Page 105 of 344

103
met 28 kPa (4 psi) boven de aanbevolen
waarde die in de bandenspanningstabel
(koud) staat vermeld, zodat het bandenspan-
ningslampje wordt uitgeschakeld.
Het is mogelijk dat u eerst ongeveer
10 minuten met een snelheid hoger dan
24 km/u (15 mph) moet rijden, voordat het
bandenspanningscontrolesysteem deze
informatie ontvangt.
Waarschuwing onderhoud bandenspanningscon -
trolesysteem
Als een systeemstoring wordt gedetecteerd,
knippert het bandenspanningslampje gedu -
rende 75 seconden en vervolgens blijft het
continu branden. Bij een systeemstoring
wordt ook een geluidssignaal weergegeven.
Ook wordt in de instrumentengroep ten
minste vijf seconden lang de melding
"SERVICE TIRE PRESSURE SYSTEM"
(onderhoud bandenspanningscontrolesy -
steem) weergegeven. Daarna worden er
streepjes (- -) getoond in plaats van de
bandenspanningswaarden om aan te geven
welke sensor niet meer werkt.
Als het contact wordt uitgeschakeld en
vervolgens weer ingeschakeld, zal deze reeks
worden herhaald wanneer de systeemstoring
zich nog steeds voordoet. Als de systeemsto -ring is opgeheven, stopt het bandenspan
-
ningslampje met knipperen, verdwijnt het
bericht "SERVICE TIRE PRESSURE
SYSTEM" (onderhoud bandenspanningscon -
trolesysteem) en verschijnt er een spannings -
waarde in plaats van de streepjes. Een
systeemstoring kan de volgende oorzaken
hebben:
Storing door elektronische apparatuur of
als men langs installaties rijdt die
dezelfde radiofrequenties afgeven als de
bandenspanningssensoren
Installatie van een bepaalde kleur ramen
die men later aanbrengt waardoor de radi -
ogolfsignalen worden beïnvloed
Veel sneeuw of ijs aan de wielen of in de
wielkasten
Het gebruik van sneeuwkettingen
Het gebruik van wielen/banden die niet
zijn voorzien van bandenspanningssen -
soren
Auto's met compact reservewiel of full-size
reservewiel met alternatieve afmetingen
1. Het compacte reservewiel of het full-size reservewiel met alternatieve afmetingen
is niet voorzien van een bandenspan -ningssensor. Daarom wordt de banden
-
spanning van het compacte reservewiel
niet door het bandenspanningscontrole -
systeem geregistreerd.
2. Als u het compacte of een niet-overeen -
komend full-size reservewiel aanbrengt
op de plaats van een band met een span -
ning onder de waarschuwingsgrens, blijft
het bandenspanningslampje branden en
klinkt er een geluidssignaal wanneer u
het contact uit en weer inschakelt. Daar -
naast wordt de bandenspanningswaarde
in de afbeelding in de instrumentengroep
met een andere kleur aangegeven.
3. Nadat u maximaal 10 minuten met een snelheid van meer dan 24 km/u (15 mph)hebt gereden, gaat het bandenspannings -
lampje gedurende 75 seconden knipperen
en vervolgens continu branden. Verder
verschijnt gedurende vijf seconden in de
instrumentengroep het bericht "Service tire
pressure system” (onderhoud bandenspan -
ningscontrolesysteem) en worden er
streepjes (- -) weergegeven in plaats van de
bandenspanning.
4. Bij elke volgende start klinkt er een geluidssignaal, knippert het banden -
spanningslampje 75 seconden en blijft
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 103
Page 106 of 344

VEILIGHEID
104
het vervolgens aanhoudend branden,
terwijl in de instrumentengroep gedu-
rende vijf seconden het bericht
"SERVICE TIRE PRESSURE SYSTEM"
(onderhoud bandenspanningscontrolesy -
steem) verschijnt. Vervolgens worden er
streepjes (- -) weergegeven in plaats van
de bandenspanning.
