Page 57 of 260

55
Ergonomie en comfort
3
Er mag geen passagier op de middelste
zitplaats zitten als de rugleuning van de
buitenste zitplaats rechts is neergeklapt en
het paneel van de scheidingswand open is.
Let erop dat de beschermhoes bij het
laden van lange voorwerpen juist wordt
geplaatst.
Lees de volgende procedure aandachtig door.
►
Klap de rugleuning van de buitenste
passagiersstoel neer
.
► Monteer de beschermhoes door de
4 klikhaken in de 4 ankerpunten op de
scheidingswand te bevestigen.
►
T
rek de hoofdsteunstangen van de ingeklapte
rugleuning uit totdat er twee inkepingen
zichtbaar zijn.
►
Laad de voorwerpen.
De maximaal toegestane belasting op de
neergeklapte rugleuning is 100 kg.
► Plaats de riem van de hoes rond de
hoofdsteun.
►
Span de riem met behulp van het verstelbare
gedeelte om de geladen voorwerpen binnen de
hoes te houden.
De beschermhoes kan na gebruik in
positie blijven.
Controleer regelmatig de staat van de
beschermhoes.
Neem bij sporen van slijtage of beschadiging
contact op met een PEUGEOT-dealer
om deze te laten vervangen door een
beschermhoes die aan de specificaties en
kwaliteitseisen van PEUGEOT voor uw auto
voldoet.
Dubbele cabine
Er kan een verplaatsbare scheidingswand achter
de stoelen van de eerste of tweede zitrij wordt
geplaatst, die de bestuurder en passagiers tegen
schuivende ladingen beschermt.
Voor het vervoer van lange voorwerpen kan een
luik in de scheidingswand worden geopend.
Page 58 of 260

56
Ergonomie en comfort
Bij de auto wordt een beschermhoes geleverd
zodat lange voorwerpen veilig kunnen worden
vervoerd.
Scheidingswand
verplaatsen
Scheidingswand naar voren verplaatsen
► Klap de rugleuningen van de 2e zitrij neer
en controleer of ze juist zijn neergeklapt. V erstel
waar nodig de stoelen van de 1e zitrij (beweeg
ze naar voren).
►
Haal de bovenste vergrendelingen los A
en B.
►
Controleer of de vergrendelingen C
en D zijn
ingeklapt.
►
Schuif de scheidingswand naar voren.
►
V
ergrendel de onderste vergrendelingen C en
D en controleer daarna of de paspennen goed in
de houders zijn gestoken.
►
V
ergrendel de bovenste vergrendelingen A
en B.
Scheidingswand naar achter verplaatsen
► Haal de bovenste vergrendelingen los A en B.
► Ontkoppel de onderste vergrendelingen C
en D.
►
Schuif de scheidingswand naar achteren.
►
V
ergrendel de bovenste vergrendelingen A
en B.
►
Zet de rugleuningen van de stoelen van de
2e zitrij weer rechtop..
De bovenste aanslagen moeten worden
afgesteld als:
–
er te veel kracht op de bovenste
vergrendelingen wordt gebruikt A
en B.
–
er geluid door overmatige speling tijdens
het rijden ontstaat.
Wanneer de scheidingswand achter de
stoelen van de 2e of 1e zitrij is
vergrendeld, geeft een geluid aan dat de
bovenste vergrendelingen zijn gesloten.
De positie van de vergrendelingen wordt
aangegeven met een zichtbaar merkteken en
een kleurmerkteken.
De scheidingswand mag niet worden
verplaatst als de vergrendelingen naar
buiten zijn geschoven - Kans op krassen of
beschadiging van de kunststof afdekkingen!
De scheidingswand mag nooit worden
verwijderd om een bedrijfsauto om te
bouwen naar een personenauto.
Hierdoor komt de veiligheid van gebruikers
in gevaar, omdat er geen kinderbeveiliging
op de achterklep aanwezig is (verplicht bij de
personenauto's).
