Page 153 of 272

153
Rijden
6
Het scherm van de functie wordt ingeschakeld.► Druk bij draaiende motor op toets 2 om het scherm van de functie uit te schakelen.
NOTIC E
De functie wordt automatisch onderbroken (het scherm wordt grijs) als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld en de snelheid hoger wordt dan 15 km/h.
De functie wordt weer ingeschakeld wanneer de auto met een snelheid rijdt die lager is dan deze drempelwaarde.
Werking
► In de neutraalstand wordt het bewakingsbeeld achter standaard weergegeven.► Wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, wordt de visuele hulp bij achteruitrijden op het scherm weergegeven (zelfs als het systeem is uitgeschakeld).
► Druk om een andere weergave te selecteren op het uiteinde van de lichtschakelaar of op de desbetreffende toets onder het scherm.
NOTIC E
De omgeving van de auto wordt alleen weergegeven door het bewakingsbeeld achter en het beeld van de zijkant aan passagierszijde.
Beperkingen van het systeem
In de volgende situaties wordt het systeem mogelijk verstoord (of raakt het zelfs beschadigd):– Plaatsen van een fietsendrager op de achterklep of achterdeur (afhankelijk van de uitvoering).– Koppelen van een aanhangwagen aan de trekhaakkogel.– Rijden met geopend portier of geopende deur.
WARNI NG
Let op: de camera's mogen niet afgedekt zijn (door een sticker, fietsendrager, enz.).
NOTIC E
Het gezichtsveld van de camera achter (bewakingsbeeld achter en visuele hulp bij achteruitrijden) is afhankelijk van de belading van de auto.
Page 154 of 272

154
NOTIC E
Als de achterdeur wordt geopend tijdens de weergave van het bewakingsbeeld achter of de visuele hulp bij achteruitrijden terwijl een versnelling vooruit of de achteruitversnelling is ingeschakeld, wordt het scherm grijs.Als het voorpassagiersportier wordt geopend tijdens de weergave van het beeld van de zijkant aan passagierszijde terwijl een versnelling vooruit of de achteruitversnelling is ingeschakeld, wordt het scherm grijs.
NOTIC E
Wanneer een aanhangwagen is aangekoppeld en de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, dan werkt de visuele hulp bij achteruitrijden niet meer totdat de aanhangwagen wordt losgekoppeld. Het bewakingsbeeld achter wordt dan de standaardweergave.
NOTIC E
Neem bij een storing in het systeem contact op met een TOYOTA-dealer om veiligheidsproblemen te voorkomen.
Onderhoudsadviezen
Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat de sensoren en camera's niet bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw.Controleer regelmatig of de lenzen van de camera's schoon zijn.Reinig de camera's indien nodig met een zachte en droge doek.
Page 155 of 272

155
Praktische informatie
7
Compatibiliteit van
brandstoffen
Benzine die voldoet aan de norm EN228 en die is gemengd met resp. maximaal 5% en 10% ethanol.
Diesel die voldoet aan de normen EN590, EN16734 en EN16709 en die is gemengd met methylestervetzuren in percentages van resp. maximaal 7%, 10%, 20% en 30%. Als de brandstof B20 of B30 wordt gebruikt, ook al is het slechts incidenteel, moeten de bijzondere onderhoudsvoorschriften (voor “zware rijomstandigheden”) worden nageleefd.
Paraffinehoudende dieselbrandstof die voldoet aan de norm EN15940.
WARNI NG
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof (zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie, enz.) is nadrukkelijk verboden (kans op schade aan de motor en het brandstofsysteem).
NOTIC E
Alleen het gebruik van brandstofadditieven die voldoen aan de norm B715001 (benzine) of B715000 (diesel) is toegestaan.
Diesel bij lage temperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan paraffine in zomerdiesel vlokvorming en storingen in de motor veroorzaken. Bij deze temperaturen is het raadzaam winterdiesel te tanken en de tank voor minimaal 50% gevuld te houden.Bij temperaturen beneden -15°C is het beter om de auto binnen te parkeren (verwarmde garage) om problemen bij het starten te voorkomen.
Rijden in het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor beschadigen.In bepaalde landen kan het nodig zijn een specifieke brandstofsoort te gebruiken (specifiek octaangetal, specifieke commerciële
benaming, enz.) om de goede werking van de motor te garanderen.Neem voor meer informatie contact op met uw dealer.
Tanken
Inhoud brandstoftank: ongeveer 61 liter (benzine) of 50 liter (diesel).
Reservehoeveelheid: ongeveer 6 liter.
Laag brandstofniveau
/2
1 1Wanneer het minimumbrandstofniveau is bereikt, wordt u gewaarschuwd door het branden van dit lampje op het instrumentenpaneel, in combinatie met de weergave van een melding en een geluidssignaal. Als het lampje gaat branden, zit er nog ongeveer 6 liter brandstof in de tank.Telkens wanneer u het contact aanzet, gaat het lampje branden, verschijnt de melding en klinkt het geluidssignaal, totdat er voldoende brandstof wordt getankt. Tijdens het rijden worden de melding en het geluidssignaal met toenemende frequentie herhaald naarmate het brandstofniveau daalt tot 0.Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over als de brandstof opraakt (diesel).
W
ARNI NG
Stop & StartTank nooit als de motor in de STOP-stand staat.
Zet in dat geval altijd het contact UIT.
Tanken
Er moet ten minste 10 liter brandstof worden getankt, wil de brandstofmeter het kunnen registreren.Bij het openen van de vuldop kan er een geluid hoorbaar zijn. Dit wordt veroorzaakt door naar
binnen stromende lucht. Dit is volkomen normaal
Page 156 of 272

