Page 137 of 260

135
Rijden
6Driver Attention Alert
Afhankelijk van de uitvoering kan de "Driver
Attention Warning" gecombineerd worden met
de "Driver Attention Alert".
Met behulp van een boven aan de
voorruit geplaatste camera beoordeelt het
systeem de waakzaamheid, vermoeidheid of
afleidingen van de bestuurder door afwijkingen in
de koers van de auto ten opzichte van de
wegmarkeringen te signaleren.
Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)
wegen (snelheden hoger dan 65
km/h).
In eerste instantie wordt de bestuurder
gewaarschuwd door de melding “ Voorzichtig!”,
samen met een geluidssignaal.
Als het systeem drie waarschuwingen heeft
gegeven, geeft het systeem een nieuwe
waarschuwing met de melding " Doorrijden
gevaarlijk: Las een rustpauze in!", en wordt
het geluidssignaal harder.
Het systeem werkt in de volgende
situaties mogelijk minder goed of
helemaal niet:
–
slecht zicht (onvoldoende verlichting van
het wegdek, sneeuwval, harde regen, dichte
mist enz.);
–
verblinding (koplampen van tegenliggers,
laagstaande zon, reflecties op nat wegdek,
uitrijden van een tunnel, snelle overgangen
tussen schaduw en licht enz.);
–
Gedeelte van de voorruit vóór de camera
vuil, besla
gen, bevroren, bedekt door sneeuw,
beschadigd of bedekt door een sticker.
–
wegmarkeringen afwezig, versleten,
niet zichtbaar door sneeuw of modder
, of
meerdere wegmarkeringen (weggedeelte met
werkzaamheden enz.);
–
geringe afstand tot de voorligger (geen
detectie van wegmarkeringen);
–
smalle of bochtige weg.
Onder bepaalde omstandigheden (slecht
wegdek of harde windstoten) kan het
systeem waarschuwingen geven zonder dat
er sprake is van vermoeidheid bij de
bestuurder.
Het systeem werkt in de volgende
situaties mogelijk minder goed of
helemaal niet:
–
wegmarkeringen afwezig, versleten,
niet zichtbaar door sneeuw of modder
, of
meerdere wegmarkeringen (weggedeelte met
werkzaamheden enz.),
–
geringe afstand tot de voorligger (geen
detectie van wegmarkeringen),
–
smalle of bochtige weg.
Parkeerhulp
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem waarschuwt met behulp van
sensoren in de bumper voor obstakels in de
nabijheid van de auto (zoals voetgangers,
auto's, bomen en slagbomen) die binnen het
detectiebereik van de sensoren vallen.
Parkeerhulp achter
Het systeem wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Hierbij
klinkt een geluidssignaal.
Het systeem wordt uitgeschakeld als er weer
een andere versnelling wordt geselecteerd.
Page 138 of 260

136
Rijden
aangegeven. Bewegende objecten die aan de
zijkanten van de auto verschijnen en niet
vooraf geregistreerd zijn, worden niet
aangegeven.
De objecten die tijdens de manoeuvre
worden geregistreerd, worden uit het
geheugen gewist als het contact wordt
afgezet.
Uitschakelen / inschakelen
Zonder audiosysteem
► U kunt het systeem in- of uitschakelen door
op deze toets te drukken.
Het controlelampje brandt als het systeem is
uitgeschakeld.
Met audiosysteem of touchscreen
Deze functie kan via het
configuratiemenu van de
auto worden ingesteld.
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
Geluidssignalen
Dit systeem signaleert de aanwezigheid van
obstakels binnen de detectiezone van de
sensoren die zich in de baan van de auto,
zoals bepaald door de stand van het stuurwiel,
bevinden.
In het weergegeven voorbeeld worden,
afhankelijk van de uitvoering, alleen de obstakels
die zich in het gestreepte gebied bevinden door
het geluidssignaal gesignaleerd.
De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen
van obstakels. De frequentie van het
geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het
obstakel nadert.
Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel
kleiner dan ongeveer dertig centimeter is, klinkt
het geluidssignaal ononderbroken.
U hoort via de luidspreker (rechts of links)
aan welke zijde van de auto het obstakel zich
bevindt.
Het geluidssignaal instellenAls u bij PEUGEOT Connect Radio of PEUGEOT Connect Nav
op deze toets drukt, wordt het venster
geopend waarop u het volume van het
geluidssignaal kunt instellen.
Grafische weergave
Aanvulling op het geluidssignaal zonder rekening
te houden met de rijrichting van de auto, door
balken op het scherm weer te geven die de
afstand aangeven tussen het obstakel en de
auto (wit: obstakels veraf, oranje: obstakels in de
buurt en rood: obstakels heel dichtbij).
Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is,
verschijnt het symbool "Gevaar" op het scherm.
Parkeerhulp vóór
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de
parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra
er bij een wagensnelheid van maximaal 10 km/h
vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt gedeactiveerd zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als er
geen obstakel meer wordt gedetecteerd of
wanneer de rijsnelheid hoger wordt dan 10
km/h.
Het geluid dat uit de luidspreker komt (
voor of achter), geeft de positie van het
obstakel ten opzichte van de auto aan (in de
rijrichting van de auto, voor of achter).
Parkeerhulp zijkant
Door gebruik te maken van vier extra sensoren
aan de zijkant van de voor- en achterbumper,
registreert het systeem de positie van vaste
obstakels tijdens het manoeuvreren en geeft het
een signaal wanneer de obstakels zich aan de
zijkant van de auto bevinden.
Alleen vaste obstakels worden correct aangegeven. Bewegende objecten,
gedetecteerd aan het begin van de
manoeuvre, kunnen per ongeluk worden
Page 139 of 260