Het luik openen/sluiten
► Open/sluit het luik met behulp van de
vergrendeling.
►
Gebruik de steun om het in de geopende
positie vast te zetten.
Sluit altijd het luik en zet de rugleuning
van de buitenste passagiersstoel(en)
rechtop (afhankelijk van de positie van de
scheidingswand) als er geen lange ladingen
worden vervoerd.
Plaats geen ladingen op de rail van het
luik. Plaats ladingen waar mogelijk op de
rugleuningen van de neergeklapte zitting.
Beschermhoes plaatsen
De beschermhoes moet worden
aangebracht wanneer de rugleuning van
de buitenste zitplaats is neergeklapt en het
luik in de scheidingswand open is.
Er mag geen passagier op de buitenste
zitplaats van de 1e zitrij zitten als de
rugleuning van de buitenste zitplaats erachter
Page 59 of 260

57
Ergonomie en comfort
3Plaats geen ladingen op de rail van het
luik. Plaats ladingen waar mogelijk op de
rugleuningen van de neergeklapte zitting.
Beschermhoes plaatsen
De beschermhoes moet worden
aangebracht wanneer de rugleuning van
de buitenste zitplaats is neergeklapt en het
luik in de scheidingswand open is.
Er mag geen passagier op de buitenste
zitplaats van de 1e zitrij zitten als de
rugleuning van de buitenste zitplaats erachter
op de 2e zitrij is neergeklapt en het luik open
staat.
Er mag geen passagier op de middelste
zitplaats van de 2e zitrij zitten als de
rugleuning van de buitenste zitplaats is
neergeklapt is en het luik open staat.
Let erop dat de beschermhoes bij het
laden van lange voorwerpen juist wordt
geplaatst.
►
Klap de rugleuning van de buitenste
passagiersstoel(en) (afhankelijk van de positie
van de scheidingswand) omlaag.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de achterbank
en in het
bijzonder over het neerklappen van de
rugleuningen.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de voorbank met twee
zitplaatsen en in het bijzonder de ingeklapte
stand van de buitenste stoel.
► Monteer de beschermhoes door de
4 klikhaken in de 4 ankerpunten op de
scheidingswand te bevestigen.
►
T
rek de hoofdsteunstangen uit de
neergeklapte rugleuning(en) van de buitenste
passagierszitplaats(en) (afhankelijk van
de positie van de scheidingswand) tot er 2
inkepingen zichtbaar zijn.
►
Laad de voorwerpen.
Plaats geen zware voorwerpen op de
neergeklapte rugleuning van de 1e zitrij.
Plaats zware voorwerpen waar mogelijk op de
vloer.
De maximale belasting op elke neergeklapte
rugleuning van de 2e zitrij is 80
kg.
Het is normaal dat een deel van de
beschermhoes zichtbaar is wanneer de
scheidingswand achter de 1e zitrij is
aangebracht.
►
Steek dit deel van de beschermhoes in de
ruimte onder het dashboardkastje.
Page 60 of 260

58
Ergonomie en comfort
► Breng de riem(en) rondom de hoofdsteun(en)
aan (afhankelijk van de positie van de
scheidingswand).
►
Span de riem(en) met behulp van het
verstelbare gedeelte om de geladen voorwerpen
binnen de hoes te houden.
De beschermhoes kan na gebruik in
positie blijven.
Controleer regelmatig de staat van de
beschermhoes.
Neem bij sporen van slijtage of beschadiging
contact op met een PEUGEOT-dealer
om deze te laten vervangen door een
beschermhoes die aan de specificaties en
kwaliteitseisen van PEUGEOT voor uw auto
voldoet.
Verwarming en ventilatie
Adviezen
Gebruik van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
►
Let erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het interieur
het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de
verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de
luchtafvoeropening in de bagageruimte vrij
blijven.
►
Dek de zonnesensor op het
dashboard niet af; deze wordt gebruikt
voor het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
►
Zet de airconditioning minstens één of
twee keer per maand 5 tot 10 minuten aan
om het systeem in perfecte staat te houden.
