Page 33 of 241
Sleutels, portieren en ruiten31Achterruitverwarming
Om in te schakelen Ü indrukken.
De verwarming van de achterruit
werkt bij een draaiende motor.
Deze wordt na 6 minuten automatisch uitgeschakeld.
Als u tijdens dezelfde contactcyclus
nogmaals op Ü drukt, werkt de
verwarming nog drie minuten lang.
Voorruitverwarming
Om in te schakelen Ü indrukken.
De voorruitverwarming werkt samen
met de achterruitverwarming en bij draaiende motor.
Deze wordt na 6 minuten automatisch uitgeschakeld.
Als u tijdens dezelfde contactcyclus
nogmaals op Ü drukt, werkt de
verwarming nog drie minuten lang.
Zonnekleppen Om verblinding te vermijden kunnen
de zonnekleppen worden neerge‐
klapt en opzij worden gedraaid.
Onderweg moeten de spiegelkappen
gesloten zijn.
Aan de achterkant van de zonneklep
zit een kaartjeshouder.
Page 34 of 241

32Stoelen, veiligheidssystemenStoelen,
veiligheidssysteme
nHoofdsteunen .............................. 32
Voorstoelen .................................. 33
Stoelpositie ................................ 33
Stoelverstelling .......................... 34
Rugleuning neerklappen ...........35
Verwarming ............................... 37
Veiligheidsgordels .......................37
Driepuntsgordel ......................... 38
Airbagsysteem ............................. 40
Frontaal airbagsysteem .............44
Zijdelings airbagsysteem ...........45
Gordijnairbagsysteem ...............45
Airbag deactiveren ....................46
Kinderveiligheidssystemen ..........47
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 50Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de
bovenzijde van het hoofd. Is dit bij
zeer lange personen niet mogelijk,
dan de hoofdsteun in de hoogste
stand zetten (bij zeer kleine personen
de hoofdsteun juist in de laagste
stand zetten).
Instellen
Hoofdsteunen voor,
hoogteverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen, vastklikken.
Page 35 of 241
Stoelen, veiligheidssystemen33Hoofdsteunen achter,
hoogteverstelling
Trek de hoofdsteun omhoog en laat
deze vastklikken. Omlaag zetten:
druk op de pal om de hoofdsteun los
te zetten en omlaag te drukken.
Hoofdsteun achter wegnemen
Bijv. bij gebruik van een kinderveilig‐
heidssysteem 3 47.
Druk beide pallen in, trek de hoofd‐
steun omhoog en verwijder deze.
Leg de hoofdsteun in een nettas en
bevestig de onderkant van de tas met
klittenbandbevestigingen (Velcro ®
)
aan de vloer van de bagageruimte.
Een geschikte nettas is verkrijgbaar
bij uw werkplaats.
Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden
verstellen, omdat ze ongecontro‐
leerd kunnen bewegen.
Page 36 of 241

34Stoelen, veiligheidssystemen
● Uw zitvlak zo dicht mogelijk naarde rugleuning schuiven. De
afstand tot de pedalen zo instel‐
len dat de benen bij het volledig
intrappen van de pedalen licht
gebogen zijn. De passagiersstoel
voorin zover mogelijk naar
achteren schuiven.
● Zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en
alle instrumenten goed kunt afle‐ zen. Tussen hoofd en dakframe
moet minstens een handbreedte
ruimte zitten. Uw dijen dienen
licht op de zitting rusten, zonder
druk uit te oefenen.
● Uw schouders zo dicht mogelijk naar de rugleuning schuiven. Stel
de hoek van de rugleuning zo in
dat u het stuurwiel gemakkelijk
met licht gebogen armen kunt vastpakken. Bij het verdraaien
van het stuurwiel contact blijven houden tussen schouders en
rugleuning. De rugleuning mag
niet te ver achteroverhellen. De
aanbevolen hellingshoek
bedraagt maximaal ca. 25°.
● Stel de stoel en het stuur zodanig
op elkaar af dat wanneer uw pols bovenop het stuur rust, uw arm
volledig is gestrekt en uw schou‐
ders de rugleuning raken.
● Stuurwiel verstellen 3 63.
● Hoofdsteun instellen 3 32.
● Hoogte veiligheidsgordel instel‐ len 3 38.
Stoelverstelling
Zorg bij het rijden dat de stoelen en
rugleuningen altijd vastgeklikt zijn.Verstelling in de lengterichting
Aan handgreep trekken, stoel
verschuiven, handgreep loslaten.
Probeer de stoel heen en weer te
bewegen om na te gaan of deze op
zijn plaats zit.
Page 37 of 241
Stoelen, veiligheidssystemen35Hoek van rugleuning
Zithoek met het handwiel aanpassen.
Bij het verstellen de rugleuning niet
belasten.
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel
omhoog:stoel omhoogomlaag:stoel omlaagRugleuning neerklappen
Standaardstoel neerklappen
Ontgrendelingshefboom naar voren
trekken en rugleuning naar voren
klappen. Vervolgens stoel geheel
naar voren schuiven.
Terugzetten door de stoel geheel
naar achteren te schuiven. Zet de
rugleuning rechtop zonder de
ontgrendelingshefboom te bedienen.
Rugleuning laten vastklikken.
Page 38 of 241

