Page 185 of 352

185
Rijden
6
automatische noodremsysteem tot stilstand wordt gebracht.
NOTIC E
De bestuurder kan op elk gewenst moment de controle over de auto weer overnemen door een ferme stuurbeweging te maken en/of het gaspedaal stevig in te trappen.
NOTIC E
Er kan een lichte trilling in het rempedaal voelbaar zijn als de functie in werking is.Als de auto volledig tot stilstand is gekomen, blijven de remmen automatisch 1 tot 2 seconden geactiveerd.
Uitschakelen/inschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart.De instellingen kunnen worden gewijzigd via het menu Rijden/Auto van het touchscreen.Het uitschakelen van het systeem wordt bevestigd door het branden van dit waarschuwingslampje, in combinatie met de weergave van een melding.
Storing
In het geval van een storing gaat dit waarschuwingslampje branden op het instrumentenpaneel, in combinatie met de weergave van een melding en een geluidssignaal.Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.Als deze waarschuwingslampjes gaan branden nadat de motor is uitgezet en weer gestart, neem dan altijd contact op met een Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige om het systeem te laten controleren.Deze waarschuwingslampjes gaan branden op het instrumentenpaneel om aan te geven dat de bestuurders- en/of de voorpassagiersgordel niet is vastgemaakt (afhankelijk van de uitvoering). Het automatische noodremsysteem blijft gedeactiveerd zolang de
veiligheidsgordels niet zijn vastgemaakt.
Actief Lane Departure
Warning-systeem
WARNI NG
Zie voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Het systeem corrigeert de koers van de auto door de bestuurder te waarschuwen zodra het signaleert dat overschrijding van de rijstrookmarkering of bermrand (afhankelijk van de uitvoering) dreigt.Het systeem maakt daarvoor gebruik van een aan de bovenzijde van de voorruit geplaatste camera die rijstrookmarkeringen en bermranden (afhankelijk van de uitvoering) detecteert.Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en autowegen.
Page 186 of 352

186
Voorwaarden voor de werking
– Snelheid van de auto tussen de 70 km/h en 180 km/h.– Weg met middenbelijning.– Stuurwiel met beide handen vastgehouden.– Richtingaanwijzers niet ingeschakeld.– VSC-systeem geactiveerd en storingsvrij.
WARNI NG
Het systeem assisteert de bestuurder uitsluitend als de auto ongewild de rijstrook dreigt te verlaten. Het heeft geen invloed op de afstand tot de voorligger, de rijsnelheid en de remwerking.De bestuurder moet altijd beide handen aan het stuurwiel houden zodat hij kan ingrijpen zodra het systeem dit niet meer kan (bijvoorbeeld wanneer er geen middenbelijning meer op de weg is aangebracht).
Werking
Zodra het systeem signaleert dat ongewild een van de gedetecteerde rijstrookmarkeringen of -begrenzingen (bijv. een bermrand) van de weg overschreden dreigt te worden, corrigeert het de koers van de auto tot de auto weer netjes de rijstrook volgt.De bestuurder kan daarbij merken dat het stuurwiel wordt verdraaid.Dit lampje knippert gedurende de koerscorrectie.
NOTIC E
De bestuurder kan de correctie verhinderen door het stuurwiel stevig vast te houden (bijvoorbeeld bij een uitwijkmanoeuvre).De correctie wordt onderbroken zodra de richtingaanwijzers worden ingeschakeld.
Zolang de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld en gedurende enkele seconden nadat ze zijn uitgeschakeld, beschouwt het systeem elke
afwijking van de koers als vrijwillig en zal het geen correcties uitvoeren.
WARNI NG
Als het systeem signaleert dat de bestuurder tijdens een automatische correctie het stuurwiel niet voldoende stevig vast heeft, onderbreekt het systeem deze correctie. Er wordt een waarschuwing geactiveerd om de bestuurder
erop te attenderen dat hij de controle over de auto moet overnemen.
Page 187 of 352
187
Rijden
6
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
De onderstaande tabel geeft een beschrijving van de afhankelijk van de r\
ijsituatie weergegeven waarschuwingen en meldingen.Deze waarschuwingen worden niet opeenvolgend weergegeven.
Status van de functieControlelampjeWeergave en/of bijbehorende melding (bij instrumentenpaneel met matrixdisplay en/of head-up display)
Aanwijzingen
UIT
(grijs)
Functie uitgeschakeld.
AAN
(grijs)
Systeem ingeschakeld, niet voldaan aan de voorwaarden:– snelheid lager dan 70 km/h,– geen rijstrookmarkering gedetecteerd,– ASR/DSC uitgeschakeld of VSC-systeem bezig met een ingreep,– “sportieve” rijstijl.
AAN
(grijs)
Systeem automatisch uitgeschakeld/stand-by gezet
(bijvoorbeeld: detectie van een aanhangwagen, gebruik van het bij de auto geleverde noodreservewiel).
Page 188 of 352

