WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Rijd niet harder dan de maximaal
toegestane snelheid voor de
gebruikte sneeuwkettingen of niet
harder dan 50 km/h, afhankelijk van
welke snelheid de laagste is.
• Vermijd het rijden over slechte
wegdekken en over gaten.
• Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
• Minder uw snelheid alvorens een
bocht aan te snijden zodanig, dat u
zeker weet dat de auto bestuurbaar
blijft.
• Gebruik het LTA-systeem (Lane
Tracing Assist) (indien aanwezig)
niet.
OPMERKING
Repareren of vervangen van
winterbanden
Laat winterbanden repareren of
vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige of door een
bandenspecialist. Het verwijderen en
plaatsen van winterbanden heeft
namelijk invloed op de werking van de
bandenspanningssensoren en -zenders.
Voordat u met de auto gaat rijden
Voer, afhankelijk van de omstandigheden,
de volgende handelingen uit:
• Probeer een vastgevroren ruit niet
met kracht te openen en zet de
ruitenwissers niet aan als deze
vastgevroren zijn. Giet warm water
over het bevroren gedeelte om het ijs
te laten smelten. Veeg het water
direct weg om te voorkomen dat het
bevriest.• Verwijder de eventueel aanwezige
sneeuw van de luchtinlaten voor de
voorruit om zeker te kunnen zijn van
een juiste werking van de aanjager
van het airconditioningsysteem.
• Controleer of er sprake is van ijs- of
sneeuwophopingen op de verlichting
aan de buitenzijde, op het dak, op het
chassis, rond de banden of op de
remmen, en verwijder deze indien dat
het geval is.
• Verwijder sneeuw en modder van de
onderzijde van uw schoenen voordat u
in de auto stapt.
Tijdens het rijden
Verhoog de snelheid geleidelijk, houd een
veilige afstand tussen u en uw voorligger
en pas de snelheid aan aan de conditie
van de weg.
Bij het parkeren
• Parkeer de auto en zet de
selectiehendel in stand P, maar
activeer de parkeerrem niet. De
parkeerrem kan vastvriezen en bij het
deactiveren niet vrij komen. Blokkeer
bij het parkeren van de auto de wielen
zonder de parkeerrem te gebruiken.
Het niet in acht nemen hiervan kan
gevaarlijk zijn omdat de auto
onverwacht in beweging kan komen,
hetgeen kan leiden tot een ongeval.
Wanneer de parkeerrem in de
automatische modus staat, wordt de
parkeerrem gedeactiveerd wanneer
de selectiehendel in stand P wordt
gezet. (→Blz. 255)
• Als de auto stilstaat en de remmen
vochtig zijn terwijl de temperatuur
laag is, kunnen de remmen bevriezen.
• Controleer als de auto geparkeerd is
zonder de parkeerrem te activeren of
de selectiehendel niet uit stand P kan
worden gezet
*.
*De selectiehendel wordt geblokkeerd
als wordt geprobeerd deze vanuit stand
P in een andere stand te zetten zonder
het rempedaal in te trappen. Als de
5.6 Rijtips
365
5
Rijden
6.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming.........372
6.1.1 Automatische airconditioning . . .372
6.1.2 Op afstand bedienbare
airconditioning..........379
6.1.3 Stuurwielverwarming
*/
stoelverwarming voor*/
stoelverwarming en -ventilatoren
voor
*/stoelverwarming achter . . .381
6.2 Gebruik van de interieurverlichting . . .384
6.2.1 Overzicht interieurverlichting . . .384
6.3 Gebruik van de
opbergmogelijkheden..........386
6.3.1 Overzicht van
opbergmogelijkheden.......386
6.3.2 Voorzieningen in de
bagageruimte...........390
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in
het interieur...............393
6.4.1 Overige voorzieningen in het
interieur..............393
Voorzieningen in het interieur6
371
6.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
6.1.1 Automatische airconditioning
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjagersnelheid worden
automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur.