5. Zodra de oorspronkelijke band is gerepa -
reerd of vervangen en op de auto wordt
gemonteerd in plaats van het compacte
reservewiel of het full-size reservewiel
met alternatieve afmetingen, wordt het
bandenspanningscontrolesysteem auto -
matisch bijgewerkt. Voorts gaat het
bandenspanningslampje uit en geeft de
afbeelding in de instrumentengroep de
nieuwe spanningswaarde weer in plaats
van de streepjes (- -), tenzij de spanning
in één van de vier geplaatste banden
onder de waarschuwingsgrens ligt. Het is
mogelijk dat u eerst ongeveer
10 minuten met een snelheid hoger dan
24 km/u (15 mph) moet rijden, voordat het bandenspanningscontrolesysteem
deze informatie ontvangt. Voertuigen met passend full-size reservewiel
1. Wanneer uw voertuig is uitgerust met een
passend full-size reservewiel, heeft deze
een bandenspanningssensor en kan de
bandenspanning van het reservewiel
worden bewaakt via het bandenspan -
ningscontrolesysteem (TPMS) wanneer
het reservewiel wordt gemonteerd.
2. In het geval dat het passende full-size reservewiel is vervangen door een origi -
neel wiel met lage spanning, zal bij het
volgende inschakelen van het contact het
bandenspanningslampje nog steeds
branden, een geluidssignaal klinken en
op het grafische display nog steeds de
lage bandenspanning in een andere kleur
worden weergeven.
3. Door met het voertuig gedurende 20 minuten sneller dan 24 km/u
(15 mph) te rijden gaat het bandenspan -
ningslampje uit, op voorwaarde dat de
bandenspanning in geen van de originele
wielen beneden de waarschuwingsgrens
voor te lage druk ligt.Bandenspanningscontrolesysteem uitschakelen -
indien aanwezig
Het bandenspanningscontrolesysteem kan
worden uitgeschakeld als alle vier de wielen
met banden worden vervangen door wielen
met banden die geen bandenspanningssen -
soren hebben, bijvoorbeeld wanneer winter -
banden op het voertuig worden gezet.
Om het bandenspanningscontrolesysteem
uit te schakelen, moeten alle vier de (origi -
nele) banden met wielen met bandenspan -
ningssensoren weer vervangen worden door
banden zijn voorzien van bandenspannings -
sensoren. Rijd vervolgens gedurende
10 minuten met een snelheid van meer dan
24 km/u (15 mph). Het bandenspan -
ningscontrolesysteem geeft een geluidssig -
naal weer, het bandenspanningslampje
knippert 75 seconden lang en blijft daarna
branden. In de instrumentengroep wordt de
melding "SERVICE TIRE PRESSURE
SYSTEM" (onderhoud bandenspanningscon -
trolesysteem) weergegeven en vervolgens
worden er streepjes (--) weergegeven in
plaats van de bandenspanningswaarden.
De eerstvolgende keer dat het contact wordt
ingeschakeld, zal het bandenspanningscon -
trolesysteem niet langer een geluidssignaal
weergeven en wordt de melding "SERVICE
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 104
Page 107 of 344

105
TIRE PRESSURE SYSTEM" (onderhoud
bandenspanningscontrolesysteem) niet
langer getoond in de instrumentengroep. De
streepjes (--) blijven echter de plaats
innemen van de spanningswaarden.
Om het bandenspanningscontrolesysteem
weer in te schakelen, moeten alle vier de
wielen en banden weer worden vervangen
door banden die voorzien zijn van banden-
spanningssensoren. Rijd vervolgens maxi -
maal 10 minuten met een snelheid van meer
dan 24 km/u (15 mph). Het bandenspan -
ningscontrolesysteem geeft een geluidssig -
naal weer, het bandenspanningslampje
knippert 75 seconden lang en gaat daarna
uit. In de instrumentengroep wordt de
melding "SERVICE TIRE PRESSURE
SYSTEM" (onderhoud bandenspanningscon -
trolesysteem) weergegeven en vervolgens
worden de spanningswaarden in plaats van
de streepjes weergegeven. Als het voertuig
opnieuw wordt gestart, zal de melding
"SERVICE TIRE PRESSURE SYSTEM"
(onderhoud bandenspanningscontrolesy -
steem) niet meer verschijnen zolang zich
geen systeemstoring voordoet.VEILIGHEIDSSYSTEMEN
VOOR INZITTENDEN
Een zeer belangrijke veiligheidsvoorziening
in uw auto zijn de veiligheidssystemen voor
inzittenden:
Beveiligingssystemen voor inzittenden
Veiligheidsgordelsystemen
Airbagsystemen
Kinderzitjes
Sommige van de in dit hoofdstuk beschreven
veiligheidsvoorzieningen behoren voor
bepaalde modellen mogelijk tot de stan -
daarduitrusting en zijn optioneel voor andere
modellen. Vraag het bij twijfel aan een
erkende dealer.
