De geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voor de voorstoel
werkt in de volgende situaties:
• Er worden geen passagiers
gesignaleerd op de achterstoelen
• De voorruitverwarming is niet in
werking
Wanneer de modus in werking is,
brandt
.
Geconcentreerde luchtcirculatiemodus
voorstoel handmatig in-/uitschakelen
Wanneer de geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voor de voorstoel is
ingeschakeld, kan met de schakelaar
worden ingesteld of de lucht alleen naar
de voorstoelen moet stromen of naar alle
stoelen. Wanneer de modus handmatig
wordt bediend, stopt de automatische
regeling van de luchtcirculatie.
Druk op de
op het bedieningspaneel
van de airco om de luchtcirculatie in te
stellen.
• Indicator brandt: luchtstroom alleen
naar de voorstoelen
• Indicator is uit: luchtstroom naar alle
stoelen.
Werking van de automatische
luchtcirculatie
• Voor het behoud van een comfortabel
interieur kan de luchtstroom, direct
nadat het hybridesysteem is gestart
en op andere momenten, afhankelijk
van de buitentemperatuur, naar
stoelen zonder passagiers worden
geleid.
• Als, nadat het hybridesysteem is
gestart, passagiers in de auto van
plaats veranderen of in of uit de auto
stappen, kan het systeem de
aanwezigheid van passagiers niet
goed bepalen en werkt de
automatische regeling van de
luchtcirculatie niet.Handmatige regeling van de
luchtcirculatie
Zelfs wanneer de functie handmatig
wordt ingesteld om de luchtstroom
alleen naar de voorstoelen te leiden,
wordt mogelijk automatisch lucht naar
alle stoelen geleid wanneer een
achterstoel bezet is.
Terugkeren naar automatische
luchtcirculatie
1. Zet, wanneer de indicator uit is, het
contact UIT.
2. Wacht ten minste 60 minuten en zet
het contact AAN.
Overzicht en bediening
uitstroomopeningen
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en
luchthoeveelheid veranderen
overeenkomstig de geselecteerde
luchtcirculatiemodus.
Afstellen van de richting van de
luchtstroom en openen/sluiten van de
uitstroomopeningen
Voor
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
378
1. Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden
2. De uitstroomopening openen
3. De uitstroomopening sluiten
Achter
1. Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden
2. De uitstroomopening openen
3. De uitstroomopening sluiten
WAARSCHUWING!
Voorkomen dat de werking van de
voorruitontwaseming wordt
gehinderd
Plaats geen voorwerpen op het
dashboard die de uitstroomopeningen
kunnen bedekken. Anders raakt de
luchtstroom mogelijk geblokkeerd,
waardoor de voorruitverwarming de
voorruit niet kan ontwasemen.
OPMERKING
Luchtvochtigheidssensor
De voorruit is voorzien van een sensor
die de luchtvochtigheid in de auto, de
temperatuur van de voorruit, enz. meet,
om vast te stellen of de ruit is beslagen.
Volg onderstaande punten op om te
voorkomen dat de sensor beschadigd
raakt.
• Neem de sensor niet uit elkaar
• Spuit geen ruitenreiniger op de sensor
en stel hem niet bloot aan sterke
schokken
• Bevestig niets op of aan de sensor
6.1.2 Op afstand bedienbare
airconditioning
De op afstand bedienbare airconditioning
gebruikt de in het batterijpakket
(tractiebatterij) opgeslagen energie en
maakt bediening van de airconditioning
via de afstandsbediening mogelijk.
Als de op afstand bedienbare
airconditioning wordt gebruikt terwijl de
AC-laadkabel is aangesloten op de auto,
kan elektriciteit van een externe
voedingsbron worden gebruikt om de
afname van de lading in het
batterijpakket (tractiebatterij) tot een
minimum te beperken.
Het laden wordt automatisch uitgevoerd
nadat de op afstand bedienbare
airconditioning is uitgeschakeld.
Voor het verlaten van de auto
Controleer de temperatuurinstelling van
de airconditioning. (→Blz. 372)
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
379
6
Voorzieningen in het interieur
De op afstand bedienbare airconditioning
werkt op basis van de
temperatuurinstelling van de
airconditioning.
Activeren van de op afstand bedienbare
airconditioning
Houd A/C op de afstandsbediening
ingedrukt om de op afstand bedienbare
airconditioning te bedienen.
Druk tweemaal op A/C om het systeem
uit te schakelen.
Voorwaarden voor werking
Het systeem werkt alleen als aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
• De selectiehendel staat in stand P.
• Het contact staat UIT.