36Stoelen, veiligheidssystemen9Waarschuwing
Bij opklappen moet u zich ervan
verzekeren dat de stoel stevig op
zijn plaats vergrendeld is alvorens te gaan rijden. Als u dat niet doet,
kan dit bij krachtig remmen of een
botsing letsel veroorzaken.
De geheugenfunctie vergrendelt de
stoel na het inklappen in de oorspron‐
kelijke stand.
Zithoek bij naar voren geklapte
rugleuning niet met handwiel verstel‐
len.
Voorzichtig
Druk de hoofdsteunen met de
stoel in de hoogste stand omlaag
en klap de zonnekleppen omhoog voordat u de rugleuning naar
voren klapt.
Sportstoel neerklappen
Veiligheidsgordel uit gordelhouder op de rugleuning verwijderen.
Trek aan de ontgrendelingshendel op de rugleuning, klap de rugleuningnaar voren en laat de hendel los.
Schuif vervolgens de stoel geheel
naar voren.
Terugzetten door de stoel geheel
naar achteren te schuiven. Zet de
rugleuning rechtop zonder de
ontgrendelingshefboom te bedienen.
Rugleuning laten vastklikken.
9 Waarschuwing
Bij opklappen moet u zich ervan
verzekeren dat de stoel stevig op
zijn plaats vergrendeld is alvorens te gaan rijden. Als u dat niet doet,
kan dit bij krachtig remmen of een
botsing letsel veroorzaken.
De geheugenfunctie vergrendelt de
stoel na het inklappen in de oorspron‐
kelijke stand.
Draai bij het naar voren klappen van
de rugleuning niet aan het stelwiel
voor de rugleuning.
Page 39 of 241

Stoelen, veiligheidssystemen37Verwarming
Activeer de stoelverwarming door op
ß voor de betreffende voorstoel te
drukken.
De LED in de knop brandt om active‐ ring aan te geven.
Druk ß nogmaals in om de stoelver‐
warming te deactiveren.
De stoelverwarming werkt wanneer
de motor loopt.
Tijdens een Autostop werkt de stoel‐
verwarming ook.
Stop-startsysteem 3 123.
Veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels worden bij snel
optrekken of hard remmen geblok‐
keerd om de inzittenden op hun stoel te houden. Daarom neemt het gevaar
voor letsel aanzienlijk af.
9 Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit
omdoen.
Inzittenden die geen gebruik
maken van de veiligheidsgordel
brengen bij eventuele aanrijdin‐
gen medepassagiers en zichzelf in gevaar.
Veiligheidsgordels zijn bedoeld voor
gebruik door slechts één persoon
tegelijk.
Kinderveiligheidssysteem 3 47.
Laat alle onderdelen van het gordel‐
systeem regelmatig op schade,
verontreiniging en juiste werking
controleren.
Laat beschadigde componenten
vervangen in een werkplaats. Laat na
een aanrijding de veiligheidsgordels
en de gordelspanners in een werk‐
plaats vervangen.
Page 40 of 241

38Stoelen, veiligheidssystemenLet op
Zorg dat de veiligheidsgordels niet
door schoenen of voorwerpen met
scherpe randen beschadigd raken
klem komen te zitten. Oprolautoma‐
ten vrijhouden van vuil.
Gordelverklikker
De gordelverklikker voor de bestuur‐dersstoel bestaat uit controlelampje
X op de instrumentengroep 3 78.
De gordelverklikker voor de passa‐
giersstoel bestaat uit controlelampje
k op de middenconsole 3 75.
Voor zitplaatsen achterin wordt de
gordelverklikker aangegeven door
symbolen X op het Driver Information
Center 3 83.
Gordelkrachtbegrenzers
De gordelkrachtbegrenzers van de
voorstoelen en de buitenste zitplaat‐
sen achterin beperken de krachten
die inwerken op de inzittenden, door‐ dat de gordels tijdens een botsing
geleidelijk worden ontspannen.Gordelspanners
De gordelsloten van de voorstoelen worden bij een voldoende zware fron‐ tale botsing of bij een aanrijding van
achteren strakgetrokken.9 Waarschuwing
Onjuist handelen (bijv. het verwij‐
deren of aanbrengen van gordels) kan de gordelspanners in werking
stellen.
Geactiveerde gordelspanners zijn te
herkennen aan het voortdurend bran‐
dende controlelampje v 3 78.
Geactiveerde gordelspanners door
een werkplaats laten vervangen.
Gordelspanners worden slechts
eenmaal geactiveerd.
Let op
Bevestig of monteer geen accessoi‐
res of andere voorwerpen die de
werking van de gordelspanners
kunnen verstoren. Geen aanpassin‐
gen aan onderdelen van de gordel‐
spanners aanbrengen, anders
vervalt de typegoedkeuring van de auto.
Driepuntsgordel
Omdoen
Gordel uit de oprolautomaat trekken,
zonder te verdraaien voor u langs
halen en de gesp in het slot steken.
Heupgordel tijdens het rijden van tijd
tot tijd strak trekken door aan de
schoudergordel te trekken.
Sportstoel: Steek bij het vastmaken
van de gordel deze door de gordel‐
bevestiging op de rugleuning.