Page 105 of 356

103
OPMERKING:
Het is uiterst belangrijk dat u de spanning
van alle banden van de auto maandelijks
controleert en de banden zo nodig op de
juiste spanning brengt.
Het bandenspanningscontrolesysteem
bestaat uit de volgende onderdelen:
Ontvangstmodule
Vier bandenspanningssensoren
Verschillende meldingen van het banden-
spanningscontrolesysteem, die
verschijnen op het display in de instru-
mentengroep
Waarschuwingslampje bandenspan-
ningscontrolesysteem
Waarschuwingen van het bandenspanningscontro-
lesysteem
Als de spanning van één of meer
banden te laag is, gaat het banden-
spanningslampje in de instrument-
groep branden en klinkt het
geluidssignaal. Verder verschijnt in de
instrumentengroep gedurende minimaal vijf
seconden de melding "Tire Low" (lage
bandenspanning) en wordt een afbeelding
van de bandenspanning(en) getoond, waarin de banden met een te lage spanning in een
andere kleur worden weergegeven.
Als dit gebeurt, dient u direct te stoppen en
de banden met te lage spanning (in een
afwijkende kleur in de afbeelding in de
instrumentengroep) op de spanning te
brengen die in de bandenspanningstabel
staat vermeld. Zodra het systeem de nieuwe
bandenspanningen heeft ontvangen, wordt
het systeem automatisch bijgewerkt, krijgen
de spanningswaarden in de afbeelding in de
instrumentengroep weer de oorspronkelijke
kleur en gaat het bandenspanningsverklik-
kerlampje uit. Het is mogelijk dat u eerst
ongeveer 10 minuten met een snelheid
hoger dan 24 km/u (15 mph) moet rijden,
voordat het bandenspanningscontrolesy-
steem deze informatie ontvangt.
OPMERKING:
Bij het vullen van warme banden, moet de
bandenspanning mogelijk worden verhoogd
met 35 kPa (5 psi) boven de aanbevolen
waarde die in de bandenspanningstabel
(koud) staat vermeld, zodat het waarschu-
wingslampje voor lage bandenspanning
wordt uitgeschakeld.
Waarschuwing onderhoud bandenspanningscon
-
trolesysteem
Als een fout in het systeem wordt ontdekt, knip-
pert het bandenspanningslampje gedurende 75
seconden en blijft het daarna branden. Bij een
systeemstoring wordt ook een geluidssignaal
weergegeven. Ook wordt in de instrumentengroep
ten minste vijf seconden lang de melding
"SERVICE TPM SYSTEM" (onderhoud banden-
spanningscontrolesysteem) weergegeven. Daarna
worden er streepjes (- -) getoond in plaats van
bandenspanningswaarden om aan te geven welke
sensor niet meer werkt.
Als het contact wordt uitgeschakeld en vervolgens
weer ingeschakeld, zal deze reeks worden
herhaald wanneer de systeemstoring zich nog
steeds voordoet. Als de storing in het systeem is
opgeheven, stopt het bandenspanningslampje
met knipperen, verdwijnt het bericht "SERVICE
TPM SYSTEM" (onderhoud bandenspanningscon-
trolesysteem) en verschijnt er een spanning-
waarde in plaats van de streepjes. Een
systeemstoring kan de volgende oorzaken hebben:
Storing door elektronische apparatuur of
als men langs installaties rijdt die
dezelfde radiofrequenties afgeven als de
bandenspanningssensoren.
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 103
Page 106 of 356

VEILIGHEID
104
Installatie van een bepaalde kleur ramen
die men later aanbrengt waardoor de radi-
ogolfsignalen worden beïnvloed.
Veel sneeuw of ijs aan de wielen of in de
wielkasten.
Het gebruik van sneeuwkettingen.
Het gebruik van wielen/banden die niet
zijn voorzien van bandenspanningssen-
soren.
Auto's met compact reservewiel of full-size
reservewiel met alternatieve afmetingen
1. Het compacte reservewiel of het full-size reservewiel met alternatieve afmetingen
is niet voorzien van een bandenspan-
ningssensor. Daarom wordt de banden-
spanning van het compacte reservewiel
niet door het bandenspanningscontrole-
systeem geregistreerd.
2. Als u het compacte reservewiel of het full-size reservewiel met alternatieve
afmetingen aanbrengt in plaats van een
band met een spanning onder de waar-
schuwingsgrens, blijft het bandenspan-
ningslampje branden en klinkt er een
geluidssignaal wanneer u het contact uit
en weer inschakelt. Daarnaast wordt de
bandenspanningswaarde in de afbeel- ding in de instrumentengroep met een
andere kleur aangegeven.
3. Nadat u maximaal 10 minuten met een snelheid van meer dan 24 km/u
(15 mph) hebt gereden, gaat het
bandenspanningslampje gedurende 75
seconden knipperen en vervolgens
continu branden. Verder verschijnt gedu-
rende vijf seconden in de instrumenten-
groep het bericht "Service tire pressure
system” (onderhoud bandenspan-
ningscontrolesysteem) en worden er
streepjes (- -) weergegeven in plaats van
de bandenspanning.
4. Telkens als daarna het voertuig wordt gestart, klinkt er een geluidssignaal,
knippert het bandenspanningslampje 75
seconden lang en blijft vervolgens
aanhoudend branden, terwijl in de
instrumentengroep gedurende vijf
seconden het bericht "SERVICE TPMS
SYSTEM" (onderhoud bandenspan-
ningscontrolesysteem) verschijnt en
vervolgens worden er streepjes (- -) weer-
gegeven in plaats van de de bandenspan-
ning.
5. Zodra de oorspronkelijke band is gerepa- reerd of vervangen en op de auto wordt gemonteerd in plaats van het compacte
reservewiel of het full-size reservewiel
met alternatieve afmetingen, wordt het
bandenspanningscontrolesysteem auto-
matisch bijgewerkt. Verder gaat het
bandenspanningslampje uit en geeft de
grafiek in de instrumentengroep de
nieuwe spanningswaarde weer in plaats
van de streepjes (- -), tenzij de spanning
in één van de vier wegbanden onder de
waarschuwingsgrens valt. Het is mogelijk
dat u eerst ongeveer 10 minuten met een
snelheid hoger dan 24 km/u (15 mph)
moet rijden, voordat het bandenspan-
ningscontrolesysteem deze informatie
ontvangt.
Bandenspanningscontrolesysteem uitschakelen -
indien aanwezig
Het bandenspanningscontrolesysteem kan
worden uitgeschakeld als alle vier de wielen
met banden worden vervangen door wielen
met banden die geen bandenspanningssen-
soren hebben, bijvoorbeeld wanneer winter-
banden op de auto worden gezet.
Om het bandenspanningscontrolesysteem
uit te schakelen, moeten alle vier de (origi-
nele) banden met wielen met bandenspan-
ningssensoren weer vervangen worden door
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 104
Page 107 of 356

105
banden zijn voorzien van bandenspannings-
sensoren. Rijd vervolgens gedurende
10 minuten met een snelheid van meer dan
24 km/u (15 mph). Het bandenspan-
ningscontrolesysteem geeft een geluidssig-
naal af, het bandenspanningslampje
knippert 75 seconden lang en blijft daarna
branden. In de instrumentengroep wordt de
melding "SERVICE TPM SYSTEM" (onder-
houd bandenspanningscontrolesysteem)
weergegeven en vervolgens worden er
streepjes (--) weergegeven in plaats van de
bandenspanningswaarden.
De eerstvolgende keer dat het contact wordt
ingeschakeld, zal het bandenspanningscon-
trolesysteem niet langer een geluidssignaal
weergeven en wordt de melding "SERVICE
TPM SYSTEM" (onderhoud bandenspan-
ningscontrolesysteem) niet langer getoond in
de instrumentengroep. De streepjes (--)
blijven echter de plaats innemen van de
spanningswaarden.Om het bandenspanningscontrolesysteem
weer in te schakelen, moeten alle vier de
banden met wielen weer vervangen worden
door banden die voorzien zijn van banden-
spanningssensoren. Rijd vervolgens maxi-
maal 10 minuten met een snelheid van meer
dan 24 km/u (15 mph). Het bandenspan-
ningscontrolesysteem geeft een geluidssig-
naal af, het bandenspanningslampje
knippert 75 seconden lang en gaat daarna
uit. In de instrumentengroep wordt de
melding "SERVICE TPM SYSTEM" (onder-
houd bandenspanningscontrolesysteem)
weergegeven en vervolgens worden de span-
ningwaarden in plaats van de streepjes weer-
gegeven. Als het voertuig opnieuw wordt
gestart zal de melding "SERVICE TPM
SYSTEM" (onderhoud bandenspanningscon-
trolesysteem) niet meer verschijnen zolang
zich geen systeemstoring voordoet.VEILIGHEIDSSYSTEMEN
VOOR INZITTENDEN
Een zeer belangrijke veiligheidsvoorziening
in uw auto zijn de veiligheidssystemen voor
inzittenden:
Beveiligingssystemen voor inzittenden
Veiligheidsgordelsystemen
Airbagsystemen
Kinderzitjes
Sommige van de in dit hoofdstuk beschreven
veiligheidsvoorzieningen behoren voor
bepaalde modellen mogelijk tot de stan-
daarduitrusting en zijn optioneel voor andere
modellen. Vraag het bij twijfel aan een
erkende dealer.
Belangrijke veiligheidsmaatregelen
Lees de informatie in dit hoofdstuk
aandachtig door. Hierin wordt uitgelegd hoe
u het beveiligingssysteem voor inzittenden
op de juiste wijze gebruikt om uw passagiers
en uzelf optimaal te beschermen.
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 105
Page 108 of 356

VEILIGHEID
106
(Vervolgd)
Hier volgen enkele eenvoudige adviezen om
het risico op letsel door een geactiveerde
airbag te verminderen:
1. Kinderen van 12 jaar en jonger moetenaltijd goed vastgegespt op de achterbank
van een voertuig met een achterbank
worden vervoerd.
Waarschuwingslabel op zonneklep voorpassagier
2. Een kind dat niet groot genoeg is om de veiligheidsgordel op de juiste wijze te
dragen (Raadpleeg de paragraaf "Kinder-
zitjes" in dit hoofdstuk voor meer infor-
matie), moet worden vastgezet in een geschikt kinderzitje of op een zitverhoger
met gordelbevestiging op de achterbank.
3. Wanneer een kind van 2 tot 12 jaar (niet in een tegen de rijrichting geplaatst
kinderzitje) op de passagiersstoel moet
worden vervoerd, schuif dan de stoel zo
ver mogelijk naar achteren en gebruik het
geschikte type kinderzitje. Raadpleeg de
paragraaf "Kinderzitjes" in dit hoofdstuk
voor meer informatie.
4. Sta nooit toe dat kinderen de schouder- gordel onder de arm door dragen of
achter de rug langs laten lopen.
5. Lees de instructies bij het kinderzitje, om er zeker van te zijn dat u het zitje op de
juiste manier gebruikt.
6. Alle inzittenden moeten te allen tijde hun driepuntsveiligheidsgordel op de juiste
wijze dragen.
7. Schuif de stoelen van bestuurder en voor- passagier zo ver naar achteren als prak-
tisch mogelijk is, zodat de frontairbags
ruimte hebben om te kunnen worden
opgeblazen. 8. Leun niet tegen het portier of het raam.
Als de auto is uitgerust met zijairbags,
worden die tijdens een aanrijding
krachtig opgeblazen in de ruimte tussen
de inzittenden en het portier waardoor de
inzittenden letsel kunnen oplopen.
9. Indien het airbagsysteem in dit voertuig aangepast moet worden aan een persoon
met lichamelijke beperkingen, raad-
pleegt u het hoofdstuk "Klantenservice"
voor contactinformatie van de klanten-
service.
WAARSCHUWING!
Plaats nooit een kinderzitje tegen de
rijrichting in op een stoel die is beveiligd
door een actieve frontairbag! Dit kan
leiden tot ernstig letsel of de dood van
het kind.
Installeer nooit een naar achteren
gericht kinderzitje op de voorstoel van
een auto. Gebruik alleen een naar
achteren gericht kinderzitje op de
achterbank. Als de auto niet is uitgerust
met een achterbank, transporteer dan
geen naar achteren gericht kinderzitje in
die auto.
