Page 9 of 352

9
Milieuvriendelijk rijden
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning, bij koude banden, en houd daarbij de bandenspanning aan zoals vermeld op het label in de deuropening aan bestuurderszijde.Voer deze controle met name uit:– voor een lange rit,– bij de wisseling van de seizoenen,– wanneer de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.Vergeet het reservewiel en, indien van toepassing, de banden van uw aanhangwagen of caravan niet.Laat uw auto regelmatig onderhouden (bijv. motorolie verversen, oliefilter, luchtfilter en interieurfilter vervangen). Houd u daarbij aan het onderhoudsschema van de fabrikant.Als bij auto's met een dieselmotor het SCR-systeem defect is, zal uw auto schadelijke stoffen uitstoten. Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige om de uitstoot van stikstofoxide van uw auto terug te
brengen op het wettelijke niveau.Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3.000 km het gemiddelde brandstofverbruik zich stabiliseert.
Tips voor het optimaliseren van de actieradius (Electric)
Het elektriciteitsverbruik van de auto is sterk afhankelijk van de route, de rijsnelheid en uw rijstijl.Probeer in de ECO-zone van de vermogensmeter te blijven door soepel te rijden en een constante snelheid aan te houden.Anticipeer op de noodzaak om waar mogelijk snelheid te minderen en op de motor af te remmen met behulp van de functie voor regeneratief remmen; hierdoor beweegt de vermogensmeter naar de “CHARGE”-zone.Gebruik bij voorkeur de airconditioning in plaats van de verwarming om de ruiten te ontwasemen.
Page 10 of 352

10
Instrumentenpanelen
Instrumentenpaneel met
LCD-pictogrammendisplay
Meters
1.Snelheidsmeter (km/h of mph)
2.Display
3.Toerenteller (x 1.000 omw/min)
Bedieningstoetsen
A.Dimmer verlichting.Lang indrukken van SET: wijzigen van de ingestelde tijden en eenheden.
B.Herinnering aan onderhoudsinformatie of de actieradius met het SCR-systeem en AdBlue®.Resetten van de geselecteerde functie (onderhoudsindicator en dagteller).Lang indrukken: wijzigen van de ingestelde tijden en eenheden.
Instrumentenpaneel met LCD-
tekst- of matrixdisplay
Meters
1.Snelheidsmeter (km/h of mph)
2.Brandstofmeter (benzine of diesel)Verbruiksmeter thermisch comfort (Electric)
3.Display
4.Koelvloeistoftemperatuurmeter (benzine of diesel)Laadniveaumeter (Electric)
5.Toerenteller (x 1.000 omw/min) (benzine of diesel)Vermogensmeter CHARGE, ECO, POWER of NEUTRAAL: tussen ECO en CHARGE (Electric)Controlelampje READY (Electric)
Bedieningstoetsen
A.Tijdelijke herinnering aan onderhoudsinformatie
of herinnering aan de actieradius met het SCR-systeem en AdBlue®.Afhankelijk van de uitvoering: terugkeren naar het bovenliggende niveau of annuleren van de actuele werking.
B.Dimmer verlichting.Afhankelijk van de uitvoering: bladeren door een menu of lijst of wijzigen van een waarde.Resetten van de dagteller (lang indrukken).Resetten van de onderhoudsindicator.Afhankelijk van de uitvoering: openen van het configuratiemenu en bevestigen van een keuze (kort indrukken).
C.Resetten van de dagteller (lang indrukken).Resetten van de onderhoudsindicator.Afhankelijk van de uitvoering: openen van het configuratiemenu en bevestigen van een keuze (kort indrukken).
Page 11 of 352
11
Instrumenten
1
D.Resetten van de onderhoudsindicator.Tijdelijke herinnering aan onderhoudsinformatie.Herinnering aan de actieradius met het AdBlue®-systeem (diesel).Afhankelijk van de uitvoering: terugkeren naar het bovenliggende niveau of annuleren van de actuele werking.
