Page 145 of 281

Rijden en bediening143Uitlaatgassen9Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij
inademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de
passagiersruimte dringen, de
ruiten openen. Oorzaak van de
storing door een werkplaats laten
verhelpen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte
binnen kunnen dringen.
Uitlaatfilter
Automatische regeneratie
Het uitlaatfilter verwijdert roetdeeltjes
uit de uitlaatgassen.
Als % of C tijdelijk gaat branden in
combinatie met een melding op het
Driver Information Center, begint het
uitlaatfilter verzadigd te raken.
Regenereer zodra de verkeersom‐
standigheden dat toelaten het roetfil‐
ter door op een snelheid van
minstens 60 km/h te rijden totdat het
controlelampje dooft.
Let op
Bij een nieuwe auto gaan de eerste
regeneraties van het uitlaatfilter
mogelijk gepaard met een brande‐ rige geur, wat normaal is. Na lang‐
durig gebruik van de auto op zeer
lage snelheden of bij een stationair
draaiende motor kan er tijdens het
optrekken waterdamp uit de uitlaat
druppelen. Dit heeft geen negatieve
invloed op het rijgedrag van de auto of op het milieu.
Regeneratie niet mogelijk
Als % of C blijft branden in combi‐
natie met een geluidssignaal of een
visueel bericht, betekent dit dat het
AdBlue-peil voor het uitlaatfilter te
laag is.Vul het reservoir dan onmiddellijk bij.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Katalysator De katalysator vermindert de
hoeveelheid schadelijke stoffen in de
uitlaatgassen.Voorzichtig
Het gebruik van andere brandstof‐ kwaliteiten dan die genoemd op
pagina 3 196, 3 256 kan aanlei‐
ding geven tot schade aan de
katalysator en elektronische
onderdelen.
Onverbrande benzine kan leiden
tot oververhitting van en schade aan de katalysator. Daarom de
startmotor niet onnodig lang laten
draaien, de tank niet leegrijden en
de motor niet door duwen of
slepen proberen te starten.
Bij overslag, een onregelmatige
motorloop, beperkingen van het
motorvermogen of andere ongewone storingen, de oorzaak van de storing
meteen door een werkplaats laten
Page 146 of 281

144Rijden en bedieningverhelpen. In noodgevallen kan erkorte tijd met matige snelheid en laag
motortoerental verder worden gere‐
den.
AdBlue
Algemene informatie
Selectieve katalysatorreductie
(BlueInjection) is een methode voor
het aanzienlijk terugbrengen van het
aandeel stikstofoxide in de uitstoot
van uitlaatgassen. Dit wordt bewerk‐
stelligd door het inspuiten van een
dieseluitlaatvloeistof (DEF) in het
uitlaatsysteem. De uit de vloeistoffen
vrijkomende ammoniak reageert met
nitreuze gassen (NO x) uit de uitlaat en
zet deze om in stikstof en water.
De naam van deze vloeistof is
AdBlue ®
. Het is een niet-giftige, niet-
ontvlambare, kleur- en geurloze vloei‐
stof die uit 32% ureum en 68% water
bestaat.9 Waarschuwing
Voorkom dat er AdBlue in uw ogen
of op uw huid komt.
Bij contact met de ogen of de huid
met water uitspoelen.
Voorzichtig
Voorkom dat er AdBlue op het lakwerk komt.
Bij contact met water afspoelen.
AdBlue bevriest bij een temperatuur
van ongeveer -11 °C. Aangezien de
auto is uitgevoerd met een AdBlue-
voorverwarmer, is er ook bij lage
temperaturen minder uitstoot. De
AdBlue-voorverwarmer werkt auto‐
matisch.
Het karakteristieke AdBlue-verbruik
is zo'n 0,85 l per 1000 km, maar kan
afhankelijk van het rijgedrag (bijv.
zware belading of ritten met een
aanhangwagen) hoger zijn.
Peilwaarschuwingen
Afhankelijk van de berekende actie‐
radius van de AdBlue verschijnen er verschillende berichten op het Driver
Information Center. De berichten en
de beperkingen zijn wettelijk vereist.
1. De eerste mogelijke waarschu‐ wing is Vul additief bij: starten
geblokkeerd over 2400 km .
Bij inschakelen van het contact,
verschijnt deze waarschuwing
even met de berekende actiera‐
dius. Daarbij licht controlelampje
u op en klinkt er een geluidssig‐
naal. Doorrijden is zonder enige
beperkingen mogelijk.
Onderweg verschijnt het bericht
elke 300 km totdat de AdBlue-
tank is bijgevuld.
2. Het volgende waarschuwingsni‐ veau wordt bereikt bij een actiera‐dius van minder dan 600 km. Het
bericht met de huidige actieradius
verschijnt altijd bij het inschakelen
van het contact. Daarbij knippert
controlelampje u en klinkt er een
geluidssignaal. Tank AdBlue bij
Page 147 of 281

