Page 17 of 241
Kort en bondig15Achterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de
achterruit gespoten en de ruitenwis‐
ser maakt enkele slagen.
Achterruitwisser en -sproeier 3 65.
Klimaatregeling
Achterruitverwarming
Ü indrukken om verwarming in te
schakelen.
Achterruitverwarming 3 31.
Verwarmde voorruit 3 31.
Buitenspiegelverwarming Met Ü schakelt u ook de buitenspie‐
gelverwarming in.
Buitenspiegelverwarming 3 28.
Ruiten ontwasemen en
verwarmen
● Luchtverdeelschakelaar op l
zetten.
● V indrukken.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
● Achterruitverwarming Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Klimaatregelsysteem 3 110.
Page 18 of 241
16Kort en bondigVersnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: breng de auto tot stilstand,
trap het koppelingspedaal in en druk
op de ontgrendelknop op de keuze‐
hendel en schakel de versnelling in.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan het koppelingspedaal
in de neutrale stand laten opkomen
en weer intrappen; vervolgens
nogmaals schakelen.
Handgeschakelde versnellingsbak
3 132.
Automatische versnellingsbakP:parkeerstandR:achteruitversnellingN:neutrale standD:rijstandM:handgeschakelde modus<:indrukken voor opschakelen in
handgeschakelde modus]:indrukken voor terugschakelen
in handgeschakelde modus
U kunt de keuzehendel uit P zetten
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en u het rempedaal intrapt. Om
P of R in te schakelen, drukt u op de
ontgrendelknop.
Automatische versnellingsbak
3 128.
Page 19 of 241

Kort en bondig17Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● Bandenspanning 3 183 en -staat
3 221.
● Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 163.
● Ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar.
● Juiste positie van spiegels 3 27, stoelen 3 33 en veilig‐
heidsgordels 3 38.
● Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige
remmen.Motor starten
● Draai de sleutel naar stand 1.
● Verdraai het stuurwiel iets om het
stuurslot te ontgrendelen.
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: trap het koppelings- en
rempedaal in.
Automatische versnellingsbak:
trap het rempedaal in en zet de
keuzehendel op P of N.
● Trap het gaspedaal niet in.
● Draai de sleutel naar stand 3 en
laat deze los.
Motor starten 3 122.
Stop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en aan bepaalde voorwaarden is voldaan, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
Auto's met handgeschakelde
versnellingsbak:
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Schakel de neutraalstand in.
● Laat het koppelingspedaal los.
Een Autostop wordt aangegeven
door controlelampje D.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw intrappen. Controlelampje D dooft.
Page 20 of 241

18Kort en bondigParkeren9Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
ondergrond met brandbaar
materiaal. Door de hoge
temperatuur van het uitlaatsys‐
teem kan het oppervlak
ontbranden.
● Trek altijd de parkeerrem aan. Zet de parkeerrem aan zonder
op de ontgrendelingsknop te
drukken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig
mogelijk. Trap tegelijkertijd het rempedaal in om minder kracht
nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Wanneer de auto vlak of op een
oplopende helling staat, dan
vóór het verwijderen van de
contactsleutel de eerste
versnelling inschakelen of de
keuzehendel in stand P zetten.
Op een oplopende helling
bovendien de voorwielen van
de stoeprand wegdraaien.
Wanneer de auto op een aflo‐ pende helling staat, dan vóór
het verwijderen van de contact‐ sleutel de achteruitversnelling
inschakelen of de keuzehendel in stand P zetten. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand
toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Verdraai het stuur‐
wiel totdat het stuurslot merk‐ baar vergrendelt.
Bij auto's met automatische
versnellingsbak kan de sleutel
alleen worden verwijderd met de keuzehendel in stand P.
●
Vergrendel de auto door e op de
handzender in te drukken.
Activeer het alarmsysteem
3 25.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 162.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Sleutels, sloten 3 19.
Auto een langere tijd stilzetten
3 161.
Page 21 of 241

Sleutels, portieren en ruiten19Sleutels, portieren
en ruitenSleutels, sloten ............................ 19
Sleutels ...................................... 19
Handzender ............................... 20
Opgeslagen instellingen ............21
Centrale vergrendeling ..............21
Automatisch vergrendelen .........23
Kindersloten .............................. 24
Portieren ...................................... 24
Bagageruimte ............................ 24
Antidiefstalbeveiliging ..................25
Vergrendelingssysteem .............25
Diefstalalarmsysteem ................25
Startbeveiliging .......................... 27
Buitenspiegels ............................. 27
Bolle vorm ................................. 27
Elektrische verstelling ................27
Inklapbare spiegels ...................28
Verwarmde spiegels ..................28
Binnenspiegel .............................. 28
Handmatige dimfunctie ..............28
Automatische dimfunctie ...........29
Ruiten .......................................... 29
Voorruit ...................................... 29Handbediende ruiten.................29
Elektrisch bediende ruiten .........29
Achterruitverwarming ................31
Voorruitverwarming ...................31
Zonnekleppen ............................ 31Sleutels, sloten
SleutelsVoorzichtig
Bevestig geen zware of massieve
voorwerpen aan de contactsleutel.
Reservesleutels
Het sleutelnummer staat vermeld op
een verwijderbaar etiket.
Bij het bestellen van reservesleutels
moet het sleutelnummer worden
vermeld, aangezien de sleutels deel
uitmaken van de startbeveiliging.
Sloten 3 204.
Het codenummer van de adapter
voor de wielborgbouten vindt u op
een kaart. Vermeld het wanneer u
een nieuwe adapter bestelt.
Wiel verwisselen 3 196.
Page 22 of 241

