Page 41 of 281
Sleutels, portieren en ruiten39Elektrisch inklappen
Trek de spiegelknop naar achteren.
Beide buitenspiegels klappen nu in.
Druk de spiegelknop nogmaals naar
achteren om de buitenspiegels weer
in hun oorspronkelijke stand te
zetten.
Als u een elektrisch ingeklapte spie‐
gel met de hand uitklapt, wordt bij het naar achteren trekken van de spie‐
gelknop alleen de andere spiegel
elektrisch uitgeklapt.
Verwarmde spiegels
Om in te schakelen b indrukken.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Achterruitverwarming 3 42.
Binnenspiegel
Handmatige dimfunctie
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐
gelbehuizing verstellen.
Page 42 of 281

40Sleutels, portieren en ruitenAutomatische dimfunctie
Verblinding 's nachts door achterop‐
komend verkeer wordt automatisch
verminderd.
Ruiten
Voorruit
Stickers op de voorruit
Breng geen stickers, zoals tolvignet‐
ten of soortgelijke stickers, rondom
de achteruitkijkspiegel op de voorruit aan. Sensor vrijhouden van stof, vuil
en ijs. Anders kunnen de detectie‐
zone van de regensensor / lichtsen‐
sor en het zichtveld van de camera in
de spiegelbehuizing kleiner worden.
Sensoren 3 82, 3 112
Vervanging van voorruitVoorzichtig
Als de auto met een vooruitzicht‐
camera voor de bestuurderson‐
dersteuningssystemen uitgevoerd is, is het zeer belangrijk dat een
eventuele vervanging van de voor‐ ruit precies volgens de specifica‐
ties van Opel plaatsvindt. Anders
werken deze systemen wellicht
niet goed en bestaat het risico van
onverwacht gedrag en / of berich‐
ten van deze systemen.
Elektrisch bediende ruiten
9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Als er achterin kinderen zitten,
moet u de kinderbeveiliging van
de elektrische ruitbediening
inschakelen.
Page 43 of 281

Sleutels, portieren en ruiten41Ruiten tijdens het sluiten goed in
de gaten houden. Ervoor zorgen
dat niets of niemand bekneld
raakt.
Schakel het contact in om de elek‐ trisch bediende ruiten te bedienen.
Druk de schakelaar van de desbetref‐ fende ruit in om de ruit te openen of
trek aan de schakelaar om de ruit te
sluiten.
Toets een stukje indrukken of uittrek‐
ken: ruit beweegt omhoog of omlaag
zolang u de schakelaar bedient.
Knop zover mogelijk indrukken of
uittrekken en loslaten: ruit beweegt
automatisch omhoog of omlaag met
geactiveerde beveiligingsfunctie. U
stopt de ruit door de schakelaar
nogmaals in dezelfde richting te
bedienen.
Beveiligingsfunctie Stuit de ruit tijdens het automatisch
sluiten boven de middelste stand op
weerstand, dan stopt het sluiten
onmiddellijk en beweegt de ruit weer
omlaag.
Beveiligingsfunctie negeren
Bij problemen tijdens het sluiten
vanwege vorst of iets dergelijks scha‐ kelt u het contact in, trekt u de scha‐
kelaar vervolgens tot de eerste klik en
houdt u hem daar. De ruit beweegt
omhoog zonder geactiveerde beveili‐
gingsfunctie. Om de beweging te
stoppen laat u de schakelaar los.Kindersloten op
achterportierruiten
Druk V in om de achterste elektri‐
sche portierruiten te deactiveren; het
led-lampje licht op. Druk voor active‐
ring nogmaals op V.
Ruiten van de buitenzijde
bedienen
U kunt de ruiten op afstand van
buitenaf bedienen.
Page 44 of 281

