Page 177 of 260

175
In geval van pech
8Zekering- nummerStroomsterkte
(A)Functies
F16 15 Mistlampen
vóór.
F18 10 Groot licht
rechts.
F19 10 Groot licht links.
F29 40 Ruitenwissers
vóór.
12V-accu
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels of voor het laden van een lege accu.
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden verwerkt conform de
regelgeving en mogen in geen geval met het
huishoudelijke afval worden weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend uit in
een goed geventileerde ruimte, ver van open
vuur of vonken veroorzakende bronnen, om
elk risico van brand- of explosiegevaar uit te
sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V-loodaccu.
Deze accu mag uitsluitend worden vervangen
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
► Open de motorkap met de hendel binnenin
de auto en haal vervolgens de veiligheidshaak
aan de buitenzijde los.
►
Bevestig de motorkapsteun.
De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar.
Dit is een afzonderlijk massapunt vlak bij de
accu.
Zie de betreffende hoofdstukken voor
meer informatie over de motorkap en de
motor.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto leeg is, kan de motor
worden gestart met een hulpaccu (externe accu
of een accu van een andere auto) en startkabels
of een startbooster.
Start de motor nooit als er een acculader
is aangesloten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V of
hoger.
Controleer eerst of de hulpaccu een nominale
spanning van 12
V en een capaciteit minimaal
gelijk aan die van de lege accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich niet in de
buurt van bewegende delen van de motor
(ventilator, aandrijfriem enz.) bevinden.
Maak de plusklem (+) niet los bij draaiende
motor.
Page 178 of 260

176
In geval van pech
► Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de lege accu ( A
) (bij het gebogen metalen
gedeelte) en vervolgens op de pluspool (+) van
de hulpaccu ( B) of de startbooster.
►
Sluit een uiteinde van de groene of zwarte
kabel aan op de minpool (-) van de hulpaccu ( B
)
of de startbooster (of op een massapunt van de
auto met de hulpaccu).
►
Sluit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt ( C
) van de
auto met de lege accu.
►
Start de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze enkele minuten draaien.
►
Start de auto met de lege accu en laat de
motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het contact
af en wacht even voordat u een nieuwe poging
doet.
►
W
acht totdat de motor stationair draait.
►
Neem vervolgens de startkabels in
omgekeerde volgorde
los.
► Laat de motor minimaal 30 minuten draaien,
rijdend of stilstaand, om de accu voldoende op
te laden.
Voer het loskoppelen uit in de
omgekeerde volgorde.
Een aantal functies, waaronder het Stop
& Start-systeem, is niet beschikbaar als
de laadtoestand van de accu onvoldoende is.
Laden met behulp van een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu is het
noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de accu
voldoende is opgeladen.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
–
Als de auto vooral voor korte ritten wordt
gebruikt.
–
Als de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Neem contact op met een PEUGEOT
-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Als u de accu van uw auto zelf gaat opladen, gebruik dan uitsluitend een
lader die geschikt is voor loodaccu's en die
een nominale spanning van 12
V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde
polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
►
Schakel het contact uit.
►
Schakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting enz.).
► Schakel om gevaarlijke vonken te voorkomen
de lader B
uit alvorens de kabels op de accu aan
te sluiten.
►
Controleer of de kabels van de lader in goede
staat zijn.
►
Beweeg het kunststof kapje van de pluspool
(+) omhoog, wanneer uw auto hiermee is
uitgerust.
►
Sluit de kabels van lader B
als volgt aan:
•
de rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van
de accu
A,
• de zwarte minkabel (-) op het massapunt C
van de auto.
► Zet na afloop van het laden eerst acculader B
uit voordat u de kabels loskoppelt van accu A.
24v 12v
Als deze sticker is aangebracht, mag er
uitsluitend een 12 V-lader worden
gebruikt. Anders kunnen elektrische
onderdelen van het Stop & Start-systeem
onherstelbaar beschadigd raken.
Probeer nooit om een bevroren accu te
laden - Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat deze
dan door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats controleren op
beschadigingen van de inwendige delen en
op scheuren in de behuizing (kans op lekkage
van giftig en corrosief zuur).
Accu loskoppelen
Als u de auto gedurende langere tijd niet
gaat gebruiken, koppel dan de accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
Page 179 of 260