Displayschermen
Met LCD-pictogrammendisplay
Met LCD-tekstdisplay
Met matrixdisplay
Met matrixdisplay (Electric)
NOTIC E
Voor reizen in het buitenland kan de eenheid van de afstand worden aangepast: de snelheid moet namelijk worden weergegeven in de officiële eenheid van het land (km/h of mph). De eenheid kan bij stilstaande auto worden gewijzigd via het configuratiemenu van het display.
1.Instellingen van cruise control of snelheidsbegrenzerWeergave van verkeersborden snelheidslimiet
2.Schakeladviesindicator (benzine of diesel)Ingeschakelde versnelling bij automatische transmissie (benzine of diesel) of stand keuzeschakelaar (Electric)
Page 12 of 352

12
3.Digitale snelheidsmeter (km/h of mph) met instrumentenpaneel met LCD-pictogrammen- en LCD-tekstdisplay (benzine of diesel)Displayzone bij instrumentenpaneel met matrixdisplay: waarschuwingsmeldingen of melding over de status van functies, boordcomputer, digitale snelheidsmeter (km/h of mph), energiestroom/laadstatus auto (Electric), enz.
4.Onderhoudsindicator, vervolgens kilometerteller
(km of mijl)Dagteller (km of mijl) (benzine of diesel)Resterende actieradius/geselecteerde rijmodus (Electric)Weergavezone bij instrumentenpaneel met LCD-tekstdisplay: waarschuwingsmelding of melding over de status van de functies, boordcomputer, enz.
5.Controlelampje koelvloeistoftemperatuur
6.Controlelampje motoroliepeil
7.Brandstofmeter
Digitaal instrumentenpaneel
Afhankelijk van de weergegeven pagina is het mogelijk dat bepaalde informatie niet of op een andere manier wordt weergegeven.Voorbeeld bij de weergavemodus METERS:
1.Brandstofmeter (benzine of diesel)Laadniveaumeter (Electric)
2.Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)Controlelampje READY (Electric)
3.Schakeladviesindicator (pijl en aanbevolen versnelling) (benzine of diesel)Stand keuzeschakelaar en ingeschakelde versnelling bij automatische transmissie (benzine of diesel)Stand keuzeschakelaar (Electric)Geselecteerde rijmodus (anders dan Normal):– Eco– Power
4.Kilometerteller (km of mijl)
5.Instelling cruise control/snelheidsbegrenzerWeergave van verkeersborden snelheidslimiet
6.Te configureren gedeelte: op dit moment afgespeelde media, rijhulpsystemen, navigatie (afhankelijk van de uitvoering), informatie huidige rit (actieradius, verbruik, gemiddelde snelheid), koelvloeistoftemperatuur
7.Resterende actieradius (km of mijl)
8.Toerenteller (x 1.000 omw/min) (benzine of diesel)Vermogensmeter (Electric)
9.Laadniveau tractiebatterij (Electric)
Displays
Voor bepaalde functies met een controlelampje voor zowel de ingeschakelde als de uitgeschakelde status is er slechts één vaste locatie.
Permanente informatie
In de standaardweergave geeft het instrumentenpaneel het volgende weer:– op een vaste locatie:• Informatie met betrekking tot de transmissie en de schakeladviesindicator (benzine of diesel).• Informatie met betrekking tot de keuzeschakelaar (Electric).• Brandstofmeter (benzine of diesel).• Actieradius (benzine of diesel).• Koelvloeistoftemperatuurmeter (benzine of diesel).• Laadniveaumeter en actieradiusindicator (Electric).
Page 13 of 352

13
Instrumenten
1
• Vermogensmeter (Electric).• Rijmodus.• Tijdelijk weergegeven statussen of waarschuwingsmeldingen.– op een variabele locatie:• Waarschuwingslampjes.• Digitale snelheidsmeter.• Kilometerteller.
