42
Handleiding Supra3-1. BEDIENING
11
Bedieningshendel aan de
stuurkolom, rechts
Ruitenwisser Blz. 140
Regensensor Blz. 141
Ruitensproeiers Blz. 142
12 Stuurwiel verstellen Blz. 107 13
Claxon, volledige
oppervlak
14 Motorkapontgrendeling
Blz. 307
15 Achterklepontgrendeling
Blz. 77
1 Regeldisplay Blz. 50
2 Alarmknipperlichten
Blz. 337
3 Ventilatie Blz. 255
4 Dashboardkastje Blz. 260
5 Radio/multimedia, raadpleeg
de handleiding voor het
navigatie-, multimedia- en
communicatiesysteem 6
Automatische airconditioning
Blz. 250
7 Controller met toetsen Blz. 50,
Blz. 51
8 SPORT-modus-
schakelaar Blz. 149
SPORT-rijmodus
Toyota Supra Safety
Blz. 192
Rondom de middenconsole
1
4
23
5
6
7
89
10
11
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190 3.book Page 42 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM
43
3
Handleiding Supra 3-1. BEDIENING
BEDIENING
Stop & Start-systeem
Blz. 134
Parking Sensors Blz. 237
Achteruitrijcamera Blz. 242
Waarschuwing kruisend
verkeer Blz. 246
Parking Assist-systeem Blz. 237 Vehicle Stability Control
(VSC) Blz. 216
9 Parkeerrem Blz. 137
10 Selectiehendel automatische
transmissie Blz. 143
11 Drive Ready-modus
in-/uitschakelen Blz. 134
1 Controlelampje
voorpassagiersairbag Blz. 190
2 Leeslampjes Blz. 178
3 Interieurverlichting
Blz. 177 4
Noodoproep, SOS
Blz. 338
Rondom de dakconsole
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190 3.book Page 43 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM
87
3
Handleiding Supra 3-1. BEDIENING
BEDIENING
een eigen afstandsbediening zijn,
wordt de auto bij het ontgrendelen
ingesteld op hu
n persoonlijke
instellingen. Deze instellingen wor-
den ook hersteld nadat de auto is
gebruikt door iemand met een
andere afstandsbediening.
Wijzigingen in ins tellingen worden
automatisch opgeslagen in het op
dat moment gebruikte bestuurders-
profiel.
Als een ander bes tuurdersprofiel
wordt geselecteerd via Toyota
Supra Command, worden de daarin
opgeslagen instellingen automa-
tisch toegepast. Het nieuwe
bestuurdersprofiel wordt toegewe-
zen aan de afstan dsbediening die
momenteel wordt gebruikt.
Er is ook een gastprofiel beschik-
baar dat niet is toegewezen aan
een afstandsbediening. Dit kan
worden gebruikt om instellingen
van de auto te wijzigen zonder de
persoonlijke bestuur dersprofielen
te veranderen.
Om ervoor te zorgen dat het juiste
bestuurdersprofiel kan worden
ingesteld, moet het systeem de
gedetecteerde afstandsbediening
uitsluitend aan de bestuurder kun-
nen toekennen.
Daarvoor moet aan de volgende
voorwaarden worden voldaan:
• De bestuurder heeft alleen zijn eigen afstandsbediening bij zich.
• De bestuurder ontgrendelt de auto.
• De bestuurder stapt in via het
bestuurdersportier.
De naam van het op dat moment
gebruikte bestuurdersprofiel wordt
weergegeven als het regeldisplay
wordt ingeschakeld.
Selecteer een bestuurdersprofiel, zie
blz.
88.
Zodra de motor wordt gestart of op
een toets wordt gedrukt, wordt het
laatst geselecteerde display weerge-
geven op het regeldisplay.
Annuleren van het welkomstscherm
via Toyota Supra Command: “OK”
De instellingen voor de volgende sys-
temen en functies worden opgesla-
gen in het op dat moment gebruikte
bestuurdersprofiel. Het is afhankelijk
van het land en de uitrusting welke
instellingen kunnen worden opgesla-
gen.
• Ontgrendelen en vergrendelen.
• Verlichting.
• Airconditioning.
• Radio.
• Instrumentenpaneel.
• Voorkeuzetoetsen.
• Geluidsvolumes.
• Regeldisplay.
• Navigatie.
• Parking Sensors.
• Achteruitrijcamera.
• Head-up display.
• SPORT-modusschakelaar.
• Zitpositie, stand van de buitenspie- gels.
De via het stoelverstellingsgeheugen
ingestelde posities en de laatste positie
worden opgeslagen.
• Cruise control.
• Toyota Supra Safety.
Voorwaarden voor werking
Momenteel gebruikt
bestuurdersprofiel
Instellingen
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190 3.book Page 87 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM
92
Handleiding Supra3-1. BEDIENING
De auto gaat over op de inactieve
modus (zie blz. 44) als de voorportieren
worden geopend.