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 106
Page 109 of 356

107
Veiligheidsgordelsystemen
Draag altijd de veiligheidsgordels, ook
tijdens korte ritten, ook al bent u een ervaren
bestuurder. Een andere bestuurder kan
fouten maken en een aanrijding veroorzaken
waarbij u betrokken raakt. Dit kan ver van
huis gebeuren, maar ook in uw eigen straat.
Onderzoek heeft aangetoond dat veiligheids-
gordels levens redden en bij ongevallen de
ernst van het letsel kunnen verminderen.
Zeer ernstig letsel komt voor als personen uit
de auto worden geslingerd. Veiligheidsgor-
dels voorkomen dit en verminderen de kans
op letsel door aanraking met de binnenkant
van de auto. Iedere inzittende van een motor-
voertuig hoort te allen tijde een veiligheids-
gordel te dragen.
Geavanceerd
autogordelwaarschuwingssysteem
(BeltAlert)
BeltAlert voor en achter (indien aanwezig)
BeltAlert voorstoel
BeltAlert is een voorziening die de
bestuurder en voorpassagier eraan herinnert
de veiligheidsgordel om te doen. De functie
BeltAlert is actief wanneer de contactscha-
kelaar in de stand START of ON/RUN staat.
Eerste indicatie
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder
nog niet is vastgegespt wanneer de contact-
schakelaar in de stand START of ON/RUN
wordt gezet, klinkt er gedurende enkele
seconden een geluidssignaal met tussen-
pozen. Als de veiligheidsgordel van de
bestuurder of voorpassagier nog niet is vast-
gegespt wanneer de contactschakelaar in de
stand START of ON/RUN wordt gezet, gaat
het rode waarschuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels branden totdat de gordels zijn
vastgegespt. Het desbetreffende groene
waarschuwingslampje voor de veiligheidsgor-
dels gaat branden wanneer de gordel is vast-
gegespt. Nadat de bestuurder en
voorpassagier hun veiligheidsgordel hebben vastgegespt, gaan alle waarschuwings-
lampjes voor de veiligheidsgordels uit. BeltA-
lert voor de voorstoel aan passagierszijde is
niet actief wanneer er niemand in de stoel
zit.
Waarschuwingenreeks van BeltAlert
De waarschuwingenreeks van BeltAlert wordt
geactiveerd wanneer het voertuig een
bepaalde voertuigsnelheid overschrijdt en de
veiligheidsgordel van de bestuurder of voor-
passagier niet is vastgegespt (BeltAlert voor
de voorstoel aan passagierszijde is niet actief
wanneer er niemand in de stoel zit). De waar-
schuwingenreeks van BeltAlert begint met
het desbetreffende knipperende waarschu-
wingslampje voor de veiligheidsgordels en
een geluidssignaal met tussenpozen. Nadat
de waarschuwingenreeks van BeltAlert is
voltooid, het blijft het rode waarschuwings-
lampje voor de veiligheidsgordels branden
totdat de veiligheidsgordels van de
bestuurder en voorpassagier zijn vastge-
gespt. De waarschuwingenreeks van BeltA-
lert kan afhankelijk van de voertuigsnelheid
worden herhaald totdat de veiligheidsgordels
van de bestuurder en voorpassagier zijn vast-
gegespt. De bestuurder behoort alle inzit-
tenden erop te wijzen hun veiligheidsgordels
vast te gespen.
Als de frontairbag aan de passagierszijde
wordt opgeblazen, kan een kind van 12
of jonger, maar ook een kind in een
kinderzitje tegen de rijrichting in, ernstig
of zelfs dodelijk letsel oplopen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 107
Page 110 of 356

VEILIGHEID
108(Vervolgd)
Statusverandering
Als de bestuurder of voorpassagier zijn veilig-
heidsgordel losmaakt terwijl het voertuig
rijdt, begint de waarschuwingenreeks van
BeltAlert totdat de veiligheidsgordels weer
zijn vastgegespt.