Optionele informatie
Afhankelijk van de geselecteerde weergavemodus en actieve functies kan aanvullende informatie worden weergegeven:– Toerenteller (benzine of diesel).– Boordcomputer.– Rijhulpfuncties.– Snelheidsbegrenzer of cruise control.– Op dit moment afgespeelde media.– Navigatie-instructies.– Analoge snelheidsmeter.– Informatie elektromotor (vermogensmeter) in de Power-modus (Electric).– Energiestromen (Electric).
Configureren van het
instrumentenpaneel
Afhankelijk van de uitvoering kan de weergave van het instrumentenpaneel worden gewijzigd (kleur en/of weergavemodus).
NOTIC E
Taal en eenhedenDeze zijn afhankelijk van de instellingen van het touchscreen.Wanneer u in een land met andere afstands- en snelheidseenheden rijdt, moet de snelheid worden weergegeven in de officiële eenheid van dat land (km/h of mph).
WARNI NG
Voer deze instellingen om veiligheidsredenen uitsluitend uit wanneer de auto stilstaat.
Selectie van de weergavekleur (benzine of diesel)
Afhankelijk van de uitvoering is de weergavekleur van het instrumentenpaneel afhankelijk van het voor het touchscreen geselecteerde kleurenschema.De instellingen kunnen worden gewijzigd via het menu Instellingen van het touchscreen.
Selecteren van de weergavemodus
In elke modus wordt specifieke informatie weergegeven op het instrumentenpaneel.
► Scrol met het scrollwieltje links op het stuurwiel door de verschillende weergavemodi van het instrumentenpaneel.► Druk op het scrollwieltje om de weergegeven modus te bevestigen.Als u het scrollwieltje niet indrukt, wordt de geselecteerde weergavemodus na enige tijd automatisch toegepast.
Weergavemodi
– Meters: standaardweergave van de analoge en digitale snelheidsmeter, de kilometerteller en:• brandstofmeter, koelvloeistoftemperatuurmeter en toerenteller (benzine of diesel).
• laadniveaumeter tractiebatterij en vermogensmeter (Electric).– Navigatie: specifieke weergave met de actuele navigatie-informatie (kaart en aanwijzingen).– Rijden: specifieke weergave met informatie over de actieve rijhulpsystemen.– Minimaal: tweedimensionale weergave met digitale snelheidsmeter, kilometerteller en:
Page 14 of 352

14
• brandstofmeter en koelvloeistoftemperatuurmeter (benzine of diesel).• laadniveaumeter tractiebatterij (Electric).– Energie: specifieke weergave met een visuele weergave van de energiestromen van de auto (Electric).– Persoonlijk 1/Persoonlijk 2: weergave van door de bestuurder geselecteerde informatie in het centrale gedeelte van het instrumentenpaneel.
Configureren van een “Persoonlijke” weergavemodus
Met TOYOTA Connect Radio► Druk op Instellingen in de balk van het touchscreen.► Selecteer Configuratie.
► Selecteer Configureren instrumentenpaneel.Met TOYOTA Connect Nav► Druk op Instellingen in de balk van het touchscreen.
► Selecteer OPTIES.► Selecteer Configureren instrumentenpaneel.► Selecteer Persoonlijk 1 of Persoonlijk 2.► Selecteer het type informatie met de pijltoetsen op het touchscreen:• Standaard (leeg).• Boordcomputer.• Media.
• Verbruik accessoires (afhankelijk van de uitvoering).• Toerenteller (benzine of diesel).
NOTIC E
Als Standaard als type informatie is geselecteerd, worden Persoonlijk 1 en Persoonlijk 2 niet meer weergegeven in de lijst van weergavemodi.
► Bevestig om de instellingen op te slaan en het venster af te sluiten.De modus “Persoonlijk” wordt onmiddellijk weergegeven.De informatie wordt onmiddellijk weergegeven op het instrumentenpaneel als de desbetreffende weergavemodus is geselecteerd.
NOTIC E
Het in de modus Persoonlijk 1 geselecteerde type informatie is niet beschikbaar in de modus Persoonlijk 2.