Het alarmsysteem reageert op de
volgende veranderingen als de
auto is vergrendeld:
• Een van de portieren, de motor-
kap of de acht erklep wordt
geopend.
• Bewegingen in het interieur.
• Een wijziging va n de hellings-
hoek van de auto, bijvoorbeeld
door een poging om de auto op
te krikken om de wielen te stelen
of om de auto op te takelen.
• Een onderbreking in de stroom- toevoer van de accu.
• Oneigenlijk gebrui k van de diag-
noseaansluiting (OBD).
Als het alarmsysteem wordt geacti-
veerd, gebeurt dit met de volgende
signalen:
• Geluidsalarm: A fhankelijk van
lokale regelgeving kan de wer-
king van het geluidsalarm zijn
onderdrukt.
• Visueel alarm: Door het knippe- ren van de alarmknipperlichten.
Het alarmsysteem wo rdt gelijktijdig
met het vergrendelen en ontgren-
delen via de afstandsbediening of
het Smart entry-systeem met start-
knop in- en uitgeschakeld. Als een portier wordt ontgrendeld
met de geïntegre
erde sleutel en
vervolgens wordt geopend, wordt
het alarmsysteem geactiveerd.
Stoppen van het alarm, zie blz. 94.
De achterklep kan ook worden
geopend als het alarmsysteem is
ingeschakeld.
Als de achterklep wordt gesloten,
wordt hij weer ver grendeld en vanaf
dat moment weer door het alarm-
systeem bewaakt zolang de portie-
ren zijn vergrendeld. De
alarmknipperlichten knipperen één
keer.
• Het controlelampje knippert om de 2 seconden: Het alarmsys-
teem is ingeschakeld.
• Het controlelampje knippert
ongeveer 10 seconden en ver-
volgens om de 2 seconden: De
bewegingssensor in het interieur
en de hellingsensor van het
Alarmsysteem
Algemeen
In-/uitschakelen
Openen van de portieren bij
ingeschakeld alarmsysteem
Openen van de achterklep bij
ingeschakeld alarmsysteem
Controlelampje op de
binnenspiegel
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190 3.book Page 92 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM
93
3
Handleiding Supra 3-1. BEDIENING
BEDIENING
alarmsysteem zijn niet actief
omdat de portieren, de motorkap
en/of de achterklep niet goed
gesloten zijn. De te openen car-
rosseriedelen worden alleen
door het alarmsysteem bewaakt
als ze goed zijn gesloten.
Als de niet goed gesloten te openen
carrosseriedelen vervolgens worden
gesloten, worden de interieurbeveili-
ging en de hellingsensor ingeschakeld.
• Het controlelampje gaat uit nadat
de auto is ontgrendeld: Er is
geen inbraak- of d iefstalpoging
gedaan.
• Na het ontgrendelen van de auto
knippert het controlelampje
gedurende maximaal 5 minuten
totdat de Driv e Ready-modus
wordt ingeschakeld: Het alarm is
geactiveerd.
De hellingsensor bewaakt de hel-
lingshoek van de auto.
Het alarmsysteem kan daardoor
reageren op bijvoorbeeld een
poging om de wielen onder de auto
uit te stelen of o m de auto weg te
takelen.
Het passagierscompartiment wordt
bewaakt ter hoogte van de zittingen
van de stoelen. Het alarmsysteem,
inclusief de bewegingssensor in het
interieur, werkt daardoor ook bij
geopende ruiten. Daarbij is wel vals
alarm mogelijk doo r bijvoorbeeld
vallende bladeren. Het kan voorkomen dat de helling-
sensor en de bewegingssensor in
het interieur het alarmsysteem acti-
veren zonder dat er sprake is van
een inbraak- of d
iefstalpoging.
Mogelijke situatie s waarbij vals
alarm kan voorkomen:
• In autowasplaatsen of -wasstra-
ten.
• Bij stalling op een hefbrug.
• Bij transport per autotrein, op
een veerboot of op een autoam-
bulance.
• Als zich huisdieren in de auto bevinden.
• Als de auto tijdens het tanken
wordt vergrendeld.
De hellingsensor en de bewegings-
sensor in het inte rieur kunnen voor
dergelijke situat ies worden uitge-
schakeld.
Het controlelamp je brandt gedu-
rende ongeveer 2 seconden en
gaat vervolgens weer knipperen.
De hellingsensor en de bewegings-
sensor in het interieur blijven uitge-
schakeld tot de volgende keer dat
de auto wordt vergrendeld.
Hellingsensor
Bewegingssensor in het
interieur
Voorkomen van vals alarm
Algemeen
Uitschakelen van de hellingsensor
en de bewegingssensor in het
interieur
Druk na het vergrendelen van
de auto binnen 10 seconden
op de toets van de afstands-
bediening.
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190 3.book Page 93 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM
140
Handleiding Supra3-1. BEDIENING
Duw de hendel naar voren of trek
hem naar achteren.