Bedieningspaneel airconditioning
ASchakelaar automatische modus
BSchakelaar temperatuurregeling links
CSchakelaar temperatuurregeling
rechts
DDUAL-schakelaar
ESchakelaar OFF
FSchakelaar voorruitverwarming
GSchakelaar achterruit- en
buitenspiegelverwarming
HKeuzeschakelaar aanjager
ISchakelaar verlagen aanjagersnelheid
JSchakelaar verhogen
aanjagersnelheid
KSchakelaar luchtcirculatieregeling
LSchakelaar buitenlucht-/
recirculatiemodus
MSchakelaar S-FLOW-modus
NAircoschakelaar
Deze afbeelding is voor auto's met linkse besturing. Voor uitvoeringen met rechtse
besturing is de positie van de knoppen omgekeerd.
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Draai de draaiknop voor de
temperatuurregeling aan
bestuurderszijde rechtsom om de
temperatuur te verhogen en linksom om
de temperatuur te verlagen.
De functies van de toetsen van de
airconditioning wijzigen van gescheiden
naar gemeenschappelijke bediening en
omgekeerd als de DUAL-schakelaar wordt
ingedrukt.Gemeenschappelijke bediening (het
controlelampje in de DUAL-schakelaar is
uit):
De draaiknop voor de
temperatuurregeling aan de
bestuurderszijde kan worden gebruikt om
de temperatuur aan de bestuurders- en
passagierszijde in te stellen. Bedien de
draaiknop voor de temperatuurregeling
aan de passagierszijde om de gescheiden
bediening te activeren.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
372
Gescheiden bediening (het
controlelampje in de DUAL-schakelaar
brandt):
De temperatuur aan de bestuurders- en
passagierszijde kan afzonderlijk worden
ingesteld.
Instellen van de aanjagersnelheid
Druk op de schakelaar voor het verhogen
van de aanjagersnelheid om de
aanjagersnelheid te verhogen en de
schakelaar voor het verlagen van de
aanjagersnelheid om de aanjagersnelheid
te verlagen.
Druk op de schakelaar OFF om de
aanjager uit te schakelen.
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Druk op de schakelaar voor de
luchtcirculatieregeling.
De luchtcirculatiemodus verandert
telkens wanneer de schakelaar wordt
ingedrukt als volgt:
1. Bovenlichaam
2. Bovenlichaam en voeten
3. Voeten
4. Voeten en voorruitontwasemingSchakelen tussen buitenluchtmodus en
recirculatiemodus
Druk op de schakelaar
buitenlucht-/recirculatiemodus.
Iedere keer als er op de toets wordt
gedrukt, wordt er geschakeld tussen de
buitenluchtmodus (controlelampje
brandt niet) en de recirculatiemodus
(controlelampje brandt).
In-/uitschakelen van de koel- en
ontvochtigingsfunctie
Druk op de aircoschakelaar.
Wanneer de functie is ingeschakeld,
brandt het controlelampje in de
aircoschakelaar.
Ontwasemen van de voorruit
De ruitverwarming wordt gebruikt om de
voorruit en de zijruiten voor te
ontwasemen.
Druk op de schakelaar voor de
voorruitverwarming.
Zet, als de recirculatiemodus is
ingeschakeld, de schakelaar voor de
buitenlucht-/recirculatiemodus in de
buitenluchtmodus. (Mogelijk gaat dit
automatisch.)
Verhoog de aanjagersnelheid en de
temperatuur om de voorruit en zijruiten
snel te ontwasemen.
Druk wanneer de voorruit is ontwasemd
nogmaals op de schakelaar voor de
voorruitverwarming om terug te keren
naar de vorige modus.
Als de voorruitverwarming is
ingeschakeld, brandt het controlelampje
op de schakelaar voorruitontwaseming.
