Page 97 of 272

97
Veiligheid
5
Houd u aan de volgende instructies die zijn vermeld op het waarschuwingslabel aan beide zijden van de zonneklep aan passagierszijde:
Plaats NOOIT een kinderzitje met de rug in de rijrichting op een zitplaats waarvan de AIRBAG is INGESCHAKELD. Bij het afgaan van de airbag kan het KIND LEVENSGEVAARLIJK GEWOND RAKEN.
Uitschakelen van de
voorpassagiersairbag
WARNI NG
Schakel voor de veiligheid van uw kind de voorpassagiersairbag altijd uit als u een kinderzitje “tegen de rijrichting in” op de voorpassagiersstoel plaatst. Anders kan het kind ernstig gewond raken bij het afgaan van de airbag.
WARNI NG
Auto's zonder schakelaar voor het uitschakelenHet is uitdrukkelijk verboden een kinderzitje “tegen de rijrichting in” op de voorpassagiersstoel of voorbank te plaatsen! Anders kan het kind ernstig gewond raken bij het afgaan van de airbag.
WARNI NG
Schakel bij de Extenso-cabine of de uitvoeringen met dubbele cabine de voorpassagiersairbag uit wanneer u lange voorwerpen vervoert.
Uitschakelen/weer inschakelen van de
voorpassagiersairbag
De schakelaar bevindt zich op de zijkant van het dashboardkastje.
Met het contact UIT:► Steek de sleutel in de schakelaar en draai hem in de stand “OFF” om de airbag uit te schakelen. ► Draai de sleutel in de stand “ON” om de airbag weer in te schakelen.Als het contact AAN wordt gezet:Dit waarschuwingslampje gaat branden. Het blijft branden zolang de airbag is uitgeschakeld.
Page 98 of 272
98
Aanbevolen kinderzitjes
Deze aanbevolen kinderzitjes kunnen met een driepuntsveiligheidsgordel worden vastgemaakt.
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg
L1Wordt “tegen de rijrichting in” geplaatst.
Groep 2 en 3: 15 - 36 kg
L5Kan aan de ISOfix-bevestigingen van de auto worden bevestigd.
Het kind wordt door de veiligheidsgordel op zijn plaats gehouden.Alleen geschikt voor de buitenste zitplaatsen achter.De hoofdsteun van de stoel van de auto moet worden verwijderd.
Groep 2 en 3: 15 - 36 kg
L6Het kind wordt door de veiligheidsgordel op zijn plaats gehouden.Alleen geschikt voor de voorpassagiersstoel of de buitenste zitplaatsen achter.
Page 99 of 272

99
Veiligheid
5
Plaatsen voor het bevestigen van kinderzitjes met de veiligheidsgordel
Conform de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer \
met betrekking tot het bevestigen, met een veiligheidsgordel, van een un\
iverseel gehomologeerd kinderzitje (c), gerangschikt naar het gewicht van het kind en de plaats in de auto.
Gewicht kind en leeftijdsindicatie
ZitplaatsTot 13 kg(groep 0 (b) en 0+)Tot ongeveer 1 jaar
9 - 18 kg(groep 1)Van 1 tot ongeveer 3 jaar
15 - 25 kg(groep 2)Van 3 tot ongeveer 6 jaar
22 - 36 kg(groep 3)Van 6 tot ongeveer 10 jaar
Cabine/Zitrij 1 (a)Met stoel, passagiersplaats
/
Met bank, middelste of buitenste passagiersplaats
Met passagiersairbag uitgeschakeld “OFF”
U
Met passagiersairbag ingeschakeld “ON”
XUF
Legenda
(a) Raadpleeg de wettelijke bepalingen van uw land alvorens een kinderzitje\
op deze plaats te bevestigen.(b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg. Op de passagiersplaats(en) vó\
ór kan geen reiswieg of kinderbedje voor in de auto worden bevestigd.\
Page 100 of 272