177
In geval van pech
8• de zwarte minkabel (-) op het massapunt C
van de auto.
►
Zet na afloop van het laden eerst acculader B
uit voordat u de kabels loskoppelt van accu A.
24v 12v
Als deze sticker is aangebracht, mag er
uitsluitend een 12 V-lader worden
gebruikt. Anders kunnen elektrische
onderdelen van het Stop & Start-systeem
onherstelbaar beschadigd raken.
Probeer nooit om een bevroren accu te
laden - Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat deze
dan door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats controleren op
beschadigingen van de inwendige delen en
op scheuren in de behuizing (kans op lekkage
van giftig en corrosief zuur).
Accu loskoppelen
Als u de auto gedurende langere tijd niet
gaat gebruiken, koppel dan de accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen: ►
sluit de ruiten en de portieren voordat u de
accukabels loskoppelt,
►
schakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting, enz.) uit,
►
zet het contact uit en wacht vier minuten.
Koppel bij de accu alleen de pluspool (+) los.
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)
► Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om
de accupoolklem B te ontgrendelen.
►
Beweeg de accupoolklem B
omhoog om hem
te verwijderen.
Weer aansluiten van de plusklem (+)
► Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
► Plaats de geopende accupoolklem B
op de
pluspool (+).
►
Druk de accupoolklem B
volledig omlaag.
►
Beweeg hendel A
omlaag om accupoolklem
B te vergrendelen.
Forceer de hendel niet door erop te
duwen, aangezien de accupoolklem niet
kan worden vergrendeld als deze niet correct
is geplaatst; herhaal de procedure.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Na opnieuw aansluiten van de accu moet u
het contact aanzetten en vervolgens 1 minuut
wachten alvorens de motor te starten, om de
elektronische systemen te initialiseren.
Mochten er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Page 180 of 260

178
In geval van pech
Raadpleeg de volgende rubriek om bepaalde
systemen zelf te resetten, zoals:
–
de afstandsbediening of elektronische sleutel
(afhankelijk van de uitvoering),
–
de elektrische ruitbediening,
–
de elektrisch bedienbare schuifdeuren,
–
de datum en de tijd,
– de voorkeuzezenders.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas weer als
de auto gedurende een bepaalde periode, die
afhankelijk is van de omgevingstemperatuur
en de laadtoestand van de accu (maximaal 8
uur), niet is gebruikt.
Slepen
U kunt de auto laten slepen door een andere auto of een andere auto slep\
en met behulp van het sleepoog.
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de ter plaatse geldende regelgeving.
Controleer of het gewicht van de trekkende auto hoger is dan dat van de \
auto die wordt gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van de gesleepte auto blijven zitten. De\
ze persoon moet beschikken over een geldig rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de grond altijd een goedgekeurde \
sleepstang; touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet voorzichtig wegrijden.
Als de auto wordt gesleept met uitgeschakelde motor, werken ook de rem- en stuurbekrachtiging niet.
Neem in de volgende gevallen contact op met een professioneel bergbedrijf:
– Uw auto staat met pech langs de autosnelweg of snelweg;
–
Het is niet meer mogelijk om de versnellingsbak in de neutraalstand te z\
etten, het stuurslot te ontgrendelen of de parkeerrem uit te schakelen;
–
Het is niet meer mogelijk om een auto met een automatische transmissie t\
e slepen, met draaiende motor;
–
Bij takelen met slechts twee wielen op de grond;
–
Bij auto's met vierwielaandrijving;
–
Er is geen goedgekeurde sleepstang beschikbaar
.
Beperkingen bij slepen
Type auto
(motor / versnellingsbak)
versnellingsbak Voorwielen op de grond Achterwielen op de grond Dieplader
4 wielen op de grond met
sleepstang
Interne verbranding /
Handmatig
Interne verbranding /
Automaat
Bij een storing in de accu of elektrische parkeerrem is het essentieel d\
at u contact opneemt met een professioneel bedrijf met een dieplader voor
berging (zonder handgeschakelde versnellingsbak).
Toegang tot het sleepoog
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de
gereedschapsset .
Auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak: zet de
versnellingshendel in de neutraalstand.
Selecteer bij een auto met automatische
transmissie de stand N.
Als u dit niet doet, is het mogelijk dat
bepaalde onderdelen van het remsysteem
beschadigd raken en dat de rembekrachtiger
na het starten niet meer werkt.
Page 181 of 260