137
Rijden
6aangegeven. Bewegende objecten die aan de
zijkanten van de auto verschijnen en niet
vooraf geregistreerd zijn, worden niet
aangegeven.
De objecten die tijdens de manoeuvre
worden geregistreerd, worden uit het
geheugen gewist als het contact wordt
afgezet.
Uitschakelen / inschakelen
Zonder audiosysteem
► U kunt het systeem in- of uitschakelen door
op deze toets te drukken.
Het controlelampje brandt
als het systeem is
uitgeschakeld.
Met audiosysteem of touchscreen
Deze functie kan via het
configuratiemenu van de
auto worden ingesteld.
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
Het parkeerhulpsysteem achter wordt
automatisch uitgeschakeld wanneer er
een aanhanger of fietsendrager wordt
aangekoppeld aan een trekhaak die volgens
de voorschriften van de fabrikant is
gemonteerd.
In dat geval wordt de omtrek van een
aanhanger weergeven aan de achterzijde van
het beeld van de auto.
Werkingslimieten
Bij zware belading van de bagageruimte kan
de hoek van de auto de afstandsmetingen
verstoren.
Storing
In het geval van een storing bij het
inschakelen van de achteruitversnelling
gaat dit lampje branden op het
instrumentenpaneel, in combinatie met een
melding en een geluidssignaal (kort piepgeluid). Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren.
Achteruitrijcamera
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Bij ingeschakeld contact maakt dit systeem
gebruik van een camera, ter hoogte van het
derde remlicht, om beelden van de omgeving
achter de auto op het scherm weer te geven (bij
een gesloten bestelwagen of een bestelwagen
met volledige scheidingswand).
De achteruitrijcamera wordt automatisch
geactiveerd wanneer de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld. De beelden van de camera
worden op het scherm weergegeven. Het
scherm wordt zwart wanneer de versnellingsbak
in de neutraalstand of in een versnelling vooruit
wordt gezet.
Page 140 of 260

138
Rijden
De blauwe lijnen (1) geven de rijrichting van
de auto weer (de afstand tussen de lijnen komt
overeen met de breedte van uw auto inclusief de
buitenspiegels).
De rode lijn ( 2) geeft een afstand van 30
cm
direct achter de achterbumper van uw auto weer.
De groene lijnen ( 3) geven een afstand van circa
1 en 2 meter achter de achterbumper van uw
auto weer.
De turquoise gebogen lijnen ( 4) geven de
maximale draaicirkel weer.
Sommige voorwerpen zijn wellicht niet
zichtbaar voor de camera.
Sommige auto's kunnen moeilijk
zichtbaar zijn (donkere kleuren,
verlichting uit) als de helderheid van het
scherm is verlaagd door de dimfunctie van de
verlichting van de auto.
De beeldkwaliteit kan worden beïnvloed
door de omgeving, de omstandigheden
buiten (regen, vuil, stof), de manier van rijden
en de lichtomstandigheden (bijvoorbeeld 's
nacht of bij verblindend zonlicht).
Bij de aanwezigheid van schaduwzones,
bij zonnig weer of bij onvoldoende
omgevingslicht kan het beeld donkerder en
minder contrastrijk zijn.
De obstakels kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens parkeermanoeuvres en het wisselen
van rijstrook is het belangrijk om met behulp
van de buitenspiegels de zijkanten van de
auto in de gaten te houden.
De parkeerhulp achter geeft bovendien extra
informatie over de omgeving van de auto.
Werkingslimieten
In de volgende situaties wordt de werking van
het systeem mogelijk tijdelijk onderbroken of
wordt het systeem uitgeschakeldt:
–
Montage van een fietsendrager op de
achterklep of achterdeur (afhankelijk van de
uitvoering).
–
Aankoppelen van een aanhanger
.
–
Rijden met een geopend portier of geopende
deur
.
Let op: de camera mag niet afgedekt zijn
(door een sticker, een fietsendrager,
enz.).
Het gezichtsveld van de camera is
afhankelijk van de belading van de auto.
Onderhoudstips
Zorg er bij slecht of winters weer voor dat de
camera niet met modder, ijs of sneeuw bedekt
raakt.
Controleer regelmatig of de lens van de camera
schoon is.
Reinig de camera indien nodig met een zachte
en droge doek.
Wanneer u de auto wast met een hogedrukspuit,
moet u de spuit op minimaal 30 cm van de
camera houden.
Surround Rear Vision
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Beperk de dode hoek aan passagierszijde zo
veel mogelijk en zorg voor goed zicht op de
zijkant en achterzijde van de auto door met het
contact ingeschakeld dit systeem te gebruiken;
dit systeem gebruikt twee camera’s waarvan
beelden uit de nabije omgeving van de auto op
het scherm worden weergegeven (bij gesloten
bestelwagens en bestelwagens met een
volledige scheidingswand).
Dit systeem heeft drie subfuncties:
Page 141 of 260

139
Rijden
6
– Beeld zijkant aan passagierszijde : toont het
gebied aan de passagierszijde van de auto.
De oranje lijn ( 1) geeft een afstand van 5
m weer
vanaf de achterbumper.
– Bewakingsbeeld achter: laat een lang gebied
achter de auto zien.
De oranje lijn ( 1) geeft een afstand van 5
m weer
vanaf de achterbumper.
– Visuele ondersteuning bij achteruit rijden :
toont het gebied vlak bij de achterzijde van de
auto.
De blauwe lijnen ( 1) geven de breedte van uw
auto, inclusief buitenspiegels, weer.
De rode lijn ( 2) geeft een afstand van 30
cm
vanaf de achterbumper weer; de twee groene
lijnen 3 en 4 een afstand van respectievelijk 1 en
2 meter.
De blauwe gebogen lijnen ( 5) verschijnen achter
elkaar; deze zijn gebaseerd op de stand van het
stuurwiel en geven de draaicirkel van uw auto
weer.
De oranje stippellijnen ( 6) geven de ruimten
weer die nodig zijn voor het openen van de
achterdeuren.
Kijk tijdens het rijden en het
manoeuvreren regelmatig in de
buitenspiegels.
Sommige voorwerpen zijn wellicht niet
zichtbaar voor de camera achter.
Sommige auto's kunnen moeilijk
zichtbaar zijn (donkere kleuren,
verlichting uit) als de helderheid van het
scherm is verlaagd door de dimfunctie van de
verlichting van de auto.
De beeldkwaliteit kan worden beïnvloed
door de omgeving, de omstandigheden
buiten (regen, vuil, stof), de manier van rijden
Page 142 of 260

140
Rijden
Werkingslimieten
In de volgende situaties kan de werking van
het systeem worden onderbroken of kan het
systeem worden uitgeschakeld:
– Montage van een fietsendrager op de
achterklep of achterdeur (afhankelijk van de
uitvoering).
– Aankoppelen van een aanhanger.
– Rijden met een geopend portier of geopende
deur.
Let op: de camera's mogen niet afgedekt
zijn (door een sticker, een fietsendrager,
enz.).
Het gezichtsveld van de camera achter
(bewakingsbeeld achter en visuele
hulp bij achteruitrijden ) kan variëren
afhankelijk van de belading van de auto.
Als de achterdeur wordt geopend tijdens de weergave van het bewakingsbeeld
achter of de visuele hulp bij achteruitrijden
terwijl er eenversnelling vooruit of achteruit is
ingeschakeld, dan wordt het scherm grijs.
Als het voorpassagiersportier wordt geopend
tijdens de weergave van het beeld van
de zijkant aan passagierszijde terwijl
er een versnelling vooruit of achteruit is
ingeschakeld, dan wordt het scherm grijs.
en de lichtomstandigheden (bijvoorbeeld 's
nacht of bij verblindend zonlicht).
Bij de aanwezigheid van schaduwzones,
bij zonnig weer of bij onvoldoende
omgevingslicht kan het beeld donkerder en
minder contrastrijk zijn.
De obstakels kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens parkeermanoeuvres en het wisselen
van rijstrook is het belangrijk om met behulp
van de buitenspiegels de zijkanten van de
auto in de gaten te houden.
De parkeerhulp achter geeft bovendien extra
informatie over de omgeving van de auto.
Inschakelen / uitschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het contact
wordt aangezet.
► Druk met ingeschakeld contact op toets 2 om
het scherm in of uit te schakelen.
Er wordt een melding weergegeven.
►
Let goed op deze melding en bevestig de
melding met toets
1, wat overeenkomt met
"Bevestigen".
Het scherm wordt ingeschakeld.
►
Druk met draaiende motor op toets 2
om het
scherm in of uit te schakelen.
De functie wordt automatisch
onderbroken (het scherm wordt grijs) als
de achteruitversnelling is ingeschakeld en
de snelheid hoger wordt dan 15
km/h.
De functie wordt weer ingeschakeld wanneer
de auto met een snelheid rijdt die lager is dan
deze drempelwaarde.
Werking
► In de neutraalstand wordt het
bewakingsbeeld achter standaard
weergegeven.
►
W
anneer de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de visuele hulp bij
achteruitrijden op het scherm weergegeven
(zelfs als het scherm is uitgeschakeld).
► Druk op het uiteinde van de lichtschakelaar of
op de desbetreffende toets onder het scherm om
het weergegeven beeld te wijzigen .
De reconstructie van de omgeving wordt
alleen uitgevoerd bij het
bewakingsbeeld achter en bij het beeld van
de zijkant aan passagierszijde.
Page 143 of 260