Belangrijke veiligheidsmaatregelen
Lees de informatie in dit hoofdstuk
aandachtig door. Hierin wordt uitgelegd hoe
u het beveiligingssysteem voor inzittenden
op de juiste wijze gebruikt om uw passagiers
en uzelf optimaal te beschermen. Hier volgen enkele eenvoudige adviezen om
het risico op letsel door een geactiveerde
airbag te verminderen:
1. Kinderen van 12 jaar en jonger moeten
altijd goed vastgegespt op de achterbank
van een voertuig met een achterbank
worden vervoerd.
Waarschuwingslabel op zonneklep voorpassagier
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 105
Page 108 of 344

VEILIGHEID
106
(Vervolgd)
2. Een kind dat niet groot genoeg is om deveiligheidsgordel op de juiste wijze te
dragen (Raadpleeg de paragraaf "Kinder -
zitjes" in dit hoofdstuk voor meer infor -
matie), moet worden vastgezet in een
geschikt kinderzitje of op een zitverhoger
met gordelbevestiging op de achterbank.
3. Wanneer een kind van 2 tot 12 jaar (niet in een tegen de rijrichting geplaatst
kinderzitje) op de passagiersstoel moet
worden vervoerd, schuif dan de stoel zo
ver mogelijk naar achteren en gebruik het
geschikte type kinderzitje. Raadpleeg de
paragraaf "Kinderzitjes" in dit hoofdstuk
voor meer informatie.
4. Sta nooit toe dat kinderen de schouder -
gordel onder de arm door dragen of
achter de rug langs laten lopen.
5. Lees de instructies bij het kinderzitje, om er zeker van te zijn dat u het zitje op de
juiste manier gebruikt.
6. Alle inzittenden moeten te allen tijde hun driepuntsveiligheidsgordel op de juiste
wijze dragen.
7. Schuif de stoelen van bestuurder en voor -
passagier zo ver naar achteren als prak -tisch mogelijk is, zodat de frontairbags
ruimte hebben om te kunnen worden
opgeblazen.
8. Leun niet tegen het portier of het raam. Als de auto is uitgerust met zijairbags,
worden die tijdens een aanrijding
krachtig opgeblazen in de ruimte tussen
de inzittenden en het portier waardoor de
inzittenden letsel kunnen oplopen.
9. Indien het airbagsysteem in dit voertuig aangepast moet worden aan een persoon
met lichamelijke beperkingen, raad -
pleegt u het hoofdstuk "Klantenservice"
voor contactinformatie van de klanten -
service.
Veiligheidsgordelsystemen
Draag altijd de veiligheidsgordels, ook
tijdens korte ritten, ook al bent u een ervaren
bestuurder. Een andere bestuurder kan
fouten maken en een aanrijding veroorzaken
WAARSCHUWING!
Plaats nooit een kinderzitje tegen de
rijrichting in op een stoel die is beveiligd
door een actieve frontairbag! Dit kan
leiden tot ernstig letsel of de dood van
het kind.
Wij raden u aan kinderen altijd in een
kinderzitje op de achterbank te voeren,
de best beschermde positie in het geval
van een aanrijding.
Mocht het nodig zijn om een kind op de
passagiersstoel voorin te vervoeren in
een tegen de rijrichting in geplaatst
kinderzitje, dan moeten de front- en
zij-airbag aan de passagierszijde (voor
bepaalde uitvoeringen/landen) worden
uitgeschakeld via het menu Setup
(instellingen). Zorg er altijd voor dat het
controlelampje van de uitschakeling van
de airbag brandt bij gebruik van een
kinderzitje. De passagiersstoel moet ook
zo ver mogelijk naar achteren worden
geplaatst om te voorkomen dat het
kinderzitje in aanraking komt met het
dashboard.
Als de frontairbag aan de passagierszijde
wordt opgeblazen, kan een kind van 12 of
jonger, maar ook een kind in een kinder -
zitje tegen de rijrichting in, ernstig of
zelfs dodelijk letsel oplopen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 106
Page 109 of 344

107
waarbij u betrokken raakt. Dit kan ver van
huis gebeuren, maar ook in uw eigen straat.
Onderzoek heeft aangetoond dat veiligheids-
gordels levens redden en bij ongevallen de
ernst van het letsel kunnen verminderen.