Ontwasemen van de achterruit en
buitenspiegels
De achterruit- en
buitenspiegelverwarming worden
gebruikt om de achterruit te ontwasemen
en om regendruppels, dauw en ijs van de
buitenspiegels te verwijderen.
112233
44
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
373
6
Voorzieningen in het interieur
Druk op de schakelaar achterruit- en
buitenspiegelverwarming.
De buitenspiegelverwarming schakelt na
15 minuten automatisch uit.
Als de achterruit- en
buitenspiegelverwarming is
ingeschakeld, brandt het controlelampje
op de schakelaar achterruit- en
buitenspiegelverwarming.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
aanjager
De aanjagersnelheid kan naar wens
worden ingesteld.
1. Druk op de schakelaar voor de
automatische modus of de schakelaar
voor de luchtcirculatieregeling.
2. Druk op de keuzeschakelaar voor de
aanjager.
3. Elke keer als de keuzeschakelaar voor
de aanjager wordt ingedrukt,
verandert de aanjagersnelheid als
volgt.
NORMAL (normaal)→ECO→FAST
(snel)
Verwarming
• In de HV-modus wordt de
benzinemotor mogelijk ingeschakeld
om warmte van de koelvloeistof via de
verwarming af te voeren.
• In de EV-modus zorgt een
verwarmingspompsysteem voor het
verwarmen.
– Als de buitentemperatuur laag is of
als het sneeuwt, is de verwarming
mogelijk minder effectief dan bij
conventionele auto's en stroomt er
mogelijk geen warme lucht uit de
uitstroomopening.
– Als de warmtewisselaar aan de
buitenzijde bedekt is met rijp,
neemt de aanjagersnelheid af en
wordt het mogelijk moeilijker om
het interieur te verwarmen. Dit
duidt echter niet op een storing. In
deze situatie verandert de
temperatuur van de lucht die uit deuitstroomopeningen komt mogelijk
niet, zelfs niet als de ingestelde
temperatuur wordt verhoogd.
– Als er zich rijp gevormd heeft op de
warmtewisselaar aan de buitenzijde,
nemen de verwarmingsprestaties
af. De rijp kan van de
warmtewisselaar aan de buitenzijde
worden verwijderd door voor het
rijden de op afstand bedienbare
airconditioning in te schakelen
(→blz. 379). Na het ontdooien
wordt de verwarmingsfunctie van
de op afstand bedienbare
airconditioning ingeschakeld.
– Als schakelaar AUTO wordt
ingeschakeld, wordt de verwarming
optimaal geregeld. Daardoor
worden de ingestelde
verwarmingsprestaties mogelijk
niet bereikt, zelfs niet als de
aanjagersnelheid wordt verhoogd.
AWarmtewisselaar buitenzijde
• In de volgende situaties treedt de
benzinemotor mogelijk in werking om,
ook in de EV-modus, warmte van de
koelvloeistof via de verwarming af te
voeren.
– De buitentemperatuur is ongeveer
-10°C of lager
–
is ingeschakeld
Waterdruppels tijdens aircowerking
Op de warmtewisselaar aan de
buitenzijde, de accumulator en de
aircoleidingen kan zich condens of rijp
vormen. Tijdens of na de aircowerking
kunnen waterdruppels van de auto
vallen. Dit duidt echter niet op een
storing.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
374
AAccumulator
BWarmtewisselaar buitenzijde
Beslaan van de ruiten
• Wanneer de luchtvochtigheid in de
auto hoog is, zullen de ruiten
gemakkelijk beslaan. Als u de
aircoschakelaar inschakelt, wordt de
lucht die via de uitstroomopeningen
stroomt, ontvochtigd en wordt de
voorruit efficiënt ontwasemd.
• Als u de aircoschakelaar uitschakelt,
zullen de ruiten mogelijk sneller
beslaan.
• De ruiten zullen mogelijk beslaan als
de recirculatiemodus is ingeschakeld.
