Page 193 of 235
Verzorging van de auto191
2. Plaats de wielsleutel stevig op dewielbouten en draai elke bout een
halve slag los.
De wielen zijn mogelijk beveiligd met wielborgbouten. Zet voor het
losdraaien van deze specifieke
bouten eerst de adapter voor de
wielborgbouten op de boutkop
voordat u de wielsleutel erop zet.
De adapter ligt in het handschoe‐
nenkastje.3. Zorg ervoor dat de krik correct onder het juiste kriksteunpunt
staat.
Sommige versies zijn uitgevoerd
met dorpelplaten met afgedekte
krikpunten: trek eerst de afdek‐
king van het desbetreffende krik‐
punt los alvorens de krik te plaat‐
sen.
4. Zet de krik op de vereiste hoogte.
Plaats de kruk dusdanig onder het krikpunt dat deze niet kan
losschieten.
Page 194 of 235

192Verzorging van de auto
Bevestig de zwengel en draai met
de krik recht onder het hefpunt
totdat het wiel van de grond komt.
5. Draai de wielbouten los.
6. Verwissel het wiel.
7. Draai de wielmoeren erop.
8. Laat de auto neer.
9. Plaats de wielsleutel, let er hierbij op dat deze stevig vastzit en haal
de bouten kruislings aan. Het
aanhaalkoppel bedraagt 110 Nm.
10. Verdraai de wieldop van de stalen
velg vóór het aanbrengen zo dat
de ventielopening over het band‐
ventiel valt.
Monteer de wielboutdoppen of de wieldop op de lichtmetalen velg.
11. Berg het vervangen wiel, het boordgereedschap 3 175 en de
adapter voor de wielborgbouten
3 52 op en zet ze vast.
12. Controleer de bandenspanning en het aanhaalkoppel van de wiel‐
bouten van het gemonteerde wiel zo spoedig mogelijk.
Een beschadigd wiel in de
bagageruimte opbergen
De reservewielhouder is niet gemaakt voor bandenmaten die afwijken vandie van het reservewiel.
Een beschadigd wiel anders dan het
reservewiel in de bagageruimte plaat‐
sen en vastmaken met een band.
Boordgereedschap 3 175.Wielen met een bandenmaat tot
195/55 R 16 1. Verwijder de bagageruimte- afdekking en til de vloer van de
bagageruimte op. Berg beide op
achter de omhoog gezette rugleu‐ ningen van de zitplaatsen
achterin.
2. Draai de vleugelmoer los en neem
de gereedschapskist weg.
3. Plaats het beschadigde wiel rechtop in de uitsparing voor de
gereedschapskist, met de voor‐
kant naar voren.
Page 195 of 235
Verzorging van de auto193
4. Haal de band 1 van de gereed‐
schapskist en haal het uiteinde
met de lus van de band door het
sjoroog rechts.
5. Plaats de haak van de riem door de lus en trek eraan totdat de riemstevig aan het sjoroog bevestigd
is.6. Steek de riem door de spaken van
het wiel zoals weergegeven in de
illustratie.
7. Doe de haak in het sjoroog links. 8. Trek de riem strak en borg deze met de gesp.9. Plaats de gereedschapskist in debinnenkant van het wiel en zet
deze vast met band 2 die door
twee spaken van het wiel erin
gestoken is.
9 Gevaar
Rijd na het opslaan van een
beschadigd reservewiel in de
bagageruimte altijd met opge‐
klapte en vastgeklikte achterbank‐ rugleuningen.
Wielen met een grotere bandenmaat
dan 195/55 R 16 1. Klap de rugleuningen van de zitplaatsen achterin neer 3 54.
Page 196 of 235

194Verzorging van de auto
2. Haal de band 1 van de gereed‐
schapskist.
3. Plaats het beschadigde wiel met de buitenkant omlaag in de baga‐
geruimte.
4. Pak de band 1 en haal het uiteinde
met de lus van de band door het
sjoroog rechts.
5. Plaats de haak van de riem door de lus en trek eraan totdat de riemstevig aan het sjoroog bevestigd
is.
6. Steek de riem door de spaken van
het wiel zoals weergegeven in de
illustratie.
7. Doe de haak in het sjoroog links. 8. Trek de riem strak en borg deze met de gesp.
9 Waarschuwing
Bij het niet goed vastzetten van
een krik, een wiel of andere appa‐ ratuur in de bagageruimte is er
kans op letsel. Bij een noodstop of een botsing kunnen inzittendendoor voorwerpen worden getrof‐
fen.
Berg krikken of gereedschap altijd goed vastgezet in de betreffendeopbergvakken op.
Een beschadigd wiel dat in de
bagageruimte wordt geplaatst,
moet altijd met een band worden
vastgezet.
Reservewiel met
draairichtingsgebonden band
Monteer draairichtingsgebonden
banden indien mogelijk zo dat ze in de
rijrichting afrollen. De draairichting is
herkenbaar aan een symbool (bijv.
een pijl) op de zijwand van de band.
Page 197 of 235

Verzorging van de auto195Voor banden die tegen de draairich‐
ting in gemonteerd zijn geldt:
● Rijeigenschappen worden moge‐
lijk nadelig beïnvloed. Laat de
defecte band zo snel mogelijk
vervangen of repareren en breng deze in plaats van het reserve‐wiel aan.
● Rijd voorzichtig op natte en besneeuwde wegen.Starthulp gebruiken
Niet starten met een snellader.
Bij een ontladen accu kan de motor
worden gestart met hulpstartkabels
en de accu van een ander voertuig.9 Waarschuwing
Hulpstartkabels alleen met de
uiterste voorzichtigheid gebrui‐
ken. Elke afwijking van de onder‐
staande instructies kan letsel of
schade als gevolg van het explo‐
deren van de accu's en schade
aan de elektrische systemen van
beide auto's tot gevolg hebben.
9 Waarschuwing
Laat de accu niet in contact komen
met de ogen, huid, weefsels en
lakwerk. De vloeistof bevat
zwavelzuur, dat bij direct contact
letsel en schade kan veroorzaken.
● De accu nooit aan vonken of open vuur blootstellen.
● Een ontladen accu kan al bij eentemperatuur van 0 °C bevriezen.
Ontdooi de bevroren accu alvo‐
rens hulpstartkabels aan te slui‐ ten.
● Bij werkzaamheden aan de accu oogbescherming en bescher‐
mende kleding dragen.
● Gebruik een hulpaccu met dezelfde spanning (12 V). De
capaciteit van de hulpaccu (Ah)
mag niet veel minder zijn dan die van de lege accu.
● Gebruik hulpstartkabels met geïsoleerde aansluitklemmen en
een diameter van minstens
16 mm 2
.
● De ontladen accu niet van de auto loskoppelen.
● Alle onnodige stroomverbruikers uitschakelen.
● Tijdens de hulpstart niet over de accu leunen.
● De aansluitklemmen van de ene kabel mogen die van de andere
niet raken.
● Ook de auto's mogen elkaar tijdens de hulpstart niet raken.
Page 198 of 235

196Verzorging van de auto● Schakel de parkeerrem in,versnellingsbak in neutrale
stand.
● Open de pluspoolbeschermkap‐ pen van beide accu's.
Aansluitvolgorde van de kabels:
1. Sluit de rode kabel aan op de plus‐
pool van de hulpstartaccu.
2. Sluit het andere uiteinde van de rode kabel aan op de pluspool van
de ontladen accu.
3. Sluit de zwarte kabel aan op de minpool van de hulpstartaccu.
4. Sluit het andere uiteinde van de zwarte kabel aan op de massa
van de auto, bijv. op het motorblok of op een bout van de motorop‐
hanging. Kies een aansluitpunt
dat zover mogelijk van de ontla‐
den accu ligt; minimaal 60 cm.
Leg de kabels zo dat ze niet door de
draaiende delen in de motorruimte
geraakt kunnen worden.
Om de motor te starten: 1. Start de motor van het stroom leverende voertig.
2. Start na 5 minuten de andere motor. Laat startpogingen niet
langer dan 15 seconden duren
met tussenpozen van 1 minuut.
3. Laat beide motoren met aange‐ sloten kabels ca. 3 minuten stati‐
onair draaien.4. Schakel elektrische verbruikers (bijv. koplampen, achterruitver‐
warming) van de stroom ontvan‐
gende auto in.
5. Bovenstaande procedure bij het verwijderen van de kabels in de
omgekeerde volgorde volgen.
Page 199 of 235
Verzorging van de auto197Trekken
Auto slepen
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 175.Adam
1. Klik de kap los door op het gemar‐
keerde punt te drukken.2. Schroef het sleepoog naar binnen
en draai het tot aan de aanslag in horizontale stand vast.
3. Bevestig de sleepkabel – beter is een sleepstang – aan het sleep‐
oog.
Adam Rocks
1. Wikkel een doek rond de punt van
een platte schroevendraaier om
schade aan de lak te voorkomen.
Maak de kleine dop met een
schroevendraaier bij de gemar‐
keerde positie los.
Page 200 of 235

198Verzorging van de auto
2.Schroef het sleepoog naar binnen
en draai het tot aan de aanslag in horizontale stand vast.
3. Bevestig de sleepkabel – beter is een sleepstang – aan het sleep‐
oog.
Algemeen
Sleepoog alleen gebruiken om de
auto weg te slepen en niet om deze
te bergen.
Schakel de ontsteking in om het
stuurslot te ontgrendelen en remlich‐
ten, claxon en voorruitwisser te
kunnen bedienen.
Zet de keuzehendel in neutraal.
Schakel de parkeerrem uit.Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten
kunnen de auto beschadigen.
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk
zwaarder.
Recirculatiesysteem inschakelen en
ruiten sluiten, zodat geen uitlaatgas‐
sen van de slepende auto kunnen
binnendringen.
Roep de hulp in van een werkplaats.
Na het slepen verwijdert u het sleep‐
oog.
Plaats de kap en klik deze vast in de
voorbumper.
Verzorging van uiterlijk
Verzorging exterieur
Sloten
De sloten zijn af fabriek gesmeerd
met een hoogwaardig slotcilindervet. Gebruik genotsmiddelen alleen in
dringende gevallen, omdat ze ontvet‐
tend werken en de werking van de sloten belemmeren. Na gebruik van
ontdooimiddelen, de sloten door een
werkplaats opnieuw laten smeren.
WassenAdam zonder inklapbaar zonnedak:Het lakwerk van de auto staat bloot
aan invloeden van buitenaf. De auto
daarom regelmatig wassen en met
was conserveren. Bij het bezoek aan
wasstraten, een programma met een
wasbehandeling selecteren. Beper‐
kingen voor carrosserieonderdelen
met hoogglans- of matte lak of siers‐ trippen, zie "Polijsten en in de was
zetten".