Page 169 of 260

167
In geval van pech
8► Laat de auto weer volledig zakken.
► V ouw de krik (6) op en verwijder deze.
► Draai de slotbout (indien aanwezig) met de
wielsleutel ( 5
) en de dop (8) vast.
►
Draai de overige wielbouten met alleen de
wielsleutel ( 5
) vast.
►
Berg het gereedschap op.
Stalen reservewiel of noodreservewiel
monteren
Indien de auto is voorzien van lichtmetalen
velgen, raken de ringen de stalen velg of
het noodreservewiel niet. Als de bouten
volledig zijn aangedraaid, zorgt het conische
draagvlak van de bouten dat het reservewiel
stevig vastzit.
Na het verwisselen van het wiel
Berg het wiel met de lekke band correct
op in de reservewielhouder.
Neem zo snel mogelijk contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Laat de lekke band controleren. Na nadere
inspectie kan de technicus u vertellen of
de band gerepareerd kan worden of moet
worden vervangen.
Bepaalde rijhulpsystemen moeten
worden uitgeschakeld, bijv. Active Safety
Brake.
Controleer als uw auto is uitgerust met
een bandenspanningscontrolesysteem
de bandenspanning en reset het systeem.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
Wiel met naafdop
Monteren: plaats de naafdop met de
inkeping tegenover het ventiel en druk de
rand ervan vervolgens rondom met de hand
vast.
Op deze sticker staat de
bandenspanning aangegeven.
Een lamp vervangen
Onder bepaalde weersomstandigheden
(zoals een lage temperatuur of vocht)
kan er een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
ontstaan; dit verdwijnt als de lampen enkele
minuten branden.
De koplampunits zijn voorzien van een
koplampglas van polycarbonaat met een
speciale vernislaag:
►
gebruik voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge doek of een
schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel.
►
gebruik een spons met zeepwater of een
pH-neutraal product,
►
wanneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te verwijderen,
houd de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten en de
randen ervan gericht, om beschadiging
van de vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet het
contact en de verlichting minstens enkele
Page 170 of 260

168
In geval van pech
minuten zijn uitgeschakeld - om brandwonden
te voorkomen!
Raak de lamp niet met de vingers aan, maar
gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend lampen
van het type anti-ultraviolet (UV) toepast om
beschadiging van de koplamp te voorkomen.
Vervang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties.
De motorkap openen / Toegang tot de
lampen
Ga voorzichtig te werk bij een warme motor -
kans op brandwonden!
Wees voorzichtig met voorwerpen of kleding
die in de bladen van de koelventilator kunnen
komen - kans op verstikking!
Halogeenlampen (Hx)
Controleer om verzekerd te zijn van een
goede verlichtingskwaliteit of de lamp op de
juiste wijze in de behuizing is geplaatst.
Na het verwisselen van een lamp
Voer voor de montage dezelfde
handelingen in omgekeerde volgorde uit.
Sluit uiterst zorgvuldig de beschermkap om
ervoor te zorgen dat de lampen goed worden
afgedicht.
Typen lampen
Uw auto is voorzien van verschillende typen
lampen. Verwijder ze als volgt:
Type A Glassokkellamp: de lamp is gemonteerd
met een drukbevestiging.
Type B Lamp met bajonetsluiting: druk de lamp
iets in en draai deze linksom.
Type C Halogeenlamp: duw de borgveer open
en verwijder de lamp uit de lamphouder.
Type D Halogeenlamp: draai de lamp linksom.
Controleer na het vervangen of de
verlichting goed werkt.
Verlichting vóór
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het vervangen van lampen en
in het bijzonder de typen lampen.
1. Parkeerlicht / dagrijverlichting.
Type
A, W21/5W of led (afhankelijk van de
uitvoering)
2. Grootlicht.
Type
C, H1
3. Dimlicht.
Type
C, H7
4. Richtingaanwijzer.
Type
B, PY21W
5. Mistlamp.
Type
D, H11
Zijrichtingaanwijzer
Type A, WY5W-5W (oranje)
– Druk de zijrichtingaanwijzer naar achteren en
trek het los.
– Breng de zijrichtingaanwijzer in de richting van
de voorkant aan en duw het vervolgens naar
achteren.
De oranje lampen (richtingaanwijzers
en zijrichtingaanwijzers) moeten worden
vervangen door lampen met dezelfde kleur en
eigenschappen.
Page 171 of 260
169
In geval van pech
8Zijrichtingaanwijzer
Type A, WY5W-5W (oranje)
– Druk de zijrichtingaanwijzer naar achteren en
trek het los.
–
Breng de zijrichtingaanwijzer in de richting van
de voorkant aan en duw het vervolgens naar
achteren.
De oranje lampen (richtingaanwijzers
en zijrichtingaanwijzers) moeten worden
vervangen door lampen met dezelfde kleur en
eigenschappen.
Dimlicht
Type C, H7
► Trek aan het lipje om de beschermkap te
verwijderen.
►
Draai de eenheid ten opzichte van de steun.
►
T
rek de lamphouder los.
►
V
ervang de lamp.
Plaats de beschermkap terug terwijl het
lipje toegankelijk blijft.
Parkeerlichten/Dagrijverlichting
Type A, W21/5W
► Draai de stekker een kwartslag rechtsom.
► T rek de lamphouder los.
►
V
ervang de lamp.
Page 172 of 260