• Alle portieren zijn gesloten.
• De motorkap is gesloten.
Automatische uitschakeling van de op
afstand bedienbare airconditioning
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld onder de volgende
omstandigheden:
• Ongeveer 20 minuten na activering
• Als niet aan een van de voorwaarden
wordt voldaan
Het systeem wordt ook uitgeschakeld als
het laadniveau van het batterijpakket
(tractiebatterij) laag is.Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
In de volgende situaties start het
systeem mogelijk niet:
• Het laadniveau van het batterijpakket
(tractiebatterij) is laag
• De buitentemperatuur is zeer laag
• Het hybridesysteem is afgekoeld
(bijvoorbeeld omdat de auto langere
tijd stilstaat bij lage temperaturen)
Voorruitverwarming
Bij het ontwasemen van de voorruit met
de op afstand bedienbare
airconditioning, wordt de voorruit
mogelijk onvoldoende ontwasemd
doordat het vermogen meer wordt
beperkt dan bij de normale
aircowerking. Ook kan de buitenzijde
van de voorruit beslaan ten gevolge van
de buitentemperatuur, de vochtigheid of
de ingestelde aircotemperatuur.
Gebruik van de verwarming via de op
afstand bedienbare airconditioning
• Wanneer de buitentemperatuur laag
is, wordt er mogelijk onvoldoende
verwarmd als gevolg van de beperkte
werking van de airconditioning.
• Als er zich rijp vormt op de
warmtewisselaar aan de buitenzijde,
nemen de verwarmingsprestaties
mogelijk af doordat er automatisch
wordt overgeschakeld op ontdooien.
(→Blz. 372)
Beveiligingsfunctie
Als het systeem in werking is, worden
ontgrendelde portieren automatisch
vergrendeld. De alarmknipperlichten
knipperen om aan te geven dat de
portieren zijn vergrendeld of dat het
systeem is uitgeschakeld.
Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
→Blz. 202
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
380
Terwijl de op afstand bedienbare
airconditioning is ingeschakeld
• Afhankelijk van de bedrijfsconditie
van de op afstand bedienbare
airconditioning draait de
aircocompressor of koelventilator
mogelijk en kan er geluid hoorbaar
zijn. Dit duidt echter niet op een
storing.
• Terwijl de op afstand bedienbare
airconditioning in werking is, werken
bedieningstoetsen van de
airconditioning, enz. niet.
Leegraken batterij elektronische
sleutel
→Blz. 178
Als de batterij van de elektronische
sleutel geheel ontladen is
→Blz. 446
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instelling (bijv. bediening via A/C op
de afstandsbediening) kan worden
gewijzigd. (Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 519)
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen voor de op
afstand bedienbare airconditioning
• Gebruik het systeem niet als er
personen in de auto zitten. Zelfs als
het systeem in werking is, kan de
temperatuur in de auto hoog
oplopen of ver dalen als gevolg van
de werking van bepaalde functies,
zoals de automatische uitschakeling.
In de auto achtergelaten kinderen en
dieren kunnen worden bevangen
door de hitte of uitgedroogd of
onderkoeld raken met dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Afhankelijk van de omgeving kunnen
de signalen van de toets op de
afstandsbediening verder reiken dan
verwacht. Let daarom goed op de
omgeving van de auto en druk alleen
op de toets als dit nodig is.
• Druk nooit op A/C op de
afstandsbediening als de motorkap
openstaat. De airconditioning kan
onbedoeld in werking treden,
waardoor voorwerpen in de
elektrische koelventilator kunnen
worden gezogen.
OPMERKING
Voorkomen dat het batterijpakket
(tractiebatterij) ontladen raakt
Gebruik A/C op de afstandsbediening
alleen indien nodig.
6.1.3 Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming voor*/
stoelverwarming en
-ventilatoren voor
*/
stoelverwarming achter
*Indien aanwezig
• Stuurwielverwarming
Verwarmt het stuurwiel
• Stoelverwarming voor
Verwarmt de bekleding van de
voorstoel
• Stoelventilatoren voor
Zorgen voor een goede ventilatie door
lucht door de bekleding van de
voorstoel te blazen
• Stoelverwarming achter
Verwarmt de bekleding van de
achterstoel
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
381
6
Voorzieningen in het interieur
WAARSCHUWING!