Zeer ernstig letsel komt voor als personen uit
de auto worden geslingerd. Veiligheidsgor -
dels voorkomen dit en verminderen de kans
op letsel door aanraking met de binnenkant
van de auto. Iedere inzittende van een motor -
voertuig hoort te allen tijde een veiligheids -
gordel te dragen.
Geavanceerd
autogordelwaarschuwingssysteem
(BeltAlert)
BeltAlert voorstoelen en achterbank (indien
aanwezig)
BeltAlert is een voorziening die de
bestuurder en voorpassagier eraan herinnert
de veiligheidsgordel om te doen. De functie
BeltAlert is actief wanneer de contactscha -
kelaar in de stand START of ON/RUN staat.
Eerste indicatie
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder
niet is vastgegespt nadat de contactschake -
laar aanvankelijk in de stand START of ON/ RUN wordt gezet, klink er gedurende enkele
seconden een geluidssignaal. Als de veilig
-
heidsgordel van de bestuurder of voorpassa -
gier nog niet is vastgegespt wanneer de
contactschakelaar in de stand START of ON/
RUN wordt gezet, gaat het rode waarschu -
wingslampje voor de veiligheidsgordels
branden totdat de gordels zijn vastgegespt.
Het desbetreffende groene waarschuwings -
lampje voor de veiligheidsgordels gaat
branden wanneer de gordel is vastgegespt.
Nadat de bestuurder en voorpassagier hun
veiligheidsgordel hebben vastgegespt, gaan
alle waarschuwingslampjes voor de veilig -
heidsgordels uit. BeltAlert voor de voorstoel
aan passagierszijde is niet actief wanneer er
niemand in de stoel zit.
Waarschuwingenreeks van BeltAlert
De waarschuwingenreeks van BeltAlert wordt
geactiveerd wanneer het voertuig een
bepaalde voertuigsnelheid overschrijdt en de
veiligheidsgordel van de bestuurder of voor -
passagier niet is vastgegespt (BeltAlert voor
de voorstoel aan passagierszijde is niet actief
wanneer er niemand in de stoel zit). De waar -
schuwingenreeks van BeltAlert begint met
het desbetreffende knipperende waarschu -
wingslampje voor de veiligheidsgordels en
een geluidssignaal met tussenpozen. Nadat de waarschuwingenreeks van BeltAlert is
voltooid, het blijft het rode waarschuwings
-
lampje voor de veiligheidsgordels branden
totdat de veiligheidsgordels van de
bestuurder en voorpassagier zijn vastge -
gespt. De waarschuwingenreeks van BeltA -
lert kan afhankelijk van de voertuigsnelheid
worden herhaald totdat de veiligheidsgordels
van de bestuurder en voorpassagier zijn vast -
gegespt. De bestuurder behoort alle inzit -
tenden erop te wijzen hun veiligheidsgordels
vast te gespen.
Statusverandering
Als de bestuurder of voorpassagier zijn veilig -
heidsgordel losmaakt terwijl het voertuig
rijdt, begint de waarschuwingenreeks van
BeltAlert totdat de veiligheidsgordels weer
zijn vastgegespt.
BeltAlert voor de voorstoel aan passagiers -
zijde is niet actief wanneer er niemand in de
stoel zit. BeltAlert kan worden geactiveerd
wanneer zich op de voorstoel aan passagiers -
zijde een dier of voorwerp bevindt of wanneer
de stoel is neergeklapt (indien deze voorzie -
ning aanwezig is). Het wordt aanbevolen
huisdieren aangelijnd, of in een met de
veiligheidsgordels bevestigde reismand, op
de achterbank (indien aanwezig) te vervoeren
en bagage goed op te bergen.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 107
Page 110 of 344

VEILIGHEID
108
BeltAlert achterbank (indien aanwezig)
BeltAlert voor de achterbank toont de
bestuurder of de veiligheidsgordels op de
achterbank zijn vastgegespt of losgemaakt
(indien uitgerust met BeltAlert voor achter-
bank). Als de contactschakelaar in de stand
START of ON/RUN staat, gaat een waarschu -
wingslampje voor de veiligheidsgordels in
de rechterbovenhoek van de instrumenten -
groep branden voor elke zitplaats op de
tweede rij (indien uitgerust met BeltAlert
voor de achterbank). De waarschuwingen -
reeks voor BeltAlert voor de achterbank
wordt geactiveerd wanneer het voertuig
boven een gespecificeerd snelheidsbereik
rijdt.