Waarschuwings- en
controlelampjes
De waarschuwings- en controlelampjes die worden weergegeven als symbolen, informeren de bestuurder over een storing (waarschuwingslampjes) of over de bedrijfsstatus van een systeem (controlelampjes voor ingeschakelde of uitgeschakelde functie). Sommige lampjes kunnen op twee verschillende manieren (blijft branden of knippert) en/of in verschillende kleuren branden.
Bijbehorende waarschuwingen
Wanneer een lampje gaat branden, gaat dit mogelijk vergezeld van een geluidssignaal en/of wordt er een melding weergegeven op het scherm.Door de weergegeven waarschuwingen te relateren aan de bedrijfsstatus van de auto kunt u bepalen of er sprake is van een normale situatie of van een storing. Raadpleeg de beschrijving van elk waarschuwingslampje voor meer informatie.
Wanneer het contact AAN wordt gezet
Wanneer het contact AAN wordt gezet, gaan bepaalde rode of oranje waarschuwingslampjes gedurende enkele seconden branden. Deze waarschuwingslampjes doven zodra de motor is gestart.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over een systeem of een functie.
Page 15 of 352

15
Instrumenten
1
Waarschuwingslampje blijft
branden
Wanneer een rood of oranje waarschuwingslampje brandt, geeft dit aan dat er een storing is die nader moet worden onderzocht.
Als een waarschuwingslampje blijft branden
De aanduidingen (1), (2) en (3) in de beschrijving van de waarschuwings- en controlelampjes geven aan of u naast het direct uitvoeren van de aanbevolen handelingen ook contact dient op te nemen met een gekwalificeerde deskundige.(1): Breng de auto tot stilstand.Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats en zet het contact UIT.(2): Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.(3): Ga naar een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Lijst van waarschuwings- en
controlelampjes
Rode lampjes
Systeemstoring (elektrisch)Blijft branden.Er is een storing m.b.t. de elektromotor of de tractiebatterij gesignaleerd.Voer (1) en vervolgens (2) uit.
Kabel aangesloten (Electric)Blijft branden wanneer het contact AAN wordt gezet.De laadkabel is aangesloten op de aansluiting van de auto.Blijft branden wanneer het contact AAN wordt gezet, in combinatie met een geluidssignaal.De auto kan niet worden gestart wanneer de laadkabel is aangesloten op de aansluiting van de auto.Neem de laadkabel los en sluit de klep.
STOPBlijft branden, in combinatie met een ander waarschuwingslampje, de weergave van een melding en een geluidssignaal.Er is een ernstige storing in de motor, het remsysteem, de stuurbekrachtiging of de automatische transmissie of er is een ernstige elektrische storing gesignaleerd.Voer (1) en vervolgens (2) uit.
Motoroliedruk
Blijft branden.Er is een probleem met de motorsmering.Voer (1) en vervolgens (2) uit.
RemmenBlijft branden.Het remvloeistofniveau is te laag.Voer (1) uit en vul het niveau van de remvloeistof bij met een door de fabrikant aanbevolen remvloeistof. Voer (2) uit wanneer het probleem blijft optreden.
Blijft branden.De elektronische remkrachtverdeling (EBFD) is defect.Voer (1) en vervolgens (2) uit.
ParkeerremBlijft branden.De parkeerrem is geactiveerd of niet goed gedeactiveerd.
Maximale koelvloeistoftemperatuur (benzine of diesel)
90°CBlijft branden (waarschuwingslampje of led) met de naald in het rode gebied (afhankelijk van de uitvoering).De temperatuur van het koelsysteem is te hoog.Voer (1) uit en wacht totdat de motor is afgekoeld alvorens, indien nodig, bij te vullen tot het vereiste niveau. Voer (2) uit wanneer het probleem blijft optreden.
Laadtoestand accuBlijft branden.Er is een storing in het laadstroomcircuit van de accu (vervuilde of losgeraakte accuklemmen,
multi-V-riem niet correct gespannen of gebroken, enz.).Reinig de accuklemmen en zet ze goed vast. Voer (2) uit als het lampje niet uitgaat nadat de motor is gestart.
StuurbekrachtigingBlijft branden.Er is een storing in de stuurbekrachtiging.Rijd voorzichtig, matig uw snelheid en voer
vervolgens (3) uit.
Page 16 of 352

16
Veiligheidsgordels niet vastgemaakt/losgemaaktBlijft branden of knippert, vergezeld van een steeds luider klinkend geluidssignaal.Een van de veiligheidsgordels is niet vastgemaakt of weer losgemaakt (afhankelijk van de uitvoering).
Portier geopendBlijft branden, in combinatie met een melding die het desbetreffende carrosseriedeel aangeeft.Dit wordt aangevuld met een geluidssignaal als de snelheid hoger is dan 10 km/h.Een portier, de achterdeuren, de achterklep of de achterruit staat nog open (afhankelijk van de uitvoering).Sluit het desbetreffende carrosseriedeel.Dit lampje gaat niet branden als de rechter achterdeur (indien aanwezig) niet goed is gesloten.
Elektrisch bedienbare parkeerremBlijft branden.De elektrisch bedienbare parkeerrem is
geactiveerd.Knippert.Storing in activeren/deactiveren.Doe het volgende (1): parkeer op een vlakke ondergrond (horizontaal oppervlak). Schakel bij een handgeschakelde transmissie een versnelling in.Selecteer bij een automatische transmissie of keuzeschakelaar (Electric) stand P.Zet het contact UIT en voer (2) uit.
Oranje waarschuwings-/controlelampjes
Uitschakelen van de automatische functies (met elektrisch bedienbare parkeerrem)Blijft branden.De functies “automatisch activeren” (bij het uitzetten van de motor) en “automatisch deactiveren” (bij accelereren) zijn uitgeschakeld.Als het automatisch activeren/deactiveren niet langer mogelijk is:► Start de motor.► Gebruik de bedieningshendel om de parkeerrem te activeren.► Laat het rempedaal volledig los.► Houd de bedieningshendel 10 tot 15 seconden in de stand voor het deactiveren.► Laat de bedieningshendel los.► Trap het rempedaal in en houd het ingetrapt.► Laat de bedieningshendel en het rempedaal los.
Storing (met elektrisch bedienbare parkeerrem)Blijft branden, in combinatie met de
melding “Storing parkeerrem”.De parkeerrem werkt niet meer optimaal en kan de auto niet in alle omstandigheden veilig op zijn plaats houden.Zorg dat de auto veilig is:► Parkeer op een horizontaal oppervlak.► Schakel bij een handgeschakelde transmissie een versnelling in.
► Schakel bij een automatische transmissie stand P in en plaats de meegeleverde wielblokken voor en achter een van de wielen.Voer vervolgens (2) uit.Knippert wanneer de auto wordt gestart.De parkeerrem is niet goed gedeactiveerd.Voer (1) uit en probeer met de bedieningshendel de parkeerrem volledig te deactiveren. Trap daarbij het rempedaal in.Voer (2) uit wanneer het probleem blijft optreden.Blijft branden, in combinatie met de melding “Storing parkeerrem”.De parkeerrem is defect: de handmatige en automatische functies werken mogelijk niet meer.Bij stilstand de auto op zijn plaats houden:► Trek aan de bedieningshendel en houd deze ongeveer 7 tot 15 seconden aangetrokken tot het controlelampje op het instrumentenpaneel gaat branden.Als deze procedure niet werkt, beveilig uw auto dan op de volgende wijze tegen wegrollen:
► Parkeer op een horizontaal oppervlak.► Schakel bij een handgeschakelde transmissie een versnelling in.► Schakel bij een automatische transmissie stand P in en plaats de meegeleverde wielblokken voor en achter een van de wielen.Voer vervolgens (2) uit.