100
(c) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's met de veilighei\
dsgordel kan worden bevestigd.U Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd\
kinderzitje met een veiligheidsgordel, zowel “tegen de rijrichting i\
n” als “in de rijrichting” geplaatst.UF Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd\
kinderzitje met een veiligheidsgordel, “in de rijrichting geplaatst”\
.X Zitplaats die niet geschikt is voor het plaatsen van een kinderzitje ui\
t de aangegeven gewichtsgroep.
Handbediend kinderslot
Mechanisch systeem dat voorkomt dat de schuifdeur met de binnenportiergreep kan worden geopend.
Inschakelen/uitschakelen
► Draai de knop op de zijkant van de schuifdeur omhoog om het kinderslot in te schakelen of omlaag om het kinderslot uit te schakelen.
Elektrisch kinderslot
Op afstand bedienbaar systeem dat voorkomt dat de achterportieren (schuifdeur(en), achterdeuren of achterklep) van binnenuit kunnen worden geopend.
Inschakelen/uitschakelen
► Druk met het contact AAN op deze toets om het kinderslot in of uit te schakelen.Als het controlelampje brandt, is het kinderslot ingeschakeld.
NOTIC E
Als het kinderslot is ingeschakeld, blijft het mogelijk de portieren van buitenaf te openen.
NOTIC E
Bij een ernstige aanrijding wordt het elektrische kinderslot automatisch uitgeschakeld.
WARNI NG
Als het lampje een ander signaal geeft, wijst dit op een storing in het elektrische kinderslot.Laat het systeem controleren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 101 of 272
101
Veiligheid
5
WARNI NG
Dit is een op zichzelf staand systeem dat in geen geval in de plaats komt van de centrale vergrendeling.Rijd niet met de auto als de schuifdeur open is.Controleer bij het AAN zetten van het contact altijd de stand van het kinderslot.Verwijder de sleutel altijd uit het contactslot als u de auto verlaat, zelfs voor een korte tijd.
Page 102 of 272

102
Rijadviezen
► Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder alle omstandigheden goed op.► Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt reageren op onverwachte situaties.► Kies voor een soepele rijstijl, anticipeer op situaties waarbij u moet remmen en houd afstand van de auto's voor u, vooral bij slecht weer.► Voer handelingen die veel aandacht vergen (bijvoorbeeld instellingen) altijd bij stilstaande auto uit.► Las tijdens een lange rit om de twee uur een pauze in.
Belangrijk!
WARNI NG
Laat de motor nooit stationair draaien in een slecht geventileerde, afgesloten ruimte. Verbrandingsmotoren stoten giftige uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans op vergiftiging met dodelijke afloop!
WARNI NG
Laat bij extreem winterse omstandigheden
(temperaturen onder -23°C) de motor gedurende 4 minuten stationair draaien voordat u wegrijdt. Dit is belangrijk voor de goede werking en de levensduur van de mechanische
onderdelen van uw auto (de motor en de transmissie).
WARNI NG
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem. Kans op oververhitting en beschadiging van het remsysteem!
WARNI NG
Parkeer de auto niet en laat de motor niet draaien op een brandbare ondergrond (dor gras, dode bladeren, enz.).Het uitlaatsysteem van de auto is zeer heet, zelfs enkele minuten nadat de motor is uitgeschakeld. Brandgevaar!
WARNI NG
Laat de auto nooit onbewaakt met draaiende motor achter. Als u uw auto met draaiende motor moet verlaten, activeer dan de parkeerrem en zet de transmissie in de neutraalstand of in de stand N of P, afhankelijk van het type transmissie.
WARNI NG
Laat nooit kinderen zonder toezicht in de auto achter.
WARNI NG
Rijd nooit op met vegetatie (hoog gras, dode bladeren, gewassen, overblijfselen) bedekte oppervlakken, zoals een veld, een met bosjes bedekte provinciale weg of de berm.Deze vegetatie kan in aanraking komen met het uitlaatsysteem van de auto of andere systemen die zeer heet zijn. Brandgevaar!
Rijden op een overstroomde
weg
Probeer het rijden op overstroomde wegen zo veel mogelijk te vermijden, omdat hierbij de motor, de transmissie en de elektrische installatie van uw auto ernstig beschadigd kunnen raken.
Bent u genoodzaakt om over een overstroomd weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:► verzeker u ervan dat het water nergens dieper is dan 15 cm en houd daarbij rekening met de golven die kunnen worden veroorzaakt door andere weggebruikers,► schakel de functie Stop & Start uit,
Page 103 of 272