Als een veiligheidsgordel op de achterbank is
vastgegespt, gaat het groene waarschuwings -
lampje van BeltAlert voor de veiligheids -
gordel voor de betreffende zitplaats continu
branden. Als een inzittende achterin geen
veiligheidsgordel draagt, begint de waar -
schuwingenreeks voor BeltAlert (indien
uitgerust met BeltAlert voor de achterbank).
Het betreffende waarschuwingslampje voor
de veiligheidsgordels brandt continu rood.
Als de veiligheidsgordel niet is vastgegespt
wanneer u sneller rijdt dan een bepaalde
snelheid, knippert het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordel van de achterbank
rood en klinkt er een continu geluidssignaal
gedurende ongeveer 30 seconden als de
status van de gespen van de veiligheids
-
riemen achter niet verandert. Als een inzit -
tende achterin een veiligheidsgordel
losmaakt terwijl het voertuig rijdt, begint de
waarschuwingscyclus opnieuw en verandert
het waarschuwingslampje voor de veilig -
heidsgordels achter voor die zitplaats van
groen in rood. Dit waarschuwt de bestuurder
om het voertuig te stoppen totdat de passa -
gier op de achterbank de veiligheidsgordel
weer omdoet. Alle BeltAlert-lampjes voor de
achterbank blijven ongeveer 60 seconden
branden (indien uitgerust met BeltAlert voor
de achterbank).
Het waarschuwingslampje voor de veilig -
heidsgordel geeft aan of een zitplaats op de
achterbank niet bezet is en de veiligheids -
gordel niet is vastgemaakt . Als de achter -
bank is verwijderd (bij auto's met een
verwijderbare achterbank), branden bij het
waarschuwingslampje voor de veiligheids -
gordel twee streepjes . BeltAlert voor de bestuurder en voorpassa
-
gier kan door een erkende dealer worden in-
en uitgeschakeld. BeltAlert voor de achter -
bank kan niet worden uitgeschakeld. FCA
raadt het uitschakelen van BeltAlert af.
OPMERKING:
Als BeltAlert voor de voorstoelen is uitge -
schakeld, gaat het waarschuwingslampje
voor de veiligheidsgordel van de voorstoelen
branden en blijft het branden totdat de
veiligheidsgordels van de bestuurder en voor -
passagier zijn vastgegespt.
Driepuntsgordels
Alle zitplaatsen in uw auto zijn uitgerust met
driepuntsgordels.
Het oprolmechanisme blokkeert alleen bij
noodstops of aanrijdingen. Daardoor kan het
schouderdeel van de veiligheidsgordel onder
normale omstandigheden vrij bewegen. Bij
een aanrijding wordt de veiligheidsgordel
echter geblokkeerd om het risico te beperken
dat u in aanraking komt met de binnenzijde
van de auto of uit de auto wordt geslingerd.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 108
Page 111 of 344

109
(Vervolgd)
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
Als u alleen op de airbags vertrouwt, kan
dit bij een aanrijding leiden tot ernstig
letsel. De airbags werken in combinatie
met uw veiligheidsgordel om u op de juiste
wijze te beschermen. Bij sommige aanrij -
dingen worden de airbags niet opgeblazen.
Draag uw veiligheidsgordel altijd, ook als
uw auto is uitgerust met airbags.
Bij een aanrijding bestaat het risico dat
u en uw passagiers aanmerkelijk
ernstiger letsel oplopen wanneer de
veiligheidsgordels niet op de juiste wijze
worden gedragen. U kunt in aanraking
komen met de binnenkant van uw auto of
met andere passagiers of uit de auto
worden geslingerd. Zorg altijd dat u en
uw passagiers in de auto de veiligheids-
gordels op de juiste wijze dragen.
Het is gevaarlijk om tijdens het rijden
personen te vervoeren in de laadruimte.
Bij een ongeval lopen personen in deze
ruimte een groter risico op ernstig of
dodelijk letsel.
Vervoer geen personen in een ruimte van
de auto die niet is voorzien van stoelen
en veiligheidsgordels.
Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel
zit en op de juiste wijze de veiligheids-
gordel draagt. Inzittenden, inclusief de
bestuurder, moeten altijd hun veilig-
heidsgordel dragen of er nu een airbag
bij hun zitpositie aanwezig is of niet, om
het risico op ernstig of dodelijk letsel in
geval van een botsing te minimaliseren.