Rijden en bediening145voordat u naar het volgende waar‐schuwingsniveau gaat.
Onderweg verschijnt het bericht
elke 30 seconden totdat het addi‐
tiefreservoir is bijgevuld.
3. Het laatste waarschuwingsniveau
wordt bereikt wanneer de AdBlue- tank leeg is. Opnieuw starten van
de motor is niet mogelijk. Het
volgende waarschuwingsbericht
verschijnt:
Vul additief bij: Starten
geblokkeerd
Daarbij knippert controlelampje
u en klinkt er een geluidssignaal.
Vul de AdBlue-tank zoveel dat er
minstens 5 l in zit, omdat u anders de motor niet kunt starten.
Waarschuwingen m.b.t. hoge
uitstoot
Bij een storing in de emissieregeling
verschijnen er verschillende berich‐
ten op het Driver Information Center.
De berichten en de beperkingen zijn
wettelijk vereist.1. Als een storing voor het eerst wordt gedetecteerd, verschijnt de
waarschuwing Emissiestoring.
Daarbij lichten controlelampjes
u , C en Z op en klinkt er een
geluidssignaal. Doorrijden is zonder enige beperkingen moge‐
lijk.
Als het een tijdelijke storing is,
verdwijnt de waarschuwing
tijdens de volgende rit, na zelfdi‐
agnose van de emissieregeling.
2. Als de storing wordt bevestigd door de emissieregeling,
verschijnt het volgende bericht:
Emissiestoring: starten
geblokkeerd over 1100 km .
Daarbij lichten controlelampjes
u , C en Z op en klinkt er een
geluidssignaal.
Onderweg verschijnt het bericht
elke 30 seconden zolang als de
storing aanhoudt.
3. Bij het bereiken van het laatste waarschuwingsniveau verschijnt
het volgende waarschuwingsbe‐
richt:Emissiestoring: Starten
geblokkeerd
Daarbij lichten controlelampjes u , C en Z op en klinkt er een
geluidssignaal.
Roep de hulp in van een werk‐
plaats.
AdBlue bijvullenVoorzichtig
Gebruik alleen AdBlue die aan de
Europese normen DIN 70 070 en
ISO 22241-1 voldoet.
Gebruik geen additieven.
Verdun AdBlue niet.
Anders kan het systeem voor
selectieve katalysatorreductie
beschadigd raken.
Let op
Gebruik wanneer er op een pomp‐ station geen pomp met een vulpis‐
tool voor personenauto's beschik‐
baar is alleen AdBlue-flessen of -
jerrycans met een afgedichte tank‐
adapter om bij te tanken, om
Page 148 of 281

146Rijden en bedieningterugspatten en morsen te voorko‐
men en om ervoor te zorgen dat de
dampen uit de tank worden opgeno‐
men en niet eruit stromen. AdBlue in flessen of jerrycans is verkrijgbaar
bij veel pompstations en is te koop
bij bijv. Opel dealers en andere
detailhandelaars.
Controleer vóór het bijtanken van
AdBlue de houdbaarheidsdatum
ervan, omdat het maar beperkt
meegaat.
Let op
Vul de AdBlue-tank zoveel dat er minstens 5 l in zit om ervoor te
zorgen dat het nieuwe AdBlue-peil wordt geregistreerd.
Als het systeem het bijtanken van
AdBlue niet detecteert:
1. Rijd gelijkmatig gedurende 10 min. en zorg daarbij dat de
rijsnelheid hoger is dan 20 km/h.
2. Als het systeem detecteert dat er
AdBlue bijgetankt is, verdwijnen
de actieradiuswaarschuwingen
of -beperkingen i.v.m. AdBlue.Roep de hulp van een werkplaats in als het systeem nog steeds nietdetecteert dat er AdBlue bijgetankt
is.
Bij het bijtanken van AdBlue bij
temperaturen van minder dan
-11 °C wordt dit wellicht niet door het
systeem gedetecteerd. Parkeer de
auto in dat geval op een locatie met
een hogere buitentemperatuur
totdat de AdBlue weer vloeibaar
wordt.
Let op
Bij het losschroeven van de tankdop
van de vulpijp kunnen er ammoniak‐ dampen vrijkomen. Adem deze
dampen niet in, omdat ze scherp
geuren. Eventueel ingeademde
dampen zijn onschadelijk.
Tank de AdBlue-tank helemaal vol.
Doe dit als het waarschuwingsbericht
over het voorkomen van opnieuw
starten van de motor al is versche‐
nen.
Zet de auto op een vlakke onder‐
grond.De vulopening voor AdBlue zit achter
de tankvulklep, rechtsachter op de auto.
De tankvulklep kan alleen bij een
ontgrendelde auto worden geopend.
1. Sleutel uit contactslot verwijde‐ ren.
2. Sluit alle portieren om ammonia‐ dampen in het interieur te voorko‐men.
3. Ontgrendel de tankvulklep door tegen de klep te duwen 3 198.
4. Schroef de beschermdop los van
de vulpijphals.
5. Open de AdBlue-jerrycan.
Page 149 of 281

