Page 17 of 235
Kort en bondig15Achterruitwisser
Druk de wipschakelaar in om de
achterruitwisser aan te zetten:
ON:continue werkingOFF:uitINT:onderbroken werkingAchterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de
achterruit gespoten en de ruitenwis‐
ser maakt enkele slagen.
Achterruitwisser en -sproeier 3 65.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit
Ü indrukken om verwarming in te
schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 30.
Verwarmbare buitenspiegels
Met Ü schakelt u ook de verwarm‐
bare buitenspiegels in.
Verwarmbare buitenspiegel 3 27.
Page 18 of 235

16Kort en bondigRuiten ontwasemen en ontdooien
●Luchtverdeelschakelaar op l
zetten.
● V indrukken.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Klimaatregelsysteem 3 109.
Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: breng de auto tot stilstand,
trap het koppelingspedaal in en druk
op de ontgrendelknop op de keuze‐
hendel en schakel de versnelling in.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de
neutrale stand laten opkomen,
koppeling weer intrappen en
nogmaals schakelen.
Handgeschakelde versnellingsbak
3 127.
Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● bandenspanning 3 177 en -staat
3 214
● motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 157
● alle ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar
● juiste positie van spiegels 3 27, stoelen 3 33 en veilig‐
heidsgordels 3 38
● werking van remsysteem bij lage
snelheid, vooral bij vochtige
remmen
Page 19 of 235
Kort en bondig17Motor starten
● Draai de sleutel naar stand 1.
● Verdraai het stuurwiel iets om het
stuurslot te ontgrendelen.
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: trap het koppelings- en
rempedaal in.
● Geen gas geven.
● Draai de sleutel naar stand 3 en
laat deze los.
Motor starten 3 121.
Om de sleutel vanuit stand 2 naar
stand 1 of 0 te draaien moet u de
sleutel wellicht eerst zover mogelijk
induwen, in de richting van de stuur‐
kolom.Stop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en aan bepaalde voorwaarden is voldaan, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
Auto's met handgeschakelde
versnellingsbak
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Schakel de neutraalstand in.
● Laat het koppelingspedaal los.
Een Autostop wordt door de naald
aangegeven bij de AUTOSTOP-
stand in de toerenteller.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw intrappen.
Page 20 of 235

18Kort en bondigStop/Start-systeem 3 122.Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
ondergrond met brandbaar
materiaal. Door de hoge
temperatuur van het uitlaatsys‐
teem kan het oppervlak
ontbranden.
● Trek altijd de parkeerrem aan. Schakel de handrem in zonder
de ontgrendelingsknop in te
drukken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig
mogelijk. Trap tegelijkertijd het
rempedaal in om minder kracht
nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Schakel als de auto op een vlakke ondergrond of een oplo‐pende helling staat de eerste
versnelling in voordat u de
contactsleutel lostrekt. Op een
oplopende helling bovendien de voorwielen van de stoep‐
rand wegdraaien.
Schakel als de auto op een
aflopende helling staat de
achteruitversnelling in voordat
u de contactsleutel lostrekt.
Bovendien de voorwielen naar
de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ruiten en het schuifdak.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Verdraai het stuur‐
wiel totdat het stuurslot merk‐ baar vergrendelt.
● Vergrendel de auto door e op de
handzender in te drukken.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 156.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
Page 21 of 235
Kort en bondig1930 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Sleutels, sloten 3 20.
Auto een langere tijd stilzetten
3 155.
Page 22 of 235

20Sleutels, portieren en ruitenSleutels, portieren
en ruitenSleutels, sloten ............................ 20
Sleutels ...................................... 20
Handzender ............................... 21
Opgeslagen instellingen ............22
Centrale vergrendeling ..............22
Automatisch vergrendelen .........24
Portieren ...................................... 25
Bagageruimte ............................ 25
Antidiefstalbeveiliging ..................26
Vergrendelingssysteem .............26
Startbeveiliging .......................... 26
Buitenspiegels ............................. 27
Bolle vorm ................................. 27
Elektrische verstelling ................27
Inklapbare spiegels ...................27
Verwarmde spiegels ..................27
Binnenspiegel .............................. 28
Handmatige dimfunctie ..............28
Automatische dimfunctie ...........28
Ruiten .......................................... 28
Voorruit ...................................... 28
Elektrisch bediende ruiten .........28Achterruitverwarming ................30
Zonnekleppen ............................ 30
Dak .............................................. 30
Zonnedak .................................. 30
Panoramadak ............................ 31Sleutels, sloten
SleutelsVoorzichtig
Bevestig geen zware of massieve
voorwerpen aan de contactsleutel.
Reservesleutels
Het sleutelnummer staat vermeld op
een verwijderbaar etiket.
Bij het bestellen van reservesleutels
moet het sleutelnummer worden
vermeld aangezien de sleutels deel
uitmaken van de startbeveiliging.
Sloten 3 198.
Het codenummer van de adapter
voor de wielborgbouten vindt u op
een kaart. Vermeld het wanneer u
een nieuwe adapter bestelt.
Wiel verwisselen 3 187.
Page 23 of 235

Sleutels, portieren en ruiten21Sleutel met uitklapbare
sleutelbaard
Om uit te klappen toets indrukken.
Om in te klappen eerst toets indruk‐
ken.
Handzender
Wordt gebruikt voor:
● centrale vergrendeling
● vergrendelingssysteem
● elektrisch bediende ruiten
De handzender heeft een bereik van
ca. 20 meter. Het bereik kan worden
beperkt door externe factoren. Bran‐
dende alarmknipperlichten dienen als
bevestiging.
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig
gebruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het
gevolg zijn van het volgende:
● Het bereik wordt overschreden.
● De accuspanning is te laag.
● Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten hetbereik, waardoor er opnieuw
gesynchroniseerd moet worden.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de afstandsbediening, waar‐
door de stroomvoorziening voor korte tijd wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Ontgrendelen 3 22.
Basisinstellingen Sommige instellingen zijn te wijzigen
op het Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 92.
Page 24 of 235

22Sleutels, portieren en ruitenBatterij van de handzender
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de
batterij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Sleutelbaard uitklappen en handzen‐
der openen. Batterij vervangen
(batterijtype CR 2032), let hierbij op de juiste plaatsing. Handzender slui‐
ten en synchroniseren.
Sleutel met vaste sleutelbaard
Laat de batterij vervangen in een
werkplaats.
Opgeslagen instellingen Bij uitschakeling van het contact
worden bepaalde functie-instellingen
mogelijk automatisch door de
afstandsbediening opgeslagen:
● verlichting
● voorkeurinstellingen van Info‐ tainmentsysteem
● centrale vergrendeling
● comfortinstellingen
● verwarming en ventilatie
De opgeslagen instellingen worden
automatisch toegepast wanneer de
sleutel met het geheugen de
volgende keer in het contactslot wordt gestoken en naar stand 1 3 120
wordt gedraaid.Voorwaarde is wel dat Pers. inst. voor
bestuurder is geactiveerd in de
persoonlijke instellingen van het Info- Display. Dit moet worden ingesteld
voor elke gebruikte sleutel.
Persoonlijke instellingen 3 92.
Centrale vergrendeling Ontgrendelen en vergrendelen van
portieren, bagageruimte en tankvul‐
klep.
Door aan de binnenste portierhand‐ greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch
ontgrendeld.
Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de
portieren wordt geopend, worden de
portieren na drie minuten automa‐ tisch opnieuw vergrendeld.