Als u uw veiligheidsgordel niet correct
draagt, kan dit leiden tot veel zwaarder
letsel bij aanrijdingen. U kunt inwendig
letsel oplopen of zelfs onder de veilig-
heidsgordel door glijden. Volg deze
instructies om uw veiligheidsgordel
veilig te dragen en uw passagiers te
beschermen.
Een veiligheidsgordel mag nooit door
twee personen tegelijk worden gebruikt.
De twee personen kunnen dan tijdens
een aanrijding met een klap tegen elkaar
komen en elkaar zo ernstig verwonden.
Gebruik nooit een driepuntsgordel of een
heupgordel voor meer dan één persoon,
ongeacht de lengte van de personen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd) WAARSCHUWING!
Een heupgordel die te hoog wordt
gedragen, kan het risico van letsel bij
een aanrijding vergroten. De krachten op
de gordel worden dan niet opgevangen
via de sterke heupbeenderen en het
bekken, maar via de buik. Draag het
heupdeel van de gordel altijd zo laag
mogelijk en zorg dat de gordel strak zit.
Een verdraaide gordel biedt mogelijk
onvoldoende bescherming. Bij een
aanrijding kan de gordel dan zelfs snij -
wonden veroorzaken. Zorg ervoor dat de
veiligheidsgordel plat tegen het lichaam
aan ligt, zonder verdraaiing. Als u een
van de gordels in uw auto niet meer recht
krijgt, ga dan onmiddellijk naar een
erkende dealer om het defect te laten
verhelpen.
Een veiligheidsgordel waarvan de gesp in
de verkeerde sluiting is bevestigd, biedt
onvoldoende bescherming. Het heupge -
deelte valt dan mogelijk te hoog over uw
lichaam, waardoor inwendig letsel kan
worden veroorzaakt. Gesp uw gordel altijd
vast in de gespsluiting direct naast u.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 109
Page 112 of 344

VEILIGHEID
110
(Vervolgd)
Gebruiksinstructies voor driepuntsgordels
1. Stap in de auto en sluit het portier. Gategen de leuning zitten en stel de stoel
in.
2. De gesp van de veiligheidsgordel bevindt zich boven de rugleuning van de voor -
stoel en naast uw arm op de achterbank
(bij voertuigen die zijn uitgerust met een
achterbank). Pak de gordelgesp en trek
de autogordel uit. Schuif de gesp zo ver
als nodig is over de gordelband, zodat de
gordel over uw heupen valt. De gesp van de veiligheidsgordel uittrekken
3. Wanneer de gordel lang genoeg is, plaatst u de gesp in de gespsluiting tot u
een 'klik' hoort.
Gesp van de veiligheidsgordel in de gespsluiting steken
Een te losse veiligheidsgordel biedt
onvoldoende bescherming. Tijdens een
noodstop kunt u te ver naar voren
bewegen, waardoor er een grotere kans is
op letsel. Zorg dat de gordel nauw
aansluit.
Het is gevaarlijk een veiligheidsgordel
onder de arm door te dragen. Uw
lichaam kan bij een aanrijding dan hard
in aanraking komen met de binnenzijde
van de auto, waardoor het risico van
hoofd- en nekletsel toeneemt. Als de
gordel onder de arm wordt gedragen, kan
inwendig letsel ontstaan. De ribben zijn
niet zo sterk als de schouderbotten.
Draag de gordel altijd over uw schouder,
zodat de sterkste botten van uw lichaam
de klap opvangen bij een aanrijding.
Een schoudergordel die achter uw rug is
geplaatst, biedt geen enkele bescher -
ming bij een aanrijding. Als u de schou -
dergordel niet draagt, is bij een
aanrijding de kans op hoofdletsel groter.
Het heup- en schoudergedeelte van de
gordel behoren samen te worden
gebruikt.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Een gerafelde of ingescheurde gordel
kan bij een aanrijding doormidden
scheuren, waardoor u niet langer
beschermd bent. Controleer de autogor -
dels regelmatig op scheuren, rafels en
losse delen. Laat beschadigde onder -
delen onmiddellijk vervangen. Demon -
teer of wijzig de veiligheidsgordels niet.
De gordelsystemen moeten na een
aanrijding worden vervangen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 110