Bij gebruik van de “Mijn
ruimte-modus”
• Er wordt mogelijk niet zo goed
ontwasemd als beoogd, zelfs niet als
wordt ingedrukt. Wanneer de
ruiten vóór het rijden moeten worden
ontwasemd, stop dan met het laden
en druk vervolgens op
.
• Wanneer de buitentemperatuur laag
is, wordt er mogelijk onvoldoende
verwarmd als gevolg van de beperkte
werking van de airconditioning. Er kan
niet worden verwarmd bij een
temperatuur van -10°C of lager,
aangezien de benzinemotor niet kan
worden gestart wanneer “Mijn
ruimte-modus” is ingeschakeld.
Wanneer u wilt verwarmen, stop dan
met het laden en verwijder de
AC-laadkabel van de auto.Bij het rijden op stoffige wegen
Sluit alle ruiten. Als er na het sluiten van
de ruiten nog altijd stof wordt
aangezogen, zet dan de
luchttoevoerregeling in de
buitenluchtmodus en schakel de
aanjager in.
Buitenlucht-/recirculatiemodus
• Het wordt aangeraden om de
recirculatiemodus tijdelijk in te
schakelen om te voorkomen dat er
vuile lucht wordt aangevoerd en om
de auto te helpen koelen wanneer het
buiten warm is.
• Mogelijk wordt de buitenluchtmodus/
recirculatiemodus automatisch
ingeschakeld afhankelijk van de
ingestelde temperatuur of de
temperatuur in de auto.
Werking van de airconditioning in de
ECO-rijmodus
• In de ECO-rijmodus wordt de
airconditioning als volgt bediend voor
een laag brandstofverbruik:
– Het motortoerental en de werking
van de compressor worden geregeld
om de verwarm-/koelcapaciteit te
beperken
– Wanneer de automatische modus is
gekozen, wordt de aanjagersnelheid
beperkt
• Doe het volgende om de prestaties
van de airconditioning te verbeteren:
– Schakel de ECO-rijmodus uit
(→blz. 355)
– Schakel de persoonlijke
voorkeursinstellingen van de
aanjager uit (→blz. 374)
Wanneer de buitentemperatuur tot
bijna 0°C daalt
De ontvochtigingsfunctie werkt mogelijk
niet, zelfs niet wanneer de
aircoschakelaar wordt ingedrukt.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
375
6
Voorzieningen in het interieur
Geuren ventilatie en airconditioning
• Zet de airconditioning in de
buitenluchtmodus om frisse lucht
binnen te laten.
• Tijdens het gebruik kunnen
verschillende geuren van binnen en
buiten de auto in het
airconditioningsysteem
terechtkomen. Dit kan tot gevolg
hebben dat de lucht die uit de
uitstroomopeningen komt niet lekker
ruikt.
• Het voorkomen van mogelijke geuren:
– We raden u aan het
airconditioningsysteem in de
buitenluchtmodus te zetten voordat
u de motor uitschakelt.
– Mogelijk wordt het inschakelen van
de aanjager direct nadat de
airconditioning in de automatische
modus wordt ingeschakeld even
vertraagd.
• Bij het parkeren schakelt het systeem
automatisch de buitenluchtmodus in
voor een betere luchtcirculatie in de
auto, wat helpt om geuren bij het
starten van de auto te verminderen.
Interieurfilter
→Blz. 436
Geluiden afkomstig van de
automatische airconditioning
Ongeveer 90 seconden nadat het
contact UIT is gezet hoort u mogelijk
geluiden afkomstig van de
airconditioning. Dit is het geluid van het
initialiseren van de airconditioning; dit
duidt niet op een storing.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. de werking van de
toets AUTO van de airconditioning)
kunnen worden gewijzigd. (Systemen
met mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 529)WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van de “Mijn
ruimte-modus”
Laat nooit kinderen, hulpbehoevenden
of dieren in de auto achter. Het systeem
wordt mogelijk automatisch
uitgeschakeld, zodat de temperatuur in
de auto kan stijgen of dalen, wat kan
resulteren in een zonnesteek,
uitdroging of onderkoeling. Het niet in
acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik de schakelaar voor de
voorruitontwaseming niet in
combinatie met koele lucht bij zeer
vochtig weer. Het verschil tussen de
buitentemperatuur en de temperatuur
van de voorruit zorgt ervoor dat de
buitenkant van de voorruit beslaat,
waardoor het zicht wordt belemmerd.