188
Status van de functieControlelampjeWeergave en/of bijbehorende melding (bij instrumentenpaneel met matrixdisplay en/of head-up display)
Aanwijzingen
AAN
(groen)
Rijstrookmarkering gedetecteerd.Snelheid hoger dan 70 km/h.
AAN
(oranje)/(groen)
Het systeem corrigeert de koers op basis van de zijde van de rijstrook die overschreden dreigt te worden (oranje lijn).
AAN
(oranje)/(groen)“Houd het stuurwiel vast”
– Als het systeem tijdens de correctie detecteert dat de bestuurder het stuurwiel enkele seconden heeft losgelaten, onderbreekt het systeem de correctie om de besturing weer over te laten aan de bestuurder.– Als het systeem tijdens de correctie vaststelt dat de correctie onvoldoende zal zijn om het overschrijden van de rijstrookmarkering (oranje lijn) te voorkomen, wordt de bestuurder gewaarschuwd dat hij de koerscorrectie moet voltooien.De geluidssignalen houden aan als er meerdere correcties snel na elkaar worden uitgevoerd. De waarschuwing wordt weergegeven zolang de bestuurder niet ingrijpt.Deze melding kan ook worden weergegeven als u het stuurwiel vasthoudt.
Page 189 of 352

189
Rijden
6
Beperkingen van het systeem
De werking van het systeem wordt in de volgende situaties automatisch onderbroken:– VSC is uitgeschakeld of bezig met een ingreep.– De rijsnelheid is lager dan 70 km/h of hoger dan 180 km/h.– Er is een aanhangwagen aangekoppeld.– Detectie van het gebruik van het noodreservewiel (dit wordt niet onmiddellijk gedetecteerd, daarom is het raadzaam de functie in dat geval uit te schakelen).– Detectie van sportief rijgedrag, intrappen van het rempedaal of gaspedaal.– Overschrijden van rijstrookmarkeringen.– De richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.– In een bocht wordt de binnenste rijstrookmarkering overschreden.– De weg maakt een scherpe bocht.– De bestuurder reageert niet op een correctie.
NOTIC E
Als de bestuurder tijdens een correctie niet reageert (niet binnen 10 seconden het stuurwiel vastpakt), verschijnt er een waarschuwingsmelding.Als de bestuurder inactief blijft (het stuurwiel 2 seconden later nog niet heeft vastgepakt), wordt de correctie onderbroken.
WARNI NG
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk minder goed of helemaal niet:– Onvoldoende contrast tussen het wegdek en de berm- of stoepranden (bijv. door schaduw).– Rijstrookmarkeringen versleten, niet zichtbaar (door sneeuw of modder) of meerdere rijstrookmarkeringen (bij werkzaamheden, enz.).– Te weinig afstand tot de voorligger (waardoor de rijstrookmarkeringen niet kunnen worden gedetecteerd).– Smalle of bochtige weg.
Kans op ongewenst activeren
In de volgende situaties moet het systeem worden uitgeschakeld:– Als het wiel verwisseld moet worden of werkzaamheden bij een wiel moeten worden uitgevoerd.– Bij het trekken van een aanhangwagen of het gebruik van een op de trekhaak bevestigde
fietsendrager (met name wanneer deze niet is aangekoppeld of niet is goedgekeurd).– Bij het rijden op slecht wegdek, op een losse ondergrond of bij weinig grip (kans op aquaplaning, sneeuw, ijs).– Bij slechte weersomstandigheden.– Bij het rijden op een circuit.– Op een rollenbank.
Uitschakelen/inschakelen
► U kunt op elk moment deze toets indrukken om het systeem uit te schakelen/weer in te schakelen. Het uitschakelen wordt bevestigd door het branden van het lampje van de toets en dit lampje op het instrumentenpaneel.Het systeem wordt telkens wanneer het contact AAN wordt gezet automatisch weer ingeschakeld.
Storing
In het geval van een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door het branden van deze lampjes op het instrumentenpaneel, in combinatie met de weergave van een melding en een geluidssignaal.Laat het systeem controleren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 190 of 352