42Sleutels, portieren en ruiten
Houd e ingedrukt om de ruiten te slui‐
ten.
Laat de toets los om de ruit te stop‐
pen.
Als de ruiten volledig gesloten zijn,
lichten de alarmknipperlichten twee‐
maal op.
Overbelasting Worden de ruiten in korte tijd meer‐
maals bediend, dan wordt de ruitbe‐
diening enige tijd gedeactiveerd.
Elektrisch bediende ruiten
initialiseren
Als u de ruiten niet automatisch kunt
sluiten (bijv. na het loskoppelen van
de accu), verschijnt er een waarschu‐ wingstekst op het Driver Information
Center.
Boordinformatie 3 105.
Activeer de ruitelektronica als volgt: 1. Sluit de portieren.
2. Schakel het contact in.
3. Trek aan de schakelaar totdat de ruit gesloten is en blijf nog
2 seconden eraan trekken.
4. Duw tegen de schakelaar totdat de ruit helemaal is geopend en
blijf nog 2 seconden duwen.
5. Doe dit voor alle ruiten.
Achterruitverwarming Samen met de buitenspiegelverwar‐
ming in te schakelen door het indruk‐
ken van b.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.Afhankelijk van de klimaatregeling zit
b mogelijk op een andere plek.
Auto's met verwarmings- en
ventilatiesysteem of met
airconditioning
Page 45 of 281
Sleutels, portieren en ruiten43Auto's met elektronische
klimaatregeling
Voorruitverwarming
Werkt door op , te drukken. Het
ledje in de toets licht op.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Afhankelijk van de klimaatregeling
zit , mogelijk op een andere plek.
Auto's met elektronische
klimaatregeling
Auto's met airconditioning
Zonnekleppen
Om verblinding te vermijden kunnen
de zonnekleppen worden neerge‐
klapt en opzij worden gedraaid.
Afdekkingen van eventueel in de
zonnekleppen aanwezige make-
upspiegels tijdens het rijden gesloten
houden.
Aan de achterkant van de zonneklep
zit een kaartjeshouder.
Rolschermen
Page 46 of 281

44Sleutels, portieren en ruitenOm het zonlicht op de tweede zitrij te
verminderen, trekt u het scherm aan
de handgreep omhoog en haakt u het
vast aan de bovenkant van de portier‐ opening.Dak
Panoramadak
Zonnescherm
Druk N voorzichtig tot aan de eerste
aanslag: het zonnescherm wordt geopend zolang u de schakelaar
bedient.
Druk N stevig tot aan de tweede
aanslag en laat los: het zonnescherm
wordt geopend zolang u de schake‐
laar bedient.
Druk N voorzichtig tot aan de eerste
aanslag aan de achterzijde: het
zonnescherm wordt gesloten zolang
u de schakelaar bedient.
Druk N stevig tot aan de tweede
aanslag aan de voorzijde en laat los:
het zonnescherm wordt gesloten
zolang u de schakelaar bedient.
BeveiligingsfunctieStuit het zonnescherm tijdens het
automatisch sluiten op een obstakel,
dan stopt het meteen en gaat het
weer open.
Stand-byfunctie In contactschakelaarstand 1 werkt
het zonnescherm 3 135.
Initialiseren na uitvallen van
stroom
Na het uitvallen van de stroom kan
het zonnescherm wellicht alleen in
beperkte mate worden bediend.
Initialiseer het systeem als volgt:
Page 47 of 281
Sleutels, portieren en ruiten451. Draai de sleutel in het contactnaar stand 1.
2. Druk N tweemaal voorzichtig tot
aan de eerste aanslag aan de
achterzijde: het zonnescherm
opent een stukje.
3. Druk N onmiddellijk tweemaal
voorzichtig tot aan de eerste
aanslag aan de voorzijde: het
zonnescherm sluit een stukje.
Na stap 3 is het zonnescherm in
de initialisatiemodus zonder
veiligheidsfunctie.
4. Druk N voorzichtig tot aan de
eerste aanslag aan de achterzijde
totdat het zonnescherm volledig
openstaat.
5. Druk N voorzichtig tot aan de
eerste aanslag aan de voorzijde
totdat het zonnescherm volledig
dichtstaat.
Na deze procedure wordt het zonne‐ scherm geïnitialiseerd met geacti‐
veerde veiligheidsfunctie.
Wanneer u tijdens het initialiseren
N stevig tot aan de tweede aanslag
drukt, wordt de procedure geannu‐
leerd.
Page 48 of 281

46Stoelen, veiligheidssystemenStoelen,
veiligheidssysteme
nHoofdsteunen .............................. 46
Voorstoelen .................................. 47
Stoelpositie ................................ 47
Handmatige stoelverstelling ......48
Elektrische stoelverstelling ........50
Armsteun ................................... 52
Verwarming ............................... 52
Ventilatie .................................... 52
Achterbank ................................... 53
Armsteun ................................... 53
Verwarming ............................... 53
Veiligheidsgordels .......................53
Driepuntsgordel ......................... 55
Airbagsysteem ............................. 57
Frontaal airbagsysteem .............60
Zijdelings airbagsysteem ...........61
Gordijnairbagsysteem ...............61
Airbag deactiveren ....................62
Kinderveiligheidssystemen ..........63
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 66Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de
bovenzijde van het hoofd. Is dit bij
zeer lange personen niet mogelijk,
dan de hoofdsteun in de hoogste
stand zetten (bij zeer kleine personen
de hoofdsteun juist in de laagste
stand zetten).
Instellen
Hoofdsteunen van voorstoelen
Hoogteverstelling
Hoofdsteun omhoogtrekken of borg‐
veren indrukken om hoofdsteun te
ontgrendelen en omlaag te schuiven.