Voorkomen van lichte brandwonden
Wees voorzichtig wanneer iemand uit
onderstaande categorieën in contact
komt met het stuurwiel of de stoelen
wanneer de stuurwiel- of
stoelverwarming is ingeschakeld:
• Baby's, kleine kinderen, oudere
personen, zieken en gehandicapten
• Personen met een gevoelige huid
• Personen die oververmoeid zijn
• Personen die alcohol hebben
gedronken of personen die
rustgevende medicijnen
(slaapmiddel, middel tegen
verkoudheid, enz.) hebben gebruikt
Voorkomen van oververhitting en
lichte brandwonden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht bij het
gebruik van de stoelverwarming:
• Bedek de stoel niet met een kleed of
kussen als de stoelverwarming in
gebruik is.
• Gebruik de stoelverwarming niet
langer dan noodzakelijk is.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de
stoelverwarming en -ventilatoren
Plaats geen zware voorwerpen met een
ongelijkmatig oppervlak op de stoel en
leg geen scherpe voorwerpen (naalden,
punaises, enz.) op de stoel.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de functies niet wanneer het
hybridesysteem niet is ingeschakeld.
Stuurwielverwarming
Schakelt de stuurwielverwarming in/uit
Wanneer de stuurwielverwarming in
werking is, gaat het controlelampje
branden.Werkingsvoorwaarden
Het contact staat AAN.
Bedienen van de stoelverwarming voor
Schakelt de stoelverwarming in/uit
1. Hoge temperatuur
2. Lage temperatuur
Wanneer de stoelverwarming is
ingeschakeld, brandt het controlelampje
op de stoelverwarmingsschakelaar.
Zet de schakelaar in de neutrale stand
wanneer de stoelverwarming niet wordt
gebruikt. Het controlelampje dooft.
Bedienen van de stoelverwarming en
-ventilatoren voor
Schakelt de stoelverwarming en
-ventilatoren voor in/uit
Elke keer dat de schakelaar wordt
ingedrukt, wijzigt de bedrijfsconditie als
volgt.
Hoog (3 segmenten branden)→midden
(2 segmenten branden)→laag
(1 segment brandt)→uit
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
382
1. Schakelt de stoelverwarming in
De niveau-indicatoren (geel)
Agaan tijdens de werking branden.
2. Schakelt de stoelventilator in
De niveau-indicatoren (groen)
Agaan tijdens de werking branden.
Werkingsvoorwaarden
Het contact staat AAN.
Aan airconditioning gekoppelde
regelmodus
Wanneer het toerental van de
stoelventilator hoog is, wordt het
toerental hoger overeenkomstig de
aanjagersnelheid van de airconditioning.Persoonlijke voorkeursinstellingen
De aanjagersnelheid van de
stoelventilatie kan worden aangepast aan
de persoonlijke voorkeur. (Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 530)
Bedienen van de stoelverwarming
achter
Schakelt de stoelverwarming in/uit
Wanneer de stoelverwarming wordt
ingeschakeld, gaat het controlelampje
branden.
Werkingsvoorwaarden
Het contact staat AAN.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
383
6
Voorzieningen in het interieur
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Voorzorgsmaatregelen met betrekking
tot de achterbumper met de Blind Spot
Monitor (indien aanwezig)
Als de lak van de achterbumper is
geschilferd of bekrast, kan een storing
optreden in het systeem. Neem, als dit
gebeurt, contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
OPMERKING
Aantasting van de lak en corrosie van
de carrosserie en onderdelen
(lichtmetalen velgen, enz.) voorkomen
• Was de auto zo spoedig mogelijk:
– Na het rijden in een kustgebied
– Na het rijden over gepekelde wegen
– Als er zich teer of boomsappen op
de lak bevinden
– Als er zich dode insecten, insecten-
of vogelpoep op de lak bevinden
– Na het rijden in gebieden waar
sprake is van veel rook, stof,
ijzerdeeltjes of chemische stoffen
– Als de auto erg vuil is geworden van
stof of modder
– Als er brandstof op de lak is gemorst
• Als de lak is geschilferd of bekrast, laat
deze dan direct herstellen.
• Verwijder vuil van de velgen en berg
ze op een droge plaats op om te
voorkomen dat de velgen tijdens de
opslag gaan corroderen.
Schoonmaken van de verlichting aan
de buitenzijde
• Was deze met de nodige
voorzichtigheid. Gebruik geen
organische oplosmiddelen en borstel
ze ook niet af met een harde borstel.
Dit kan het oppervlak van de lampen
beschadigen.
• Breng geen was aan op de lenzen. Was
kan het lampglas beschadigen.
OPMERKING(Vervolgd)
Wassen in een autowasstraat
Zet de ruitenwisserschakelaar in stand
OFF. Als de ruitenwisserschakelaar in
stand AUTO staat, kunnen de
ruitenwissers in werking treden
waardoor de ruitenwisserbladen
beschadigd kunnen raken.