BeltAlert voor de voorstoel aan passagiers-
zijde is niet actief wanneer er niemand in de
stoel zit. BeltAlert kan worden geactiveerd
wanneer zich op de voorstoel aan passagiers-
zijde een dier of voorwerp bevindt of wanneer
de stoel is neergeklapt (indien deze voorzie-
ning aanwezig is). Het wordt aanbevolen
huisdieren aangelijnd, of in een met de
veiligheidsgordels bevestigde reismand, op
de achterbank (indien aanwezig) te vervoeren
en bagage goed op te bergen.
BeltAlert voor achterbank
BeltAlert voor de achterbank toont de
bestuurder of de veiligheidsgordels op de
achterbank zijn vastgegespt of losgemaakt.
Een waarschuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels brandt voor iedere achterbank-
positie wanneer de contactschakelaar in de
stand START of ON/RUN staat. Als een
veiligheidsgordel is vastgegespt, gaat het
groene waarschuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels voor de desbetreffendezitplaats continu branden. Als een veilig-
heidsgordel wordt losgemaakt, gaat het rode
waarschuwingslampje voor de veiligheidsgor-
dels branden. Als een passagier op de
achterbank een veiligheidsgordel losmaakt
die is omgedaan aan het begin van de rit,
klinkt er een geluidssignaal en verandert het
waarschuwingslampje voor de veiligheidsgor-
dels van continu groen in knipperend rood.
Dit waarschuwt de bestuurder om het voer-
tuig te doen stoppen, totdat de passagier op
de achterbank de veiligheidsgordel weer
omdoet. Nadat de bestuurder en voorpassa-
gier hun veiligheidsgordel hebben vastge-
gespt, gaan alle waarschuwingslampjes voor
de veiligheidsgordels uit.
BeltAlert kan door een erkende dealer
worden in- en uitgeschakeld. FCA raadt het
uitschakelen van BeltAlert af.
OPMERKING:
Als BeltAlert is uitgeschakeld, gaat het waar-
schuwingslampje voor de veiligheidsgordels
branden en blijft het branden totdat de
veiligheidsgordels van de bestuurder en voor-
passagier zijn vastgegespt.
Driepuntsgordels
Alle zitplaatsen in uw auto zijn uitgerust met
driepuntsgordels.Het oprolmechanisme blokkeert alleen bij
noodstops of aanrijdingen. Daardoor kan het
schouderdeel van de veiligheidsgordel onder
normale omstandigheden vrij bewegen. Bij
een aanrijding wordt de veiligheidsgordel
echter geblokkeerd om het risico te beperken
dat u in aanraking komt met de binnenzijde
van de auto of uit de auto wordt geslingerd.
WAARSCHUWING!
Als u alleen op de airbags vertrouwt, kan
dit bij een aanrijding leiden tot ernstig
letsel. De airbags werken in combinatie
met uw veiligheidsgordel om u op de
juiste wijze te beschermen. Bij sommige
aanrijdingen worden de airbags niet
opgeblazen. Draag uw veiligheidsgordel
altijd, ook als uw auto is uitgerust met
airbags.
Bij een aanrijding bestaat het risico dat
u en uw passagiers aanmerkelijk
ernstiger letsel oplopen wanneer de
veiligheidsgordels niet op de juiste wijze
worden gedragen. U kunt in aanraking
komen met de binnenkant van uw auto of
met andere passagiers of uit de auto
worden geslingerd. Zorg altijd dat u en
uw passagiers in de auto de veiligheids-
gordels op de juiste wijze dragen.
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 108
Page 111 of 356

109
(Vervolgd)
(Vervolgd)
(Vervolgd)
Het is gevaarlijk om tijdens het rijden
personen te vervoeren in de laadruimte.
Bij een ongeval lopen personen in deze
ruimte een groter risico op ernstig of
dodelijk letsel.
Vervoer geen personen in een ruimte van
de auto die niet is voorzien van stoelen
en veiligheidsgordels.
Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel
zit en op de juiste wijze de veiligheids-
gordel draagt. Inzittenden, inclusief de
bestuurder, moeten altijd hun veilig-
heidsgordel dragen of er nu een airbag
bij hun zitpositie aanwezig is of niet, om
het risico op ernstig of dodelijk letsel in
geval van een botsing te minimaliseren.
Als u uw veiligheidsgordel niet correct
draagt, kan dit leiden tot veel zwaarder
letsel bij aanrijdingen. U kunt inwendig
letsel oplopen of zelfs onder de veilig-
heidsgordel door glijden. Volg deze
instructies om uw veiligheidsgordel
veilig te dragen en uw passagiers te
beschermen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Een veiligheidsgordel mag nooit door
twee personen tegelijk worden gebruikt.
De twee personen kunnen dan tijdens
een aanrijding met een klap tegen elkaar
komen en elkaar zo ernstig verwonden.
Gebruik nooit een driepuntsgordel of een
heupgordel voor meer dan één persoon,
ongeacht de lengte van de personen.
WAARSCHUWING!
Een heupgordel die te hoog wordt
gedragen, kan het risico van letsel bij
een aanrijding vergroten. De krachten op
de gordel worden dan niet opgevangen
via de sterke heupbeenderen en het
bekken, maar via de buik. Draag het
heupdeel van de gordel altijd zo laag
mogelijk en zorg dat de gordel strak zit.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Een verdraaide gordel biedt mogelijk
onvoldoende bescherming. Bij een
aanrijding kan de gordel dan zelfs snij-
wonden veroorzaken. Zorg ervoor dat de
veiligheidsgordel plat tegen het lichaam
aan ligt, zonder verdraaiing. Als u een
van de gordels in uw auto niet meer recht
krijgt, ga dan onmiddellijk naar een
erkende dealer om het defect te laten
verhelpen.
Een veiligheidsgordel waarvan de gesp in
de verkeerde sluiting is bevestigd, biedt
onvoldoende bescherming. Het heupge-
deelte valt dan mogelijk te hoog over uw
lichaam, waardoor inwendig letsel kan
worden veroorzaakt. Gesp uw gordel
altijd vast in de gespsluiting direct naast
u.
Een te losse veiligheidsgordel biedt
onvoldoende bescherming. Tijdens een
noodstop kunt u te ver naar voren
bewegen, waardoor er een grotere kans is
op letsel. Zorg dat de gordel nauw
aansluit.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 109
Page 112 of 356

VEILIGHEID
110
(Vervolgd)
Gebruiksinstructies voor driepuntsgordels
1. Stap in de auto en sluit het portier. Gategen de leuning zitten en stel de stoel
in.
2. De gesp van de veiligheidsgordel bevindt zich boven de rugleuning van de voor-
stoel en naast uw arm op de achterbank
(bij voertuigen die zijn uitgerust met een
achterbank). Pak de gordelgesp en trek
de autogordel uit. Schuif de gesp zo ver
als nodig is over de gordelband, zodat de
gordel over uw heupen valt. De gesp van de veiligheidsgordel uittrekken
3. Wanneer de gordel lang genoeg is, plaatst u de gesp in de gespsluiting tot u
een 'klik' hoort.
Gesp van de veiligheidsgordel in de gespsluiting steken
Het is gevaarlijk een veiligheidsgordel
onder de arm door te dragen. Uw
lichaam kan bij een aanrijding dan hard
in aanraking komen met de binnenzijde
van de auto, waardoor het risico van
hoofd- en nekletsel toeneemt. Als de
gordel onder de arm wordt gedragen, kan
inwendig letsel ontstaan. De ribben zijn
niet zo sterk als de schouderbotten.
Draag de gordel altijd over uw schouder,
zodat de sterkste botten van uw lichaam
de klap opvangen bij een aanrijding.
Een schoudergordel die achter uw rug is
geplaatst, biedt geen enkele bescher-
ming bij een aanrijding. Als u de schou-
dergordel niet draagt, is bij een
aanrijding de kans op hoofdletsel groter.
Het heup- en schoudergedeelte van de
gordel behoren samen te worden
gebruikt.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Een gerafelde of ingescheurde gordel
kan bij een aanrijding doormidden
scheuren, waardoor u niet langer
beschermd bent. Controleer de autogor-
dels regelmatig op scheuren, rafels en
losse delen. Laat beschadigde onder-
delen onmiddellijk vervangen. Demon-
teer of wijzig de veiligheidsgordels niet.
De gordelsystemen moeten na een
aanrijding worden vervangen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
1 — Gesp van de veiligheidsgordel
2 — Gesp van de veiligheidsgordel
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 110