1
Inschakelen grootlicht, pijl 1.
Het grootlicht gaat b randen als het dim-
licht wordt ingeschakeld.
2 Uitschakelen groo tlicht/lichtsig-
naal koplampen, pijl 2 .
Gebruik de ruitenwissers niet op
een droge voorruit, anders zullen
de ruitenwisserbladen sneller slijten
of beschadigd raken. Druk de hendel o
mhoog totdat de
gewenste stand is bereikt.
Ruststand ruitenwissers, stand
0.
Regensensor, stand 1.
Normale wissnelheid, stand 2.
Als de auto stilstaat, schakelen de rui-
tenwissers over op intervalwerking.
Hoge wissnelheid, stand 3.
Als de auto stilstaat, schakelen de rui-
tenwissers over op normale snelheid.
Als een rit wordt onderbroken ter-
wijl het ruitenwis sersysteem is
ingeschakeld: als de rit wordt her-
vat, blijven de ru itenwissers op het
eerder ingestelde niveau werken.
Grootlicht, lichtsignaal
Ruitenwissersysteem
Algemeen
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING
Als de ruitenwissers in beweging
komen terwijl ze we ggeklapt zijn van
de voorruit, kunnen lichaamsdelen
bekneld raken of kan de auto bescha-
digd raken. Er bestaat een kans op
letsel en schade. Zorg ervoor dat de
auto is uitgeschakeld als de ruitenwis-
sers weggeklapt worden van de voor-
ruit en dat de ruitenwissers tegen de
voorruit rusten als ze worden inge-
schakeld.
OPMERKING
Als de ruitenwissers zijn vastgevroren
aan de voorruit, kan het inschakelen
ervan leiden tot afscheuren van de
ruitenwisserbladen en oververhitting
van de ruitenwissermotor. Er bestaat
een kans op schade. Ontdooi de
voorruit voordat u de ruitenwissers
inschakelt.
Inschakelen
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190 3.book Page 140 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM
141
3
Handleiding Supra 3-1. BEDIENING
BEDIENING
Druk de hendel omlaag.
Uitschakelen: druk de hendel
omlaag totdat de ruststand is
bereikt.
Intervalstand: d ruk de hendel
omlaag vanuit de ruststand.
De hendel keert terug naar de rust-
stand zodra hij losgelaten wordt.
De regensensor regelt automatisch
de werking van de ruitenwissers op
basis van de intensiteit van de
regen.
De sensor is beves tigd op de voor-
ruit, direct vóór de binnenspiegel. Druk de hendel eenmaal omlaag
vanuit de ruststand, pijl
1.
Het wissen wordt gestart.
De led in de ruitenwisserhendel
gaat branden.
Bij vorst wordt het wisproces moge-
lijk niet gestart.
Druk de hendel terug naar de rust-
stand.
Uitschakelen en
intervalstand
Regensensor
Principe
Algemeen
Veiligheidsaanwijzing
OPMERKING
In autowasstraten komen de ruiten-
wissers mogelijk onbedoeld in bewe-
ging als de regensensor is
ingeschakeld. Er bestaat een kans op
schade. Schakel de regensensor uit
in autowasstraten.
Inschakelen
Uitschakelen
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190 3.book Page 141 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM
142
Handleiding Supra3-1. BEDIENING
Draai aan het kart
elwieltje om de
gevoeligheid van de regensensor in
te stellen.
Omhoog: hoge gevoeligheid van de
regensensor.
Omlaag: lage gevoeligheid van de
regensensor. Trek aan de hendel.
Vloeistof uit het s
proeierreservoir
wordt op de voorruit gespoten en
de ruitenwissers werken even.
De ruitensproeiers voor worden
automatisch verwarmd als de
standby-modus is ingeschakeld.
In de wegklapstand kunnen de rui-
tenwissers worden weggeklapt van
de voorruit.
Dit is bijvoorbeeld belangrijk voor
het vervangen van de ruitenwisser-
bladen of om de ruitenwissers weg
te klappen van de voorruit bij vorst.
Instellen van de gevoeligheid van
de regensensor
Ruitensproeier voor
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING
Bij lage temperaturen kan de ruiten-
sproeiervloeistof op de voorruit
bevriezen en het zicht belemmeren.
Er bestaat een kans op ongevallen.
Gebruik het sproeiersysteem alleen
als er geen kans is op bevriezing van
de ruitensproeiervloeistof. Gebruik
indien nodig antivries.
OPMERKING
Als het sproeierre servoir leeg is,
werkt de sproeierpomp niet naar
behoren. Er bestaat een kans op
schade. Gebruik het sproeiersysteem
niet als het sproeierreservoir leeg is.
Reinigen van de voorruit
Ruitensproeiers voor
Wegklapstand van de
ruitenwissers
Principe
Algemeen
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190 3.book Page 142 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM