Page 97 of 344

95
3 m (10 ft) achter de auto. Het systeem
bewaakt de detectiezones aan beide zijden
van de auto vanaf het moment dat een snel-
heid van ongeveer 10 km/u (6 mph) of hoger
is bereikt en waarschuwt de bestuurder voor
voertuigen in deze zones.
OPMERKING:
De dodehoekbewaking waarschuwt de
bestuurder NIET voor snel naderende voer -
tuigen die zich buiten de detectiezones
bevinden.
De detectiezone van de dodehoekbewa-
king VERANDERT NIET wanneer een
aanhanger aan uw auto is gekoppeld. Als
aan uw auto een aanhanger is gekoppeld,
moet u zelf kijken of de rijbaan naast u vrij
is voor zowel uw auto als de aanhanger,
voordat u van rijbaan wisselt. Wanneer de
aanhanger of een ander object (bijvoor -
beeld een fiets) uitsteekt aan de zijkant
van uw auto, is het mogelijk dat het waar -
schuwingslampje van de dodehoekbewa-
king blijft branden zolang naar een
vooruitversnelling is geschakeld.
De waarschuwingslampjes van het
systeem voor dodehoekbewaking (BSM) in
de buitenspiegel kunnen uitvallen (knip -
peren) wanneer een motorfiets of een klein voorwerp gedurende een langere periode
(langer dan enkele seconden) zich aan de
zijkant van het voertuig bevindt.
Voor een correcte werking van de dodehoek -
bewaking moet het gebied van de achter -
lichten waar zich de radarsensoren bevinden,
vrij zijn van sneeuw, ijs en vuil. De achter -
lichten waar zich de radarsensoren bevinden,
mogen niet worden geblokkeerd door
vreemde voorwerpen (bumperstickers, fiet -
sendrager, enz.)
De dodehoekbewaking waarschuwt de
bestuurder voor objecten binnen de detectie -
zones door het oplichten van een waarschu -
wingslampje in de buitenspiegels, een
geluidssignaal en verlagen van het volume
van de radio. Raadpleeg de paragraaf
"Bedrijfsmodi" in dit hoofdstuk voor meer
informatie.
De dodehoekbewaking controleert de detec -
tiezone tijdens het rijden vanuit drie
verschillende punten (zijkant, achter- en
voorzijde) om te beoordelen of een waarschu -
wing noodzakelijk is. De dodehoekbewaking
zal een waarschuwing geven wanneer voer -
tuigen vanuit de volgende richtingen in de
zone komen. In de zone komen vanaf de zijkant
Voertuigen op de naastgelegen rijbanen links
of rechts van uw auto.
In de zone komen vanaf de achterzijde
Achteropkomende voertuigen aan beide
zijden van uw auto die de detectiezone
binnenkomen met een relatieve snelheid
lager dan 48 km/u (30 mph).
Inhalend verkeer
Als u een andere auto langzaam inhaalt met
een relatieve snelheid lager dan 24 km/u
(15 mph) en deze auto blijft gedurende
ongeveer 1,5 seconde in de dode hoek, dan
gaat het waarschuwingslampje branden.
Wanneer het verschil in snelheid tussen de
twee auto's groter is dan 24 km/u (15 mph),
dan gaat het waarschuwingslampje niet
branden.
De dodehoekbewaking is zodanig ontworpen,
dat geen waarschuwing wordt gegeven voor
stilstaande objecten, zoals vangrails, palen,
muren, bomen en planten, etc. Het is echter
mogelijk dat het systeem af en toe toch zal
waarschuwen voor dergelijke objecten. Dit is
normaal en betekent niet dat er iets aan uw
auto mankeert.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 95
Page 98 of 344

VEILIGHEID
96
De dodehoekbewaking waarschuwt niet voor
objecten die zich in tegengestelde rijrichting
verplaatsen op de naastgelegen rijbanen.
Rear Cross Path (RCP)
De voorziening Rear Cross Path (RCP) is
bedoeld als hulpmiddel voor de bestuurder
bij het achteruit wegrijden uit parkeer-
plaatsen, waarbij het zicht op naderende
voertuigen mogelijk wordt belemmerd. Rijd
langzaam en voorzichtig uit de parkeerplaats
totdat de achterzijde van de auto is vrijge -
komen. Het RCP-systeem heeft nu naar links
en rechts vrij zicht op passerende voertuigen en zal de bestuurder waarschuwen wanneer
een voertuig nadert.
RCP bewaakt de detectiezones achter aan
beide zijden van de auto op objecten die zich
met een minimale snelheid van ongeveer
3 mph (5 km/u) naar de auto toe bewegen,
tot objecten die zich met een maximale snel
-
heid van ongeveer 20 mph (32 km/u)
verplaatsen, zoals bijvoorbeeld op parkeer -
plaatsen.
OPMERKING:
Op parkeerplaatsen kunnen naderende voer -
tuigen aan het zicht worden onttrokken door
links en rechts geparkeerde voertuigen. Als
de sensoren worden geblokkeerd door andere
objecten of voertuigen, zal het systeem niet
in staat zijn de bestuurder te waarschuwen.
Wanneer het RCP-systeem actief is en naar
de achteruitversnelling is geschakeld, wordt
de bestuurder gewaarschuwd door zowel
visuele als geluidssignalen, terwijl ook het
volume van de radio wordt verlaagd.
Bedrijfsmodi
In het Uconnect systeem kunnen drie
bedrijfsmodi worden geselecteerd. Raad -
pleeg de paragraaf "Instellingen van Ucon -
nect" in het hoofdstuk "Multimedia" in het
instructieboekje voor meer informatie.
Dodehoekwaarschuwing, alleen lampjes
Als de modus Dodehoekwaarschuwing actief
is, geeft de dodehoekbewaking een visuele
waarschuwing in de desbetreffende buiten -
spiegel wanneer een object wordt gedetec -
WAARSCHUWING!
Het systeem voor dodehoekbewaking dient
slechts als hulpmiddel voor het detecteren
van objecten die zich in de dode hoeken
bevinden. De dodehoekbewaking is niet
bedoeld voor het detecteren van
voetgangers, fietsers of dieren. Ook
wanneer uw voertuig is uitgerust met
dodehoekbewaking, moet u altijd uw
spiegels gebruiken, over uw schouder
kijken en de richtingaanwijzer inschakelen
voordat u van rijbaan wisselt. Anders
bestaat er een risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel.
WAARSCHUWING!
De Rear Cross Path detectie (RCP) dient
niet als achteruitrijhulp. Het systeem is
uitsluitend bedoeld als hulpmiddel voor de
bestuurder bij het detecteren van
naderende voertuigen in parkeersituaties.
Ga altijd voorzichtig te werk tijdens het
achteruitrijden, ook als u RCP gebruikt.
Controleer het gebied achter de auto altijd
zorgvuldig, kijk naar achteren en wees
bedacht op voetgangers, dieren, andere
voertuigen, obstakels en dode hoeken,
voordat u achteruitrijdt. Anders bestaat er
een risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 96
Page 99 of 344

97
teerd. Wanneer het systeem echter in de
modus Rear Cross Path (RCP) werkt, zal
zowel een visuele als geluidswaarschuwing
worden gegeven wanneer een object wordt
gedetecteerd. Wanneer een geluidssignaal
moet worden gegeven, wordt de radio
gedempt.
Dodehoekwaarschuwing, lampjes/geluidssig-
naal
Wanneer de modus Dodehoekwaarschuwing,
lampjes/geluidssignaal actief is, geeft de
dodehoekbewaking een visuele waarschu -
wing in de desbetreffende buitenspiegel
wanneer een object wordt gedetecteerd. Als
vervolgens de richtingaanwijzer wordt inge -
schakeld aan de zijde van de auto waarvoor
een waarschuwing geldt, zal ook een geluids -
signaal klinken. Wanneer de richtingaan -
wijzer is ingeschakeld en tegelijkertijd aan
dezelfde zijde van de auto een object wordt
gedetecteerd, wordt zowel de visuele waar -
schuwing als geluidssignaal (weer)gegeven.
Tegelijkertijd met de weergave van het
geluidssignaal wordt het geluid van de radio
(indien ingeschakeld) gedempt. OPMERKING:
Bij een geluidssignaal van de dodehoekbe
-
waking wordt het geluid van de radio
gedempt.
Wanneer het systeem echter in RCP-modus
werkt, zal zowel een visuele als geluidswaar -
schuwing worden gegeven wanneer een
object wordt gedetecteerd. Wanneer een
geluidssignaal moet worden gegeven, wordt
ook de radio gedempt. Signaalstatus rich -
tingaanwijzers/waarschuwingsknipperlicht
wordt genegeerd; de RCP-status vereist altijd
het geluidssignaal.
Dodehoekwaarschuwing uit
Als de dodehoekbewaking is uitgeschakeld,
worden er geen visuele of geluidssignalen
weergegeven door het dodehoekbewakings-
of RCP-systeem.
OPMERKING:
De dodehoekbewaking slaat de huidige
bedrijfsmodus op wanneer de contactscha -
kelaar wordt uitgezet. Tijdens het starten van
de auto wordt de laatst opgeslagen modus
opgeroepen en geactiveerd.Forward Collision Warning (FCW) met
risicobeperking — indien aanwezig
Het systeem Forward Collision Warning
(FCW) met risicobeperking geeft de
bestuurder hoorbare signalen en visuele
waarschuwingen (op het display in de instru -
mentengroep), en kan een remschok
toepassen om de bestuurder te waarschuwen
wanneer het een mogelijke frontale botsing
detecteert. De waarschuwingen en beperkte
remwerking zijn bedoeld om de bestuurder
voldoende tijd te geven om te reageren, een
mogelijke botsing te voorkomen of te
beperken.
OPMERKING:
FCW bewaakt de informatie vanaf de naar
voren gerichte sensoren en vanaf de elektro -
nische remregeling (EBC), om de waarschijn -
lijkheid te berekenen dat er zich een frontale
botsing voordoet. Wanneer het systeem
constateert dat een frontale botsing waar -
schijnlijk is, zal de bestuurder geluidssig -
nalen en visuele waarschuwingen ontvangen,
en kan het systeem een remschok als waar -
schuwing toepassen.
Als de bestuurder geen actie onderneemt op
basis van deze progressieve waarschu -
wingen, zal het systeem in beperkte mate
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 97
Page 100 of 344

VEILIGHEID
98
actief remmen om te helpen het voertuig af
te remmen en een mogelijke frontale botsing
te beperken. Als de bestuurder reageert op
de waarschuwingen door te remmen en het
systeem vaststelt dat de bestuurder probeert
om de botsing te voorkomen door te remmen,
maar niet voldoende remkracht heeft uitge-
oefend, zal het systeem compenseren en
extra remkracht leveren voor zover dat nodig
is.
Als een voorval van Forward Collision
Warning met risicobeperking begint bij een
snelheid van minder dan 52 km/u (32 mph),
remt het systeem mogelijk maximaal om de
gevolgen van een mogelijke frontale botsing
te beperken. Als de Forward Collision
Warning met beperking de auto volledig
stopt, zorgt het systeem dat de auto gedu -
rende twee seconden stil blijft staan en de
remmen worden gelost.
Wanneer het systeem bepaalt dat een aanrij -
ding met het voertuig vóór u niet langer waar -
schijnlijk is, worden de waarschuwingen
uitgeschakeld. OPMERKING:
De minimumsnelheid voor de activering
van de FCW is 5 km/u (3 mph).
De FCW-waarschuwingen kunnen worden
geactiveerd door andere objecten dan
voertuigen, zoals vangrails of wegwijzers,
op basis van de voorspelde route. Dit is
zoals verwacht en een normaal aspect van
de activering en functionaliteit van de
FCW.
Het is gevaarlijk om het FCW-systeem uit
te proberen. Om dergelijke misbruik van
het systeem te voorkomen wordt na vier
actieve remingrepen na inschakelen van
het contact, het actieve remgedeelte van
FCW uitgeschakeld totdat het contact
wordt uit- en weer ingeschakeld.
De FCW-systeem is uitsluitend bedoeld
voor gebruik op de weg. Bij terreinrijden
moet het FCW-systeem worden uitgescha-
keld om onnodige waarschuwingen voor de
omgeving te voorkomen.
Status en gevoeligheid van FCW
De gevoeligheid van FCW en de status van
actief remmen zijn programmeerbaar via het
Uconnect systeem. Raadpleeg de paragraaf
"Instellingen van Uconnect" in het hoofdstuk
"Multimedia" in het instructieboekje voor
meer informatie.
De standaardinstelling voor de gevoeligheid
van FCW is "Medium" (gemiddeld) en de
standaard systeemstatus is "Warning &
Braking" (waarschuwing en remmen). Hier
-
door kan het systeem de bestuurder met
hoorbare/zichtbare signalen waarschuwen
voor een mogelijke aanrijding met het voer -
tuig vóór hem/haar, en autonoom remmen.
WAARSCHUWING!