►
Gebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT
-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakelde aanjager en het te lang
gebruiken van de luchtrecirculatie om te
voorkomen dat de ruiten beslaan of de
luchtkwaliteit vermindert.
Als de binnentemperatuur zeer hoog is wanneer de auto lang in de zon heeft
gestaan, is het raadzaam het
passagierscompartiment korte tijd te
ventileren.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in
het interieur goed ververst wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een normaal
verschijnsel.
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
►
Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Het is raadzaam om een gecombineerd
interieurfilter te gebruiken. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel is de
lucht die de inzittenden inademen schoner en
blijft het interieur schoner (vermindering van
allergische reacties, stank en vetaanslag).
►
Om een correcte werking van de
airconditioning te garanderen moet u deze
overeenkomstig de aanbevelingen in het
onderhouds- en garantieboekje laten
controleren.
Bevat gefluoreerde
R134A-broeikasgassen
Afhankelijk van de uitvoering en het
land waarin de auto is verkocht kan het
airconditioningssysteem gefluoreerde R134A-
broeikasgassen bevatten.
Stop & Start
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als
de motor draait.
Schakel tijdelijk het Stop & Start-systeem
uit om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het Stop &
Start-systeem.
Verwarming
Page 61 of 260

59
Ergonomie en comfort
3onderhouds- en garantieboekje laten
controleren.
Bevat gefluoreerde
R134A-broeikasgassen
Afhankelijk van de uitvoering en het
land waarin de auto is verkocht kan het
airconditioningssysteem gefluoreerde R134A-
broeikasgassen bevatten.
Stop & Start
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als
de motor draait.
Schakel tijdelijk het Stop & Start-systeem
uit om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het Stop &
Start-systeem.
Verwarming
Handbediende
airconditioning
De airconditioning werkt alleen als de motor
draait.
1. Temperatuur.
2. Luchtstroom.
3. Luchtverdeling.
4. Luchtrecirculatie in de auto.
5. Airconditioning aan/uit.
Luchtopbrengst
► Draai aan de rolknop 2 om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen.
Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de stand
minimaal staat (systeem uitgeschakeld),
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld. Er blijft door de rijwind echter nog
wel een kleine luchtstroom gehandhaafd.
Temperatuur
► Draai de rolknop 1 van "LO" (koel) naar "HI"
(warm) om de temperatuur naar behoefte in te
stellen.
Luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.
Centrale ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
Voetenruimte.
De luchtstroom kan worden verdeeld door
meerdere toetsen te combineren.
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, bij draaiende motor en mits de ruiten
zijn gesloten.
Dit systeem maakt het mogelijk om:
–
in de zomer de temperatuur in het interieur te
verlagen,
–
in de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan/uit
► Druk op toets 5 om de airconditioning in of uit
te schakelen.
Om bij ingeschakelde airconditioning sneller
koele lucht te verkrijgen, kunt u gedurende enige
tijd de recirculatiestand inschakelen door op de
toets 4 te drukken. Schakel daarna de toevoer
van buitenlucht weer in.
De airconditioning werkt niet als de
regeling voor de luchtopbrengst is
uitgeschakeld.
Page 62 of 260

60
Ergonomie en comfort
Als de airconditioning is uitgeschakeld, kunnen onaangename verschijnselen
optreden (vocht, beslagen ruiten).
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling
1. Temperatuur.
2. Luchtstroom.
3. Luchtverdeling.
4. Luchtrecirculatie in het interieur.
5. Airconditioning aan/uit.
6. Automatisch comfortprogramma.
7. Programma "Zicht".
8. Functie "Centrale regeling".
Automatisch
comfortprogramma
► Druk meerdere keren op de toets " AUT O" 6.
Het geactiveerde programma wordt zoals
hieronder beschreven weergegeven op het
display.