141
Rijden
6Werkingslimieten
In de volgende situaties kan de werking van
het systeem worden onderbroken of kan het
systeem worden uitgeschakeld:
–
Montage van een fietsendrager op de
achterklep of achterdeur (afhankelijk van de
uitvoering).
–
Aankoppelen van een aanhanger
.
–
Rijden met een geopend portier of geopende
deur
.
Let op: de camera's mogen niet afgedekt
zijn (door een sticker, een fietsendrager,
enz.).
Het gezichtsveld van de camera achter
(bewakingsbeeld achter en visuele
hulp bij achteruitrijden ) kan variëren
afhankelijk van de belading van de auto.
Als de achterdeur wordt geopend tijdens de weergave van het bewakingsbeeld
achter of de visuele hulp bij achteruitrijden
terwijl er eenversnelling vooruit of achteruit is
ingeschakeld, dan wordt het scherm grijs.
Als het voorpassagiersportier wordt geopend
tijdens de weergave van het beeld van
de zijkant aan passagierszijde terwijl
er een versnelling vooruit of achteruit is
ingeschakeld, dan wordt het scherm grijs.
Wanneer een aanhanger is
aangekoppeld en de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld, dan werkt de visuele
hulp bij achteruitrijden niet meer totdat de
aanhanger is losgekoppeld. Het
bewakingsbeeld achter wordt de
standaardweergave.
Neem contact op met een PEUGEOT-
dealer, als er in het systeem een storing
optreedt, om veiligheidsproblemen te
voorkomen.
Aanbevelingen over onderhoud
Zorg er bij slecht of winters weer voor dat de
sensoren en camera's niet bedekt raken met
modder, ijs of sneeuw.
Controleer geregeld of de lenzen van de
camera's schoon zijn.
Reinig de camera's indien nodig met een zachte
en droge doek.
Page 144 of 260

Compatibiliteit van
brandstoffen
Benzine die voldoet aan de norm EN228 met
respectievelijk tot 5% en 10% ethanol.
Diesel die voldoet aan de normen
EN590, EN16734 en EN16709, met een
methylvetzuurgehalte tot respectievelijk 7%,
10%, 20% en 30%. Bij het gebruik van B20- of
B30-brandstof, zelfs af en toe, gelden speciale
onderhoudsvoorschriften die onder "Zware
omstandigheden" vallen.
Diesel met paraffine volgens de norm EN15940.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is
nadrukkelijk verboden (kans op schade aan
de motor en het brandstofcircuit).
Alleen brandstofadditieven die voldoen aan de norm B715001(benzine) of
B715000 (diesel) zijn toegestaan.
Al meer dan 20 jaar heeft het PEUGEOT TOTAL-partnerschap nieuwe
prestatienormen gesteld bij het bereiken van successen onder de zwaarste
omstandigheden, met overwinningen in de 24 uur van Le Mans, het
Wereldkampioenschap Rally en de Dakar-rally. Voor deze uitzonderlijke
prestaties kozen de teams van Peugeot Sport voor TOTAL QUARTZ, een
hoogwaardig smeermiddel dat de motor onder de meest extreme omstandigheden
beschermt.
T QU A
des tijds
TOTAL QUARTZ INEO FIRST is een zeer hoogwaardig smeermiddel dat
door de R&D-teams van Peugeot en Total gezamenlijk is ontwikkeld. De
innovatieve technologie van deze motorolie die speciaal voor auto's van het
merk Peugeot is ontwikkeld draagt in grote mate bij tot het terugdringen van
de CO
2 -emissies en zorgt voor een schone motor.
PEUGEO & T
P ARTNERS IN PERF