Reinigen met een hogedrukreiniger
• Stel de camera (indien aanwezig) of
de omgeving ervan tijdens het wassen
van de auto niet bloot aan sterke
waterstralen uit de hogedrukreiniger.
Door de kracht van de waterstralen
werkt het apparaat mogelijk niet
normaal.
• Houd de sproeierkop uit de buurt van
hoezen (rubberen of kunststof
afdekkingen), stekkers en de volgende
onderdelen. Wanneer onderdelen in
aanraking komen met sterke
waterstralen, kunnen ze beschadigd
raken.
– Aan tractie gerelateerde onderdelen
– Onderdelen stuurinrichting
– Onderdelen wielophanging
– Onderdelen remsysteem
• Houd de sproeierkop op ten minste
30 cm van de carrosserie. Anders
kunnen kunststof delen, zoals lijsten
en bumpers, vervormd of beschadigd
raken. Houd de sproeierkop ook niet
de hele tijd op dezelfde plek.
• Spuit niet continu met water op het
onderste gedeelte van de voorruit.
Daar bevindt zich de
luchtinlaatopening voor de
airconditioning en als daar water
doorheen komt, werkt de
airconditioning mogelijk niet goed.
• Reinig de onderzijde van de auto niet
met een hogedrukreiniger.
• Gebruik de reiniger niet rondom de
klep van de laadaansluiting. Anders
kan er water in het AC-laadcontact
komen, waardoor de auto beschadigd
kan raken.
7.1 Onderhoud en verzorging
408
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur, die originele
Toyota-onderdelen gebruikt bij het
oplossen van eventuele problemen met
uw auto. Er kunnen ook voordelen aan
zitten om niet door de garantie gedekte
reparaties en servicewerkzaamheden te
laten uitvoeren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur,
omdat die u met zijn expertise kan helpen
eventuele problemen met uw auto op te
lossen.
Uw Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
voert alle onderhoudswerkzaamheden
aan uw auto betrouwbaar en tegen zo
laag mogelijke kosten uit, dankzij zijn
ervaring met Toyota's.
WAARSCHUWING!
Wanneer uw auto niet volgens de
voorschriften is onderhouden
Onjuist onderhoud kan ernstige schade
aan de auto en dodelijk of ernstig letsel
veroorzaken.
Omgaan met de 12V-accu
12V-accupolen, aansluitingen en
bijbehorende onderdelen bevatten
lood. Een loodvergiftiging kan
hersenbeschadiging veroorzaken. Was
daarom na werkzaamheden altijd uw
handen. (→Blz. 421)
Periodiek onderhoud
Laat het onderhoud aan uw auto
uitvoeren volgens het
onderhoudsschema.
Zie het onderhouds- en garantieboekje
voor het onderhoudsschema.
Zelf uit te voeren onderhoud
Hoe zit het met zelf uit te voeren
onderhoud?Als u een beetje technisch inzicht en wat
eenvoudig gereedschap hebt, zijn veel
onderhoudswerkzaamheden zelf uit te
voeren.
Houd er echter rekening mee dat voor
bepaalde werkzaamheden speciaal
gereedschap en kennis benodigd zijn. Dit
soort werkzaamheden kunt u beter
overlaten aan een deskundig monteur.
Zelfs als u een ervaren doe-het-
zelfmonteur bent, raden wij u aan om
reparaties en onderhoud door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
uit te laten voeren. Een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
houdt de onderhoudshistorie van uw
Toyota bij, wat handig kan zijn als u ooit
werkzaamheden moet laten uitvoeren die
onder de garantie vallen. Indien u de
service- of onderhoudswerkzaamheden
door een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
dan een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur laat uitvoeren,
raden wij u aan te vragen of de
onderhoudshistorie kan worden
bijgehouden.
Wanneer moet uw auto worden
gerepareerd?
Wees attent op veranderingen in de
prestaties en geluiden en op zichtbare
tekenen die erop wijzen dat onderhoud
noodzakelijk is. Een paar belangrijke
aanwijzingen zijn:
• De motor hapert, stottert of slaat over
• Een merkbaar verlies aan trekkracht
• Vreemde motorgeluiden
• Sporen van lekkage onder de auto (na
gebruik van de airconditioning is
waterlekkage echter normaal)
• Verandering in het uitlaatgeluid (dit
kan wijzen op een zeer gevaarlijk
koolmonoxidelek. Rijd met alle ruiten
open en laat het uitlaatsysteem
onmiddellijk controleren).
7.2 Onderhoud
411
7
Onderhoud en verzorging