Voor een aangenaam comfort en een zo
laag mogelijk geluidsniveau, aangezien
de aanjagersnelheid beperkt wordt.
Voor het beste compromis tussen
thermisch comfort en een laag
geluidsniveau.
Voor een doeltreffende en dynamische
luchttoevoer.
Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
ventilatie geleidelijk op het optimale niveau
gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten en de
voetenruimten verdeeld.
Handbediening
Als u dat wenst, kunt u de automatische
bediening van het systeem handmatig
aanpassen. De overige functies blijven
automatisch geregeld.
Zodra u een instelling wijzigt, verdwijnt het
symbool "AUTO".
Het systeem uitschakelen
► Druk op de toets 2 "-" totdat het symbool van
de propeller is verdwenen.
Hiermee worden alle functies van de
gescheiden regeling van het automatische
airconditioningssysteem uitgeschakeld.
De temperatuur wordt niet meer geregeld. Door
de rijwind stroomt er nog wel wat lucht in de
auto.
►
Druk op de toets
2 "+" om het systeem weer
in te schakelen.
Temperatuur
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op een temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit.
►
Duw toets
1 omlaag om de waarde te
verlagen of omhoog om de waarde te verhogen.
Een waarde van rond de 21 zorgt voor
een optimaal comfort. Desgewenst kunt
u een andere waarde instellen; een waarde
tussen 18 en 24 is gebruikelijk.
Het is raadzaam het verschil tussen de
instellingen links en rechts niet meer dan 3 te
laten bedragen.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de
ingestelde waarde, heeft het geen zin om
voor een optimale temperatuur de ingestelde
waarde te wijzigen. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
Om het interieur maximaal te koelen of te
verwarmen is het mogelijk de minimale
waarde 14 of de maximale waarde 28 te
overschrijden.
► Duw toets 1 omlaag tot "LO" wordt
weergegeven of omhoog tot "HI" wordt
weergegeven.
Functie "Mono"
Het comfortniveau aan passagierszijde kan
worden aangepast aan het comfortniveau aan
bestuurderszijde (monozone).
► Druk op de toets (8) om de functie in/uit te
schakelen.
Het controlelampje in de toets brandt als de
functie is ingeschakeld.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
als een passagier de temperatuurregeling aan
passagierszijde bedient.
Programma "Zicht"
► Druk op toets 7 "Zicht" om de voorruit en de
zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatisch en regelt
de luchttemperatuur, de aanjagersnelheid en de
luchttoevoer; het stelt de luchtverdeling zodanig
in dat de voorruit en de zijruiten zo snel mogelijk
schoon worden.
► Druk op toets 8 "Mono" om het programma
uit te schakelen.
Of
Page 63 of 260

61
Ergonomie en comfort
3Om het interieur maximaal te koelen of te
verwarmen is het mogelijk de minimale
waarde 14 of de maximale waarde 28 te
overschrijden.
►
Duw toets
1 omlaag tot "LO" wordt
weergegeven of omhoog tot "HI" wordt
weergegeven.
Functie "Mono"
Het comfortniveau aan passagierszijde kan
worden aangepast aan het comfortniveau aan
bestuurderszijde (monozone).
►
Druk op de toets (
8) om de functie in/uit te
schakelen.
Het controlelampje in de toets brandt als de
functie is ingeschakeld.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
als een passagier de temperatuurregeling aan
passagierszijde bedient.
Programma "Zicht"
► Druk op toets 7 "Zicht" om de voorruit en de
zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatisch en regelt
de luchttemperatuur, de aanjagersnelheid en de
luchttoevoer; het stelt de luchtverdeling zodanig
in dat de voorruit en de zijruiten zo snel mogelijk
schoon worden.
►
Druk op toets
8 "Mono" om het programma
uit te schakelen.
Of
► Druk op toets 6 "AUTO" om terug te keren
naar het automatische comfortprogramma.
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, bij draaiende motor en mits de ruiten
zijn gesloten.