156
en is een gevolg van de afdichting van het brandstofsysteem.Veilig tanken:► Zet altijd de motor uit.► Ontgrendel de auto met het Keyless entry and start.► Open de tankdopklep.
► Bij een mechanische sleutel: steek de sleutel in de vuldop en draai hem linksom.
► Draai de vuldop open en plaats hem in de houder op de tankdopklep.► Steek het vulpistool zo ver mogelijk in de vulopening en druk hierbij de metalen klep A in.► Vul de brandstoftank. Laat het vulpistool maximaal drie keer afslaan, aangezien er anders storingen kunnen optreden.► Plaats de vuldop terug en sluit de dop door deze rechtsom te draaien.► Druk de tankdopklep dicht (uw auto moet ontgrendeld zijn).
WARNI NG
Open de linker schuifdeur (indien aanwezig) niet als de tankdopklep is geopend. Anders kunnen de klep en de schuifdeur beschadigd raken en kan de persoon die tankt letsel oplopen.
WARNI NG
Als de tankdopklep is geopend en u de linker schuifdeur wilt openen, zal een mechanisme dit voorkomen.U kunt de deur wel voor de helft openen.Sluit de tankdopklep om de deur weer te kunnen gebruiken.
Uw auto is voorzien van een katalysator die de uitstoot van schadelijke stoffen in het uitlaatgas vermindert.
WARNI NG
Indien u per vergissing de verkeerde brandstof voor uw auto tankt, moet de tank beslist worden afgetapt en gevuld met de juiste brandstof voordat de motor kan worden gestart.
Onderbreking
brandstoftoevoer
Uw auto is uitgerust met een veiligheidssysteem dat de toevoer van brandstof bij een aanrijding onderbreekt.
Page 157 of 272

157
Praktische informatie
7
Tankbeveiliging (diesel)
(Afhankelijk van het land van verkoop.)Dankzij dit mechanisme wordt voorkomen dat de tank van een dieselauto met benzine wordt gevuld.De tankbeveiliging, die zich in de vulpijp bevindt, verschijnt wanneer de vuldop wordt verwijderd.
Werking
Wanneer u bij een dieseluitvoering een benzinetankpistool in de tankopening plaatst, wordt dit tegengehouden door een klep. Hierdoor blijft
het systeem vergrendeld en kan er dus niet getankt worden.Probeer in dat geval niet toch te tanken maar kies een dieseltankpistool.
NOTIC E
Het vullen van de brandstoftank met behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
NOTIC E
Rijden in het buitenlandOmdat de tankpistolen voor het tanken van diesel per land kunnen verschillen, kan de aanwezigheid van een tankbeveiliging op de auto ertoe leiden dat tanken niet mogelijk is.Voordat u naar het buitenland gaat, is het raadzaam om bij een TOYOTA-dealer te informeren of de auto geschikt is om in het desbetreffende land brandstof te tanken.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto.
WARNI NG
Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien. Een noodreservewiel mag nooit worden voorzien van een sneeuwketting.
NOTIC E
Houd u altijd aan de ter plekke geldende
regelgeving over het gebruik van sneeuwkettingen en de maximaal toegestane snelheid.
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg stil op een vlakke ondergrond.► Activeer de parkeerrem en plaats eventueel wielblokken voor of achter de wielen om te voorkomen dat de auto wegglijdt.► Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de aanwijzingen van de fabrikant.► Rijd voorzichtig weg en rijd even met een snelheid van maximaal 50 km/h.► Zet de auto stil en controleer of de kettingen correct gespannen zijn.
NOTIC E
Wij raden u ten zeerste aan voor vertrek het monteren van de sneeuwkettingen te oefenen; doe dit op een vlakke en droge ondergrond.
WARNI NG
Rijd niet met sneeuwkettingen op een sneeuwvrij gemaakte weg, om schade aan de banden en het wegdek te voorkomen. Als uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen, verzeker u er dan van dat de ketting en de bevestigingen de velg niet raken.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn voor het type velg van uw auto.
Page 158 of 272