Als de buitenspiegelverwarming
ingeschakeld is
Raak het spiegeloppervlak van de
buitenspiegels niet aan wanneer de
buitenspiegelverwarming is
ingeschakeld.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat, als het hybridesysteem is
uitgeschakeld, de airconditioning niet
langer ingeschakeld dan noodzakelijk is.
Gebruik van de automatische modus
1. Druk op de schakelaar AUTO.
De ontvochtigingsfunctie wordt
ingeschakeld. De uitstroomopeningen
waaruit de lucht komt en de
aanjagersnelheid worden
automatisch geregeld op basis van de
gekozen temperatuur en de
luchtvochtigheid.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
376
2. Wijzig de ingestelde temperatuur.
3. Druk op de schakelaar OFF om de
procedure te beëindigen.
Als de instelling van de aanjagersnelheid
of de luchtcirculatiemodi worden
bediend, dooft het controlelampje van de
automatische modus. De automatische
modus blijft echter ingeschakeld voor de
andere functies dan die worden bediend.
Gebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch
geregeld op basis van de gekozen
temperatuur en de omgevingscondities.
Daarom kan direct na het indrukken van
de schakelaar AUTO de aanjager even
worden uitgeschakeld tot er voldoende
warme of koude lucht voorhanden is.
Functie voor signalering condens op
voorruit
Wanneer de automatische modus is
ingeschakeld, signaleert de
luchtvochtigheidssensor condens op de
voorruit en regelt hij de airconditioning
om te voorkomen dat de ruiten beslaan.
Voorruitverwarming (indien
aanwezig)/voorruitontwaseming
(indien aanwezig)
Dit systeem wordt gebruikt om
ijsvorming op de voorruit en de
ruitenwissers te voorkomen.
Gebruik deze toets om het systeem in en
uit te schakelen.
Het controlelampje gaat branden als het
systeem is ingeschakeld.
Auto's met voorruitverwarming: De
voorruitverwarming wordt na een tijdje
automatisch uitgeschakeld.
Auto's met ontwaseming verwarmde
voorruit:
• De ontwaseming van de verwarmde
voorruit wordt na 4 minuten
automatisch uitgeschakeld.• De ontwaseming van de verwarmde
voorruit werkt niet als de
buitentemperatuur 5°C of hoger is.
ASchakelaar voorruitverwarming
BToets voorruitontwaseming
WAARSCHUWING!
Voorkomen van brandwonden
• Auto's met voorruitverwarming: Raak
het onderste deel van de voorruit en
de gedeeltes bij de voorstijlen niet
aan wanneer de voorruitverwarming
is ingeschakeld.
• Auto's met voorruitontwaseming:
Raak de voorruit (met name het
onderste deel) niet aan, omdat het
oppervlak heet kan worden wanneer
de voorruitontwaseming is
ingeschakeld.
Geconcentreerde luchtcirculatiemodus
voorstoel (S-FLOW-modus)
Deze functie regelt automatisch de
luchtcirculatie van de airconditioning,
zodat prioriteit wordt gegeven aan de
voorstoelen. Wanneer de
voorpassagiersstoel niet bezet is, stroomt
er mogelijk alleen lucht naar de
bestuurdersstoel. Onnodig gebruik van
de airconditioning wordt onderdrukt, wat
zorgt voor een lager brandstofverbruik.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
377
6
Voorzieningen in het interieur