Dit systeem maakt het mogelijk om:
–
in de zomer de temperatuur in het interieur te
verlagen,
–
in de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan/uit
► Druk op toets 5 om de airconditioning in of uit
te schakelen.
Om bij ingeschakelde airconditioning sneller
koele lucht te verkrijgen, kunt u gedurende enige
tijd de recirculatiestand inschakelen door op de
toets 4 te drukken. Schakel daarna de toevoer
van buitenlucht weer in.
De airconditioning werkt niet als de
regeling voor de luchtopbrengst is
uitgeschakeld.
Als de airconditioning is uitgeschakeld, kunnen onaangename verschijnselen
optreden (vocht, beslagen ruiten).
Luchtverdeling
► Druk herhaaldelijk op de toets 3 om de
luchtstroom te verdelen naar:
–
de voorruit, de zijruiten en de voetenruimten,
–
de voetenruimten,
–
de middelste ventilatieroosters, de
zijventilatieroosters en de voetenruimten,
–
de voorruit, de zijruiten, de middelste
ventilatieroosters en de voetenruimten,
–
het middelste ventilatierooster en de
zijventilatieroosters,
–
de voorruit en de zijruiten (ontwasemen of
ontdooien).
Luchtopbrengst
► Druk op de toetsen 2 om de luchtopbrengst
te verhogen/verlagen.
Het symbool van de luchtopbrengst (propeller)
verschijnt. Het symbool wordt, afhankelijk van de
ingestelde waarde, geleidelijk voller of leger.
Luchtrecirculatie in het
interieur
De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan
van de voorruit en zijruiten.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank (bijvoorbeeld van
uitlaatgassen) af te sluiten.
Page 64 of 260

62
Ergonomie en comfort
Deze functie kan waar nodig ook tijdelijk
worden gebruikt om de lucht in het
interieur sneller te verwarmen of af te koelen.
►
Druk op toets
4 om de lucht in het interieur
te laten recirculeren of om de toevoer van
buitenlucht toe te staan.
Gebruik de luchtrecirculatiefunctie in de
auto niet te lang, omdat de ruiten kunnen
beslaan en de luchtkwaliteit afneemt.
Ontwasemen - ontdooien
voorruit
Deze opdruk op het bedieningspaneel
geeft aan in welke stand de knoppen
moeten staan om de voorruit en de zijruiten snel
te ontwasemen of te ontdooien.
Verwarming of
handbediende
airconditioning
► Zet de knoppen van de luchtstroom, de
temperatuur en de luchtverdeling in de juiste
stand.
► Airconditioning inschakelen: druk op
deze toets, het controlelampje in de toets
gaat branden.
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling
► Druk op deze toets om de voorruit en
de zijruiten snel te ontwasemen of te
ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatisch en
regelt de airconditioning, de luchtstroom en de
luchttoevoer; het stelt de luchtverdeling zodanig
in dat de voorruit en zijruiten zo snel mogelijk
schoon worden.
► Druk nogmaals op deze toets of
op AUTO om deze functie uit te
schakelen.
Het systeem start opnieuw met de waarden die
waren ingesteld voordat het werd uitgeschakeld.
Voorruit- en ruitensproeierverwarming
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de ruitenwissers
en in het bijzonder de voorruit- en
ruitensproeierverwarming.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de voorruitontwaseming
in werking is, de STOP-functie niet
beschikbaar is.
Voorruitverwarming
Afhankelijk van het verkoopland.
Bij koud weer verwarmt deze functie de voorruit.
In zone 1 ontdooit de verwarming de voorruit
en zorgt het ervoor dat de ruitenwisserbladen
sneller loskomen van de voorruit.
In zone 2 verbetert de verwarming het zicht
door ophoping van sneeuw te voorkomen als de
ruitenwissers in werking zijn.
Aan/uit
► Druk met draaiende motor op deze toets om
de functie in of uit te schakelen (bevestigd door
het desbetreffende lampje).
De werkingsduur is afhankelijk van de
buitentemperatuur.