158
Oorspronkelijke bandenmaat van de auto
Maximale schakeldikte (mm)
195/65 R159
205/60 R16
205/55 R17
215/65 R16
215/60 R17gebruik van sneeuwkettingen niet mogelijk
U kunt ook sneeuwsokken gebruiken.Neem voor meer informatie contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Trekhaak
Gewichtsverdeling► Verdeel het gewicht in de aanhangwagen gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as en probeer de maximaal toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze te overschrijden.Hoe hoger u komt, hoe meer de luchtdichtheid afneemt. Daardoor verminderen de motorprestaties. Het maximale aanhangwagengewicht moet voor elke 1.000 meter stijging met 10% worden verlaagd.
NOTIC E
Gebruik een door TOYOTA goedgekeurde trekhaak met bijbehorende ongewijzigde bedrading. Het verdient aanbeveling de installatie te laten uitvoeren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.Als de trekhaak niet door een TOYOTA-dealer wordt gemonteerd, moet deze nog altijd worden gemonteerd in overeenstemming met de instructies van de autofabrikant.Bepaalde rijhulp- of manoeuvreerhulpfuncties worden automatisch uitgeschakeld als een goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
WARNI NG
Houd u aan het maximaal toegestane trekgewicht. Dit staat op het kentekenbewijs van uw auto, het typeplaatje en in het hoofdstuk Technische gegevens van deze handleiding.Ook bij het gebruik van accessoires (fietsendragers, trekhaakboxen, enz.) geldt dat de maximaal toegestane kogeldruk niet mag worden overschreden.
WARNI NG
Neem de geldende wetgeving in het land waar u zich bevindt in acht.
Page 159 of 272
159
Praktische informatie
7
Trekhaken
Afhankelijk van de uitrusting kan de auto worden uitgerust met een van d\
e volgende trekhaken:Goedkeuringsnr.: E1 R55 (referentie 2)
Montagepositie gevolgd door trekhaakreferentie
Type trekhaak
Beugel bevestigd aan de onderzijde en trekhaak bevestigd aan de bovenzijde
Beugel bevestigd aan de onderzijde en trekhaak bevestigd aan de onderzijde
Beugel+Trekhaakkogel G1
– LCV std (standaard) L1– LCV std (standaard) L2– LCV Cross (Worker) L1– LCV cross (voor zwaar gebruik) L2
Beugel+Eenvoudige haak CL
– LCV std (standaard) L1– LCV std (standaard) L2– LCV Cross (Worker) L1– LCV Cross (Worker) L2
X
Beugel+Gecombineerde haak CK
Page 160 of 272

160
NOTIC E
Raadpleeg de bij uw trekhaak geleverde handleiding voor meer informatie.
WARNI NG
Verwijder de afneembare trekhaakkogel wanneer u niet met een aanhangwagen rijdt.
Overbeladingsindicator
De overbeladingsindicator is een rijhulpmiddel dat u informeert wanneer het maximaal toegestane gewicht is overschreden. Dit kan gaan om het maximaal toelaatbare voertuiggewicht of het maximaal toelaatbare asgewicht (voor en achter).
WARNI NG
Deze indicator ontslaat de bestuurder niet van zijn verantwoordelijkheid voor de auto.
NOTIC E
Zelfs wanneer u het gewicht van de lading van de auto correct berekent, kan elke factor die dit gewicht na de meting doet veranderen
(instappen van de bestuurder/extra passagiers
of extra brandstof tanken) ervoor zorgen dat de auto overbeladen raakt.
WARNI NG
De belading omvat het gewicht van de voorwerpen in de laadruimte (inclusief in de laadruimte bevestigde voorwerpen zoals planken), maar ook het gewicht van alle personen in de auto, van de hoeveelheid brandstof en van de verschillende uitrustingselementen van de auto.Voor optimale prestaties moet de auto worden geparkeerd en geladen op een vlakke ondergrond (vermijd de volgende omstandigheden: parkeren op een helling of met één kant van de auto op het trottoir).
WARNI NG
Het aankoppelen van een aanhangwagen kan de werking van het systeem beïnvloeden.
Werking
De meting van het gewicht aan boord van de auto begint:► automatisch, bij het starten van de motor;
ON► bij stilstaande auto, door op deze toets in de laadruimte te drukken. Het systeem is dan gedurende 5 minuten actief.
Weergave van de meting in de laadruimte
ON
Als het gewicht van de auto met lading het maximaal toegestane gewicht benadert, gaan de controlelampjes in deze toetsen branden.
ON
Als het gewicht van de auto met lading het maximaal toegestane gewicht overschrijdt, gaan de controlelampjes in deze toetsen branden.