170
In geval van pech
Grootlicht
Type C, H1
► Trek aan het lipje om de beschermkap te
verwijderen.
►
Haal de eenheid los van de steun.
►
T
rek de lamphouder los.
►
V
ervang de lamp.
Plaats de beschermkap terug terwijl het
lipje toegankelijk blijft.
Richtingaanwijzers
Type B, PY21W
Als een van de controlelampjes voor een richtingaanwijzer (links of rechts) sneller
gaat knipperen, is één van de lampen aan die
zijde defect.
► Draai de stekker een kwartslag linksom.
► T rek aan de eenheid ten opzichte van de
steun.
►
V
ervang de lamp.
Mistlampen vóór
Type D, H11
► Steek een platte schroevendraaier tussen de
lampeenheid en de behuizing.
►
Wip de behuizing voorzichtig los.
► Verwijder de twee bevestigingsbouten van de
module.
►
Neem de module uit de behuizing.
► Druk op de borgklem en maak de stekker los.
► Draai de lamphouder los door hem een
kwartslag linksom te draaien.
►
V
erwijder de lamphouder.
►
V
ervang de defecte lamp.
U kunt voor het vervangen van deze
lampen contact opnemen met een
PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde
werkplaats.
Achterlichten
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het vervangen van lampen en
in het bijzonder de typen lampen.
Met achterdeuren / achterklep
1. Remlicht/parkeerlicht.
Type B, P21/5W
2. Richtingaanwijzers.
Type B, PY21W (amberkleurig)
3. Achteruitrijlichten.
Type B, P21W
4. Mistlampen.
Type B, P21W
Page 173 of 260

171
In geval van pech
8Achterlichten
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het vervangen van lampen en
in het bijzonder de typen lampen.
Met achterdeuren / achterklep
1. Remlicht/parkeerlicht.
Type
B, P21/5W
2. Richtingaanwijzers.
Type
B, PY21W (amberkleurig)
3. Achteruitrijlichten.
Type
B, P21W
4. Mistlampen.
Type
B, P21W
► Neem in het interieur de stekker aan de
achterzijde van het achterlicht los.
► Verwijder de twee bevestigingsbouten met
behulp van de meegeleverde Torx-sleutel.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de gereedschapsset.
►
T
rek de lampeenheid vanaf de buitenzijde
naar u toe (bij achterdeuren) of in de richting
van het midden van de auto (bij achterklep).
► Open de lipjes en trek de lamphouder eruit.
► Druk de defecte lamp iets in en draai hem
een kwartslag linksom om hem te verwijderen.
►
V
ervang de lamp.
Zorg ervoor dat de lippen en de
bedrading weer correct worden
teruggeplaatst om te voorkomen dat de
bedrading klem komt te zitten.
Nadat de lamp van een richtingaanwijzer
achter vervangen is, duurt het resetten
ten minste ongeveer 2 minuten.
Page 174 of 260

172
In geval van pech
Kentekenplaatverlichting
Type A, W5W - 5W
Met achterdeuren
► Maak de binnenbekleding los.
► Neem de stekker los door de lip opzij te
bewegen.
►
Draai de lamphouder los door hem een
kwartslag linksom te draaien.
►
V
ervang de gloeilamp.
►
Plaats de lamphouder terug en sluit de
stekker weer aan.
►
Plaats de binnenbekleding terug.
Met achterklep
► Verwijder het kunststof lampglas met behulp
van een schroevendraaier.
►
V
ervang de gloeilamp.
►
Breng het kunststof lampglas aan en druk
het vast.
Derde remlicht
Type A, W16W - 16W
– Draai de twee moeren los.
– Duw op de stangen.
–
Haal waar nodig de stekker los om de lamp te
verwijderen.
–
V
ervang de lamp.
Een zekering vervangen
Toegang tot het
gereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen
bevindt zich achter het paneel van de
zekeringkast.
►
T
rek het paneel eerst linksboven en dan
rechtsboven los.
►
V
erwijder het paneel volledig.
►
Haal de tang uit de houder
.
Een zekering vervangen
Voordat u een zekering vervangt:
► Achterhaal de oorzaak van de storing en
verhelp de oorzaak.
Page 175 of 260

173
In geval van pech
8► Schakel alle stroomverbruikende
voorzieningen uit.
►
Zet de auto stil en schakel het contact uit.
►
Bepaal welke zekering defect is aan de hand
van de actuele zekeringtabellen en schema's.
Bij het vervangen van zekeringen is het
volgende zeer belangrijk:
►
Gebruik de speciale tang om de zekering uit
de zekeringkast te verwijderen en controleer of
het smeltdraadje van de zekering intact is.
►
V
ervang een defecte zekering altijd door een
zekering met dezelfde stroomsterkte (dezelfde
kleur): een afwijkende stroomsterkte kan
storingen veroorzaken - kans op brand!
Als de storing zich kort na het vervangen van
de zekering opnieuw voordoet, laat dan het
elektrische systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats.
De zekeringtabellen en de bijbehorende
schema's zijn verkrijgbaar bij een
PEUGEOT-dealer of bij een gekwalificeerde
werkplaats.
Wanneer een zekering wordt vervangen
door een zekering die niet in deze
zekeringtabellen staat, kunnen er ernstige
storingen ontstaan. Neem contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Goed
Defect
Tang
Elektrische accessoires monteren
Bij het ontwerp van het elektrische circuit
van uw auto is reeds rekening gehouden met
de montage van zowel de standaarduitrusting
als eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in de
auto monteert of laat monteren.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van extra
accessoires die niet door PEUGEOT
aanbevolen en geleverd worden, en niet
volgens haar voorschriften zijn gemonteerd.
Dit geldt met name als het totale
stroomverbruik van alle extra accessoires
meer dan 10 milliampère bedraagt.
Neem voor meer informatie over de
montage van een trekhaak of een
taxi-uitrusting contact op met het
PEUGEOT-netwerk.
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
► Trek het deksel eerst linksboven en dan
rechtsboven los.
De aanwezigheid van de hieronder beschreven
zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van
uw auto.
Page 176 of 260

174
In geval van pech
Zekering-
nummerStroomsterkte
(A)Functies
F1 10Draadloze
oplader voor
smartphone,
zelfdimmende
binnenspiegel.
F4 15Claxon.
F6 20
Ruitensproeierpomp.
F71012V-aansluiting
(achterin).
F10 30 Module
elektrische
vergrendeling.
F13 10
Bediening
audio- en
telematicasysteem.
F14 5Alarmsysteem,
overbelastingsindi-
cator, geavanceerde
telematica-eenheid.
F19 3 Interface-
eenheid
aanhangwagen.
F22 3 Surround Rear
Vision-display.
Zekering-
nummerStroomsterkte
(A)Functies
F23 5 Algemene
interface
aanhanger.
F27 5 Extra
verwarming.
F29 20 Audiosysteem,
touchscreen.
F32 15 12V-aansluiting
(voorin).
F34 5
Spiegelbediening.
F36 5 USB-aansluiting.
Zekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap,
naast de accu.
Toegang tot de zekeringen
► Maak de twee vergrendelingen A los.
► V erwijder het deksel.
►
V
ervang de zekering.
►
Sluit na het vervangen van de zekering
zorgvuldig het deksel en zet de twee
vergrendelingen A
vast voor een goede
afdichting van de zekeringkast.
Zekering- nummerStroomsterkte
(A)Functies
F16 15 Mistlampen
vóór.
F18 10 Groot licht
rechts.
F19 10 Groot licht links.
F29 40 Ruitenwissers
vóór.
12V-accu
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels of voor het laden van een lege accu.
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden verwerkt conform de
regelgeving en mogen in geen geval met het
huishoudelijke afval worden weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend uit in
een goed geventileerde ruimte, ver van open