20Sleutels, portieren en ruitenSleutel met uitklapbare
sleutelbaard
Om uit te klappen toets indrukken.
Om in te klappen eerst toets indruk‐
ken.
Handzender
Wordt gebruikt voor:
● centrale vergrendeling
● vergrendelingssysteem
● diefstalalarmsysteem
De handzender heeft een bereik van
ca. 20 meter. Het bereik kan worden
beperkt door externe factoren. Bran‐
dende alarmknipperlichten dienen als
bevestiging.
Afstandsbediening met zorg behan‐
delen, vochtvrij houden, beschermen
tegen hoge temperaturen en onnodig gebruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de afstandsbediening kan worden
vergrendeld of ontgrendeld, kan dit
het gevolg zijn van het volgende:
● Het bereik wordt overschreden.
● De accuspanning is te laag.
● Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten hetbereik, waardoor er opnieuwgesynchroniseerd moet worden.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de afstandsbediening, waar‐
door de stroomvoorziening voor korte tijd wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Ontgrendelen 3 21.
Basisinstellingen
Sommige instellingen zijn te wijzigen
op het Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 93.
Page 23 of 241

Sleutels, portieren en ruiten21Batterij van de afstandsbedieningvervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de
batterij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Sleutelbaard uitklappen en handzen‐
der zijwaarts openen. Batterij vervan‐ gen (batterijtype CR 2032), let hierbij
op de juiste plaatsing. Afstandsbedie‐
ning sluiten en synchroniseren.
Opgeslagen instellingen Bij uitschakeling van het contact
worden bepaalde functie-instellingen
mogelijk automatisch door de
afstandsbediening opgeslagen:
● verlichting
● elektronische klimaatregeling
● voorinstellingen voor Infotain‐ mentsysteem
● centrale vergrendeling
● comfortinstellingen
De opgeslagen instellingen worden
automatisch toegepast wanneer de
sleutel met het geheugen de
volgende keer in het contactslot wordt
gestoken en naar stand 1 3 121
wordt gedraaid.Voorwaarde is wel dat Pers. inst. voor
bestuurder is geactiveerd in de
persoonlijke instellingen van het
Info-Display. Dit moet worden inge‐
steld voor elke gebruikte sleutel.
Persoonlijke instellingen 3 93.
Centrale vergrendeling Ontgrendelen en vergrendelen van
portieren, bagageruimte en tankvul‐
klep.
Trek vanuit het interieur met vergren‐
delde portieren aan een binnenhand‐ greep om het desbetreffende portier
te ontgrendelen.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of
gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch
ontgrendeld.
Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de
portieren wordt geopend, worden de portieren na drie minuten automa‐tisch opnieuw vergrendeld.
Page 24 of 241

22Sleutels, portieren en ruitenOntgrendelen
c indrukken.
Op het Info-Display kunt u kiezen uit twee instellingen:
● Om alleen het bestuurdersportier
en de tankvulklep te ontgrende‐
len, drukt u eenmaal op c. Om
alle portieren en de bagage‐
ruimte te ontgrendelen, drukt u
tweemaal op c.
● Druk eenmaal op c om alle
portieren, de bagageruimte en de tankvulklep te ontgrendelen.
Persoonlijke instellingen 3 93.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte sleutel.
Opgeslagen instellingen 3 21.
Ontgrendelen en openen van de
achterklep 3 24.
Vergrendelen
Portieren, bagageruimte en tankvul‐
klep sluiten.
e indrukken.
Bij een niet goed gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐
deling niet.
Centrale vergrendelingstoetsen
Portieren, de bagageruimte en de
tankvulklep worden vanuit de passa‐
giersruimte vergrendeld of ontgren‐
deld.
Druk op e om te vergrendelen.
Druk op c om te ontgrendelen.
Vertraagde portiervergrendeling
Schakel de motor uit en verwijder de sleutel uit het slot. Druk op e met
minstens één portier geopend en drie
geluidssignalen klinken. 5 seconden
na het sluiten van het laatste portier