Forward Collision Warning (FCW) is niet
bedoeld om zelfstandig een aanrijding te
voorkomen en kan ook niet elke soort
mogelijke aanrijding herkennen. De
bestuurder blijft verantwoordelijk voor de
besturing van de auto en het voorkomen
van een aanrijding. Als u deze
waarschuwing niet opvolgt, kan dit ernstig
en zelfs dodelijk letsel tot gevolg hebben.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 98
Page 101 of 344

99
Als de FCW-status wordt gewijzigd in "Far"
(veraf), kan het systeem de bestuurder met
hoorbare/zichtbare signalen waarschuwen
voor een mogelijke aanrijding met het voer-
tuig vóór hem/haar wanneer de afstand tot
dit voertuig groter is dan bij de instelling
"Medium" (normaal). Dit geeft de langste
reactietijd om een mogelijke botsing te voor -
komen.
Als de FCW-status wordt gewijzigd in "Near"
(dichtbij), kan het systeem de bestuurder
waarschuwen voor een mogelijke aanrijding
met het voertuig vóór hem/haar wanneer de
afstand tot dit voertuig veel kleiner is. Met
deze instelling heeft u minder reactietijd dan
bij de instellingen "Far" (veraf) en "Medium"
(normaal). Hierdoor is een meer dynamische
rijervaring mogelijk.
OPMERKING:
Door de FCW-status te veranderen naar
"Only Warning" (alleen waarschuwing)
voorkomt u dat het systeem beperkt actief
remt of extra remondersteuning biedt als
de bestuurder niet voldoende hard remt in
het geval van een potentiële frontale
botsing, maar blijven de geluidssignalen
en visuele waarschuwingen actief.
Door de FCW-status te veranderen in "Off"
(uit) voorkomt u dat het systeem auto-
noom remt of extra remondersteuning
biedt als de bestuurder niet voldoende
hard remt in het geval van een potentiële
frontale botsing.
Het systeem onthoudt NIET de instelling
die het laatst door de bestuurder is
gekozen nadat het contact werd uitgescha-
keld. Wanneer het voertuig opnieuw wordt
gestart, wordt de gevoeligheid weer inge-
steld op "Medium" (gemiddeld) en de
systeemstatus op "Warning & Braking"
(waarschuwing en remmen).
FCW reageert mogelijk niet op irrelevante
objecten, zoals objecten hoog boven de
weg, weerkaatsingen van de bodem,
objecten welke zich niet in de rijweg van
de auto bevinden, stilstaande objecten op
grote afstand, tegemoetkomend verkeer,
of voorliggers met een dezelfde of een
hogere snelheid.
Net als bij ACC, wordt met de schermen
aangegeven dat FCW is uitgeschakeld.
Waarschuwing FCW beperkt
Als in de instrumentengroep de melding
"ACC/FCW Limited Functionality" (ACC/FCW beperkte functionaliteit) of "ACC/FCW
Limited Functionality Clean Front
Windshield" (ACC/FCW beperkte functionali
-
teit Voorruit reinigen) wordt weergegeven,
kan er sprake zijn van een situatie waarin de
werking van FCW wordt beperkt. Hoewel nog
steeds met het voertuig kan worden gereden
onder normale omstandigheden, is actief
remmen mogelijk niet volledig beschikbaar.
Zodra de situatie die de prestaties van het
systeem beperkte niet meer aanwezig is,
herwint het systeem zijn volledige werking.
Als het probleem aanhoudt, breng dan een
bezoek aan een erkende dealer.
Waarschuwing onderhoud FCW
Als het systeem wordt uitgeschakeld en op
de instrumentengroep wordt weergegeven:
ACC/FCW Unavailable Service Required
(ACC/FCW niet beschikbaar, onderhoud
noodzakelijk)
Cruise/FCW Unavailable Service Required
(cruisecontrol/FCW niet beschikbaar,
onderhoud noodzakelijk)
Dit geeft aan dat er een interne systeemsto -
ring is. Hoewel u nog steeds met de auto
kunt rijden, dient u het systeem te laten
controleren door een erkende dealer.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 99
Page 102 of 344

VEILIGHEID
100
Beschermhoes botswaarschuwingssensor
(FCW-sensor)
Uw auto is uitgerust met een beschermhoes
die wordt gebruikt wanneer de voorruit is
neergeklapt om de FCW-sensor te
beschermen. Volg de onderstaande instruc-
ties om de hoes aan te brengen.
1. Bevestig het bovenste deel van de hoes, zodat die scharniert aan de bovenkant.
2. Zwenk de hoes omlaag en druk erop zodat de hoes de opening bedekt.
3. Controleer of de hoes stevig vastzit.
OPMERKING:
Zorg ervoor dat u de hoes verwijdert voordat
u de voorruit terug in de normale stand zet.
Bewaar de hoes in de laadruimte.
Reinigingsinstructies
Bij het rijden met de voorruit omlaag, kan
stof/vuil in de hoes komen en de cameralens
blokkeren. Gebruik een microvezeldoek om
de cameralens, module, en de binnenkant
van de hoes te reinigen en let er daarbij op
dat u de module niet beschadigt of bekrast.
Bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS)
Het bandenspanningscontrolesysteem waar -
schuwt de bestuurder voor te lage banden -
spanning op basis van de op de sticker
vermelde bandenspanning.
OPMERKING:
Het waarschuwingslampje op het instru -
mentenpaneel blijft branden totdat de
band is opgepompt tot de vermelde
bandenspanning.
Het systeem waarschuwt alleen dat de
bandenspanning laag is: het kan ze niet
oppompen.
De bandenspanning varieert met de tempera -
tuur met ongeveer 1 psi (7 kPa) voor elke
6,5°C (12°F). Dat betekent dat de banden -
spanning afneemt wanneer de buitentempe -
ratuur daalt. De bandenspanning moet altijd
worden gemeten en ingesteld wanneer de
banden "koud" zijn. De banden zijn "koud"
als ten minste drie uur niet met de auto is
gereden, of minder dan 1,6 km (1 mijl) is gereden na een periode van drie uur stil -
staan. De spanning van een koude band mag
nooit hoger zijn dan de maximumspanning
die op de wang van de band staat vermeld. Raadpleeg de paragraaf "Banden" in het
hoofdstuk "Service en onderhoud" voor infor
-
matie over hoe de autobanden correct op
spanning moeten worden gebracht. De
bandenspanning stijgt ook als de auto rijdt.
Dit is normaal en er is geen aanpassing nodig
voor deze verhoogde druk.
Het bandenspanningscontrolesysteem waar -
schuwt de bestuurder voor lage bandenspan -
ning als de bandenspanning om welke reden
dan ook onder de waarschuwingsgrens daalt,
inclusief de gevolgen van lage temperaturen
en natuurlijk spanningsverlies van de band.
Het bandenspanningscontrolesysteem blijft
de bestuurder waarschuwen zolang de
bandenspanning te laag is. De waarschuwing
verdwijnt pas als de bandenspanning gelijk
is aan of hoger is dan de aanbevolen waarden
in op de sticker. Zodra het waarschuwings -
lampje voor te lage bandenspanning gaat
branden, dient u de bandenspanning tot de
op de sticker vermelde aanbevolen spanning
te verhogen om het bandenspanningslampje
te doen uitgaan.
Het systeem wordt automatisch bijgewerkt
en het bandenspanningslampje gaat uit
zodra het systeem de juiste bandenspanning
registreert. Het is mogelijk dat u eerst onge -
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 100
Page 103 of 344

101(Vervolgd)
veer 10 minuten met een snelheid hoger dan
24 km/u (15 mph) moet rijden, voordat het
bandenspanningscontrolesysteem deze
informatie ontvangt.
Uw auto kan bijvoorbeeld een aanbevolen
koude bandenspanning (geparkeerd gedu-
rende meer dan drie uur) hebben van 33 psi
(227 kPa). Als de omgevingstemperatuur 20°C
(68°F) bedraagt en de gemeten bandenspan -
ning 28 psi (193 kPa) is, zal bij een tempera -
tuurdaling tot -7°C (20°F) de bandenspanning
afnemen tot ongeveer 24 psi (165 kPa). Deze
bandenspanning is laag genoeg om het
bandenspanningslampje op te laten lichten.
Als u met de auto gaat rijden, kan de banden -
spanning naar ongeveer 193 kPa (28 psi)
stijgen, maar blijft het waarschuwingslampje
van het bandenspanningscontrolesysteem
branden. In deze situatie dooft het banden -
spanningslampje pas als de banden op de op
de sticker vermelde voor de auto aanbevolen
spanning zijn gebracht.
OPMERKING:
Bij het vullen van warme banden, moet de
bandenspanning mogelijk worden verhoogd
met 28 kPa (4 psi) boven de aanbevolen
waarde die in de bandenspanningstabel
(koud) staat vermeld, zodat het bandenspan -
ningslampje wordt uitgeschakeld. OPMERKING:
Het bandenspanningscontrolesysteem is
niet bedoeld als vervanging voor normaal
onderhoud en waarschuwt niet bij andere
problemen met de band.
Het bandenspanningscontrolesysteem
mag niet worden gebruikt als bandenspan
-
ningsmeter.
Als u met een veel te lage bandenspanning
rijdt, raakt de band oververhit en kan de
band defect raken. Een te lage banden -
spanning verhoogt ook het brandstofver -
bruik, vermindert de levensduur van de
band en kan het rij- en remgedrag van de
auto nadelig beïnvloeden.
Het bandenspanningscontrolesysteem is
geen substituut voor juist onderhoud van
uw banden. Het is de verantwoordelijkheid
van de bestuurder om de juiste banden -
LET OP!
Het bandenspanningscontrolesysteem is
geoptimaliseerd voor de originele
banden en wielen. De bandenspanning
en waarschuwing van het bandenspan-
ningscontrolesysteem zijn ingesteld voor
de bandenmaat van uw auto. Het gebruik
van vervangende onderdelen met een
andere maat, type en/of stijl kan leiden
tot een ongewenste werking van het
systeem of schade aan de sensoren. De
bandenspanningssensor is niet geschikt
voor het gebruik bij niet-originele wielen,
aangezien dit kan bijdragen tot een
slechte werking van het gehele systeem.
Klanten wordt aangeraden om
OEM-wielen te gebruiken, zodat de
functie van het bandenspanningscontro-
lesysteem goed werkt.
Gebruik van niet-originele bandenaf -
dichtingsmiddelen kan ertoe leiden dat
de sensor van het bandenspanningscon -
trolesysteem (TPMS) niet meer werkt.
Na gebruik van een niet-origineel
bandenafdichtingsmiddel wordt geadvi -
seerd dat u uw voertuig naar een erkende
dealer brengt om de werking van de
sensor te laten controleren.
Plaats na het controleren of aanpassen
van de bandenspanning altijd de
ventieldop terug. Hierdoor voorkomt u
dat de TPM-sensor beschadigd raakt
door binnendringend vocht of vuil in het
ventiel.
LET OP! (Vervolgd)
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 101
Page 104 of 344

VEILIGHEID
102
spanning te handhaven met behulp van
een nauwkeurige bandenspanningsmeter,
zelfs wanneer de bandenspanning nog niet
het niveau heeft bereikt waarbij het
bandenspanningslampje gaat branden.
Het bandenspanningscontrolesysteem
registreert altijd de werkelijke banden-
spanning, ook als die spanning onder
invloed van temperatuurverschillen veran -
dert.
Werking van het systeem
Het bandenspanningscontrolesysteem maakt
gebruik van draadloze technologie met op de
velg gemonteerde elektronische sensoren die
de bandenspanning meten. De sensoren, die
bij het ventiel op de velgen zijn gemonteerd,
sturen informatie over de bandenspanning
naar de ontvangstmodule.
Display van bandenspanningscontrolesysteem OPMERKING:
Het is uiterst belangrijk dat u de spanning
van alle banden van de auto maandelijks
controleert en de banden zo nodig op de
juiste spanning brengt.
Het bandenspanningscontrolesysteem
bestaat uit de volgende onderdelen:
Ontvangstmodule
Vier bandenspanningssensoren
Verschillende meldingen van het banden
-
spanningscontrolesysteem, die
verschijnen op het display in de instru -
mentengroep
Bandenspanningslampje
Waarschuwingen van het bandenspanningscontro -
lesysteem
Als de spanning in een of meer van
de vier geplaatste banden te laag is,
gaat het bandenspanningslampje
in de instrumentengroep branden en klinkt
er een geluidssignaal. Verder verschijnt in de
instrumentengroep gedurende minimaal vijf
seconden de melding "Tire Low" (lage
bandenspanning) en wordt een afbeelding
van de bandenspanning(en) getoond, waarin de banden met een te lage spanning in een
andere kleur worden weergegeven.
Waarschuwing van het bandenspanningscon -
trolesysteem
Als dit gebeurt, dient u direct te stoppen en
de banden met te lage spanning (in een
afwijkende kleur in de afbeelding in de
instrumentengroep) op de spanning te
brengen die in de bandenspanningstabel
staat vermeld. Zodra het systeem de nieuwe
bandenspanningen heeft ontvangen, wordt
het systeem automatisch bijgewerkt, krijgen
de spanningswaarden op het grafische
display in de instrumentengroep weer hun
oorspronkelijke kleur en gaat het banden -
spanningslampje uit.
OPMERKING:
Bij het vullen van warme banden, moet de
bandenspanning mogelijk worden verhoogd
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 102