103
Rijden
6
► rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan 10 km/h,► zet de auto niet stil en zet de motor niet uit.Als u het overstroomde weggedeelte achter u hebt gelaten, rem dan zodra de verkeerssituatie dit toelaat meerdere keren licht af om de remschijven en -blokken droog te maken.Neem als u twijfels hebt over de staat van uw auto contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij het trekken van een
aanhangwagen
WARNI NG
Het rijden met een aanhangwagen heeft veel invloed op het rijgedrag van de auto en vergt daarom extra aandacht van de bestuurder.
NOTIC E
Houd u aan de maximale aanhangwagengewichten.Op hoogte: trek voor elke 1000 m hoogte 10% van het maximale aanhangwagengewicht af; door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt.
WARNI NG
Nieuwe auto: koppel geen aanhangwagen achter de auto voordat deze een kilometerstand van ten minste 1000 km heeft.
NOTIC E
Als de buitentemperatuur hoog is, is het
raadzaam bij stilstaande auto de motor 1 tot 2 minuten stationair te laten draaien om de koeling te vergemakkelijken.
Controle voor vertrek
Kogeldruk
► Verdeel het gewicht in de aanhangwagen gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as (op het punt van samenkomst bij uw auto) en probeer de maximaal toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze te overschrijden.
Banden
► Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhangwagen en breng deze indien nodig op de juiste waarde.
Verlichting
► Controleer de verlichting van de aanhangwagen en de hoogteverstelling van de koplampen van uw auto.
NOTIC E
Als een originele TOYOTA-trekhaak wordt gebruikt, worden de parkeersensoren achter automatisch uitgeschakeld zodat u geen hinder hebt van het geluidssignaal.
Tijdens het rijden
Koeling
Het trekken van een aanhangwagen op een helling veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur. Het maximale aanhangwagengewicht is afhankelijk van het hellingspercentage en de buitentemperatuur. Het koelvermogen van de koelventilator neemt niet toe met het motortoerental.► Verlaag de rijsnelheid en het motortoerental om het opwarmen te verminderen.Houd altijd de koelvloeistoftemperatuur in de gaten.Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met het waarschuwingslampje
STOP, stop dan zo snel mogelijk en zet de motor uit.
Remmen
Met een aangekoppelde aanhangwagen heeft de auto een langere remweg. Vermijd langdurig gebruik van de remmen om te voorkomen dat de remmen oververhit raken.
Page 104 of 272

104
Zijwind
Houd rekening met de verhoogde zijwindgevoeligheid van uw auto.
Inbraakbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de afstandsbediening is een chip met een specifieke code aangebracht. Om te kunnen starten moet bij het aanzetten van het contact deze code worden herkend door de startblokkering.Enkele seconden na het uitzetten van het contact vergrendelt dit systeem het motormanagementsysteem om te voorkomen dat de motor na een eventuele inbraak in de auto kan worden gestart.Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door dit lampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.Uw auto kan dan niet gestart worden. Neem zo snel mogelijk contact op met een TOYOTA-dealer.
Starten/uitzetten van de
motor
Starten
De parkeerrem moet zijn geactiveerd.
► Zet bij een handgeschakelde transmissie de selectiehendel in de neutraalstand, trap het koppelingspedaal volledig in en houd het pedaal ingetrapt totdat de motor start.► Zet bij een automatische transmissie de selectiehendel in stand P en trap vervolgens het rempedaal in.
Met de mechanische sleutel / Met de
sleutel met afstandsbediening
1.Stand Stop.
2.Stand Contact AAN.
3.Stand Start.
► Steek de sleutel in het contactslot. Het systeem herkent de startcode.► Ontgrendel het stuurslot door tegelijkertijd aan het stuurwiel en aan de contactsleutel te draaien.
NOTIC E
In bepaalde gevallen moet u flink aan het stuurwiel draaien om de wielen te bewegen (bijvoorbeeld als de wielen tegen het trottoir
staan).
► Draai de sleutel in de stand 2, contact AAN, om de motor te laten voorgloeien.► Activeer, zodra dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel is gedoofd, de startmotor door de sleutel in de stand 3 te houden tot de motor is aangeslagen; geef daarbij geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.
NOTIC E
Het waarschuwingslampje gaat niet branden als de motor al op bedrijfstemperatuur is. Bij sommige weersomstandigheden moeten de volgende adviezen worden opgevolgd:– Laat de motor bij gematigde temperaturen niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg zonder de motor veel toeren te laten draaien.
– Afhankelijk van de uitvoering: als de airconditioning is ingeschakeld en de buitentemperatuur hoger is dan 35°C, kan het