179
In geval van pech
8Beperkingen bij slepen
Type auto
(motor / versnellingsbak)
versnellingsbak Voorwielen op de grond Achterwielen op de grond Dieplader
4 wielen op de grond met
sleepstang
Interne verbranding /
Handmatig
Interne verbranding /
Automaat
Bij een storing in de accu of elektrische parkeerrem is het essentieel d\
at u contact opneemt met een professioneel bedrijf met een dieplader voor
berging (zonder handgeschakelde versnellingsbak).
Toegang tot het sleepoog
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de
gereedschapsset .
Auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak: zet de
versnellingshendel in de neutraalstand.
Selecteer bij een auto met automatische
transmissie de stand N.
Als u dit niet doet, is het mogelijk dat
bepaalde onderdelen van het remsysteem
beschadigd raken en dat de rembekrachtiger
na het starten niet meer werkt.
Slepen van uw auto
► Beweeg uw vinger vanuit het midden van het
klepje in de voorbumper naar een bovenhoek
(zoals hierboven aangegeven) om het los te
maken. ►
Draai het sleepoog vast tot de aanslag.
►
Bevestig de sleepstang.
►
Schakel de alarmknipperlichten van de te
slepen auto in.
►
Rijd voorzichtig weg en houd zowel de
snelheid als de af te leggen afstand beperkt.
Page 182 of 260
180
In geval van pech
Slepen van een andere auto
► Plaats op de achterbumper de sleutel in de
inkeping onder het klepje.
►
Draai de sleutel en open het klepje.
►
Draai het sleepoog vast tot de aanslag.
►
Bevestig de sleepstang.
►
Schakel de alarmknipperlichten van de te
slepen auto in.
►
Rijd voorzichtig weg en houd zowel de
snelheid als de af te leggen afstand beperkt.
Page 183 of 260
181
Technische gegevens
9Afmetingen (mm)
Deze afmetingen zijn gemeten bij een onbeladen auto.
Uw auto is leverbaar in twee lengten (Standard en Long).
De waarden kunnen variëren afhankelijk van de diameter van de wielen, de belading, de motor enz.
Lengte auto
Standard (L1) Long (L2)
A Totale lengte 4.4034.753
Page 184 of 260

182
Technische gegevens
Lengte auto
J Maximale breedte
laadruimte Zonder schuifdeur
1.733
Met 1 schuifdeur 1.630
Met 2 schuifdeuren 1.527
K Vrije openingshoogte Met achterdeuren 1.137
Met achterklep 1.197
L Vrije openingsbreedte 1 242
Lengte auto
Standard (L1) Long (L2)
M Vrije openingshoogte 1.072
N Hoogte laadruimte
(de hoogte is afhankelijk van de hoek van de vloer en de
bolling van het dak) 1.200 tot 1.270
W Hoogte laaddrempel Standaarduitvoering 548 tot 588X
Standaarduitvoering met
verhoogd laadvermogen 568 tot 578
561 tot 565
Uitvoering Worksite 602 tot 610605 tot 610
Lengte auto
B Totale hoogte Standaarduitvoering 1.796 tot 1.8251.812 tot 1.820
Uitvoering Worksite 1.840 tot 1.8601.849 tot 1.860
C Wielbasis 2.7852.975
D Overhang vóór 892
E Overhang achter 726886
F Breedte inc. spiegels Ingeklapt 1.921
Uitgeklapt 2.107
G Spoorbreedte vóór 1.553/1.5631.553
H Spoorbreedte achter 1.569/1.5771.549/1.568
Lengte auto
Standard (L1) Long (L2)
I Binnenste breedte tussen wielkuipen 1.229