190
Blind Spot
Monitoring-systeem
WARNI NG
Zie voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem, met sensoren aan de zijkanten aan de bumpers, waarschuwt de bestuurder wanneer zich een ander voertuig (auto, vrachtwagen, motorfiets) in een dode hoek (gebied dat de bestuurder zelf
niet kan overzien) van de auto bevindt, hetgeen tot een gevaarlijke situatie kan leiden.
In de buitenspiegel aan de zijde waar dat voertuig zich bevindt, brandt dan een lampje:– permanent, onmiddellijk, wanneer u wordt ingehaald;– knipperend, na ongeveer een seconde, wanneer u langzaam een ander voertuig inhaalt en daarbij de richtingaanwijzer gebruikt.
Inschakelen/uitschakelen
De instellingen kunnen worden gewijzigd via het menu Rijden/Auto van het touchscreen.Bij het starten van de auto gaat in beide buitenspiegels het waarschuwingslampje branden om aan te geven dat het systeem is geactiveerd.De status van de functie wordt opgeslagen als het contact UIT wordt gezet.
NOTIC E
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld als u een aanhangwagen trekt met een door TOYOTA goedgekeurde trekhaak.
Voorwaarden voor de werking
– Alle voertuigen gaan dezelfde kant op en rijden op aangrenzende rijstroken.– De snelheid van uw auto ligt tussen 12 en 140 km/h.– U haalt een voertuig in waarbij het snelheidsverschil met dit voertuig kleiner is dan 10 km/h.
– U wordt door een voertuig ingehaald waarbij het snelheidsverschil met dit voertuig kleiner is dan 25 km/h.– De verkeersstroom is vloeiend.– De inhaalmanoeuvre duurt langer dan normaal doordat het ingehaalde voertuig zich blijft ophouden in de dode hoek.– U rijdt rechtuit of in een flauwe bocht.– Uw auto trekt geen aanhangwagen, caravan of iets dergelijks.
Beperkingen van het systeem
Page 191 of 352

191
Rijden
6
Er wordt geen waarschuwingssignaal afgegeven in de volgende situaties:– Nabij stilstaande objecten (geparkeerde auto's, vangrails, straatverlichting, verkeersborden, enz.).– Bij tegemoetkomende voertuigen.– Bij het rijden over bochtige wegen of in scherpe bochten.– Bij het inhalen van of ingehaald worden door een zeer lang voertuig (vrachtwagen, bus, enz.) dat zich zowel in de dode hoek achter als in het gezichtsveld vóór de bestuurder bevindt.– Bij snelle inhaalmanoeuvres.– Bij erg druk verkeer: de voertuigen die voor en achter worden gedetecteerd, worden aangezien voor een vrachtwagen of een stilstaand object.
Storing
In het geval van een storing gaat dit lampje branden op het instrumentenpaneel, in combinatie met een melding.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.
NOTIC E
Onder bepaalde weersomstandigheden (regen, hagel, enz.) kan de werking van het systeem tijdelijk worden verstoord.Vooral het rijden op een nat wegdek of het van een droog wegdek op een nat wegdek terechtkomen kan tot een vals alarm leiden (zo kan een wolk waterdruppels in de dode hoek voor een voertuig worden aangezien).Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat de sensoren niet bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw.Plak geen stickers of andere zaken op het gedeelte van de buitenspiegels waar de lampjes zitten of op de detectiezones op de voor- en achterbumper. Dit kan de werking van het systeem verstoren.
Vermoeidheids-
herkenningssysteem
WARNI NG
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Afhankelijk van de uitvoering bevat de functie
alleen het systeem “Coffee Break Alert” of daarnaast ook het systeem “Driver Attention Alert”.
WARNI NG
Deze systemen zijn niet bedoeld om de bestuurder wakker te houden of om te voorkomen dat de bestuurder achter het stuur in slaap valt. Het blijft de verantwoordelijkheid van de bestuurder om een pauze in te lassen als hij vermoeid is.Het is raadzaam om een pauze te nemen wanneer u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval elke twee uur.
Inschakelen/uitschakelen
De instellingen kunnen worden gewijzigd via het
menu Rijden/Auto van het touchscreen.De status van de functie wordt opgeslagen als het contact UIT wordt gezet.
Page 192 of 352

192
Coffee Break Alert
Dit systeem geeft een waarschuwing zodra het detecteert dat de bestuurder langer dan twee uur heeft gereden met een snelheid van meer dan 70 km/h zonder dat hij de rit met een pauze heeft onderbroken.Deze waarschuwing bestaat uit een melding die de bestuurder adviseert een pauze te nemen, in combinatie met een geluidssignaal.Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt de waarschuwing elk uur herhaald tot de auto wordt stilgezet.Het systeem wordt gereset als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:– De auto staat gedurende meer dan 15 minuten stil met draaiende motor.– Het contact is enkele minuten UIT geweest.– De veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt en het portier is geopend.
NOTIC E
Zodra de rijsnelheid lager is dan 70 km/h, gaat het systeem over op stand-by.De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra de snelheid hoger is dan 70 km/h.
Driver Attention Alert
Afhankelijk van de uitvoering kan het “Coffee Break Alert”-systeem worden gecombineerd met het “Driver Attention Alert”-systeem.
Het systeem beoordeelt de waakzaamheid van de bestuurder door afwijkingen in de koers van de auto ten opzichte van de rijstrookmarkeringen te detecteren.Het systeem maakt daarvoor gebruik van een aan de bovenzijde van de voorruit geplaatste camera.Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)
wegen (snelheden van meer dan 70 km/h).Bij het eerste waarschuwingsniveau wordt de bestuurder gewaarschuwd door de melding “Voorzichtig!”, in combinatie met een geluidssignaal.
Na drie waarschuwingen van het eerste niveau activeert het systeem een nieuwe waarschuwing met de melding Doorrijden risicovol: las een rustpauze in, in combinatie met een luider klinkend geluidssignaal.
WARNI NG
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk minder goed of helemaal niet:
– slecht zicht (onvoldoende verlichting van het wegdek, sneeuwval, zware regenval, dichte mist, enz.);– verblinding (koplampen van tegenliggers, laagstaande zon, reflecties op nat wegdek, uitrijden van een tunnel, snelle overgangen tussen schaduw en licht, enz.);– gedeelte van de voorruit vóór de camera vuil, beslagen, bevroren, bedekt door sneeuw, beschadigd of bedekt door een sticker;– rijstrookmarkeringen afwezig, versleten, niet zichtbaar (door sneeuw of modder) of meerdere rijstrookmarkeringen (bij werkzaamheden, enz.);– geringe afstand tot de voorligger (geen detectie van rijstrookmarkeringen);– smalle of bochtige weg, enz.