gebruikt
• Bij het rijden met een aanhangwagen
of tijdens het slepen in een
noodgeval
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de wielophanging
Wijzig de wielophanging van de auto
niet. Als de hoogte of de hellingshoek
van de auto wordt gewijzigd, kunnen de
sensoren signaleerbare objecten
mogelijk niet signaleren en werkt het
systeem mogelijk niet goed, hetgeen
kan leiden tot een ongeval.Inschakelen/uitschakelen van de PKSB
(Parking Support Brake)
De PKSB (Parking Support Brake) kan
worden ingeschakeld/uitgeschakeld via
het multi-informatiedisplay.
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de PKSB
(Parking Support Brake) in of uit te
schakelen. (→Blz. 82)
1. Selecteer
van het multi-
informatiedisplay en druk vervolgens
op
.
2. Druk op
ofom PKSB te
selecteren en druk vervolgens op.
Wanneer de PKSB (Parking Support
Brake) wordt uitgeschakeld, gaat het
controlelampje Driving Assist-informatie
(→blz. 72) branden.
Als OFF (uitgeschakeld) wordt
geselecteerd, wordt de PKSB (Parking
Support Brake) uitgeschakeld en niet
meer ingeschakeld totdat de instelling
wordt gewijzigd in ON via het
multi-informatiedisplay. (De functie
wordt niet weer ingeschakeld door de
startknop te bedienen.)
Weergaven en zoemers voor
begrenzingsregeling hybridesysteem
en remregeling
Als de begrenzingsregeling van het
hybridesysteem of de remregeling in
werking is, klinkt een zoemer en wordt
een melding weergegeven op het scherm
van het audiosysteem (auto's met
Advanced Park) en het multi-
informatiedisplay om de bestuurder te
waarschuwen.
Afhankelijk van de situatie werkt de
begrenzingsregeling van het
hybridesysteem om hetzij de acceleratie
te begrenzen hetzij het vermogen zo veel
mogelijk te beperken.
• De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking
(begrenzing acceleratie)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
233
4
Rijden
Het systeem begrenst sneller
accelereren dan een bepaalde waarde.
Scherm audiosysteem: Geen
waarschuwing weergegeven
Multi-informatiedisplay: “Object
Detected Acceleration Reduced”
(Object gesignaleerd, acceleratie
begrensd)
Informatielampje ondersteunende
systemen: Brandt niet
Zoemer: Klinkt niet
• De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking
(vermogen zo veel mogelijk beperkt)
Het systeem heeft bepaald dat er
harder moet worden geremd dan
normaal.
Scherm audiosysteem: BRAKE!
(Remmen!)
Multi-informatiedisplay: BRAKE!
(Remmen!)
Informatielampje ondersteunende
systemen: Brandt niet
Zoemer: Kort piepsignaal
• De remregeling is in werking
Het systeem heeft bepaald dat een
noodstop noodzakelijk is
Scherm audiosysteem: BRAKE!
(Remmen!)
Multi-informatiedisplay: BRAKE!
(Remmen!)
Informatielampje ondersteunende
systemen: Brandt niet
Zoemer: Kort piepsignaal• Auto tot stilstand gebracht door de
werking van het systeem
De auto is tot stilstand gebracht door
de remregeling.
Scherm audiosysteem: “Press Brake
Pedal” (trap rempedaal in)
Multi-informatiedisplay: “Switch to
Brake” (verplaats voet naar
rempedaal) (Als het gaspedaal niet
wordt ingetrapt, wordt “Press Brake
Pedal” (trap rempedaal in)
weergegeven.)
Informatielampje ondersteunende
systemen: Brandt
Zoemer: Klinkt herhaaldelijk
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
234
AVermogen hybridesysteem
BRemkracht
CTijd
DBegrenzingsregeling hybridesysteem
wordt geactiveerd (het systeem
bepaalt dat de kans op een aanrijding
met een gesignaleerd object groot is)
ERemregeling wordt geactiveerd (het
systeem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd
object zeer groot is)
Als de PKSB (Parking Support Brake) in
werking is getreden
Als de auto is stilgezet door de werking
van de PKSB (Parking Support Brake),
wordt de PKSB (Parking Support Brake)
uitgeschakeld en gaat het
informatielampje ondersteunende
systemen branden. Als de PKSB (Parking
Support Brake) onnodig in werking
treedt, kan de remregeling worden
geannuleerd door het rempedaal in te
trappen of door ongeveer 2 seconden te
wachten totdat deze automatisch wordt
geannuleerd. Vervolgens kunt u verder
rijden door het gaspedaal in te trappen.
Het PKSB-systeem (Parking Support
Brake) opnieuw inschakelen
Wanneer de PKSB (Parking Support
Brake) is uitgeschakeld door de werking
ervan, kunt u zelf het systeem weer
inschakelen (→blz. 233) of het contact
UIT en vervolgens weer AAN zetten.Bovendien wordt het systeem automatisch
weer ingeschakeld en gaat het
informatielampje ondersteunende
systemen uit, als aan een van onderstaande
voorwaarden wordt voldaan:
• Stand P is geselecteerd
• Het obstakel bevindt zich niet langer
in de rijrichting van de auto.
• De rijrichting van de auto wijzigt
*
*
Behalve wanneer “voetgangers achter
de auto” in werking was.
Als “Parking Assist Unavailable Sensor
Blocked” (Parking Assist niet
beschikbaar, sensor geblokkeerd) wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en het controlelampje
Driving Assist-informatie brandt
Mogelijk is een van de sensoren bedekt
met bijvoorbeeld condens, ijs, sneeuw of
vuil. Verwijder dan de condens, het ijs,
de sneeuw, het vuil e.d. van de sensor
om te zorgen dat het systeem weer
normaal werkt. Ook wordt er bij lage
temperaturen mogelijk een
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
236
• Afbeelding 3. Wanneer de remregeling in werking is