Rijden en bediening1476. Sluit een uiteinde van de slangaan op de jerrycan en schroef hetandere uiteinde op de vulpijp.
7. Til de jerrycan op tot deze leeg is of totdat er niets meer uit de jerry‐
can stroomt. Dit kan zo'n
5 minuten duren.
8. Zet de jerrycan op de grond om de
slang te laten leeglopen, wacht
15 seconden.
9. Schroef de slang van de vulpijp.
10. Breng de tankdop aan en schroef deze rechtsom vast.
Let op
Voer de AdBlue-jerrycan volgens de lokale milieuregels af. De slang kan
worden hergebruikt na doorspoelen
met water voordat de AdBlue
opdroogt.Automatische
versnellingsbak
Met de automatische versnellingsbak
kunt u zowel automatisch (automati‐
sche modus) als handmatig schake‐
len (handmatige modus).
Met de hand schakelen is mogelijk in
de handmatige modus door de
keuzehendel naar + of - 3 148 te
tikken.
VersnellingsbakdisplayDe modus of ingeschakelde versnel‐
ling verschijnt op het Driver Informa‐
tion Center.
In de automatische modus wordt het
rijprogramma aangegeven door D.
In de handgeschakelde modus
worden M en het nummer van de
geselecteerde versnelling aange‐
duid.
R geeft de achteruitversnelling aan.
N duidt de neutrale stand aan.
P duidt de parkeerstand aan.
Schakelen
Page 150 of 281

148Rijden en bedieningZet de keuzehendel in de stand zoalshierboven afgebeeld.P:parkeerstand, de voorwielen zijn
geblokkeerd, alleen inschakelen
wanneer de auto stilstaat en de
parkeerrem is aangetrokkenR:achteruitversnelling, alleen
inschakelen wanneer de auto
stilstaatN:neutrale standD:automatische modusM:handgeschakelde modus<:opschakelen in handgescha‐
kelde modus]:terugschakelen in handgescha‐
kelde modus
De keuzehendel is vergrendeld in P
en kan alleen worden verzet wanneer u het contact inschakelt en het
rempedaal intrapt.
De motor start alleen wanneer de
keuzehendel in stand P of N staat.
Wanneer de stand N is geselecteerd,
trapt u de rem in of schakelt u de
parkeerrem in alvorens te starten.
Tijdens het schakelen geen gas
geven. Gas- en rempedaal nooit
gelijktijdig bedienen.
Wanneer een versnelling is ingescha‐
keld en de rem wordt losgelaten, rijdt
de auto langzaam weg.
Afremmen op de motor Om bij het afdalen van een helling op
de motor af te remmen, tijdig een
lagere versnelling selecteren; zie
handmatige modus.
Auto heen en weer schommelen
Het is alleen toegestaan de auto heen
en weer te schommelen als de auto is vastgereden in zand, modder of
sneeuw. Beweeg de schakelhendel
meermaals tussen stand D en R heen
en weer. Motor niet te hoge toeren
laten maken en snel optrekken voor‐
komen.
Parkeren
Schakel de parkeerrem in en schakel
P in.Handmatige modus
Haal de keuzehendel uit de stand D
naar links, naar de stand M.
Duw de keuzehendel naar voren naar de + om op te schakelen naar een
hogere versnelling.
Duw de keuzehendel naar achteren naar de - om terug te schakelen naar
een lagere versnelling.
Wordt bij een te lage snelheid een
hogere versnelling geselecteerd of
een lagere versnelling bij een te hoge
snelheid, dan schakelt de auto niet.
Hierdoor kan er een bericht verschij‐
nen op het Driver Information Center.
Page 151 of 281

Rijden en bediening149In de handmatige modus wordt er bij
hoge toerentallen niet automatisch
naar een hogere versnelling opge‐ schakeld.
Aanduiding versnelling
Het symbool R of S met een cijfer
ernaast verschijnt wanneer schake‐
len omwille van het brandstofverbruik wordt geadviseerd.
Aanduiding om te schakelen
verschijnt alleen in de handgescha‐
kelde modus.
Elektronische rijprogramma's
● Het bedrijfstemperatuurpro‐ gramma brengt de katalysator na
een koude start snel op tempera‐
tuur door het motortoerental te
verhogen.
● Speciale programma's passen bij
klimmen en dalen de schakelmo‐
menten automatisch aan.
● Bij sneeuw of ijs of een ander glad oppervlak, kan de bestuur‐
der handmatig de eerste, tweedeof derde versnelling van de elek‐
tronische transmissieregeling
kiezen alvorens weg te trekken.
Kickdown
Bij intrappen van het gaspedaal voor‐ bij het kick-downpunt accelereert deauto ongeacht de geselecteerde
rijmodus maximaal. De versnellings‐
bak schakelt afhankelijk van het
motortoerental naar een lagere
versnelling.
Storing
Bij een storing verschijnt er een
bericht op het Driver Information
Center.
Boordinformatie 3 105.
De elektronische versnellingsbakre‐ geling staat alleen de derde versnel‐
ling toe. De versnellingsbak schakelt
niet langer automatisch.
Niet sneller rijden dan 100 km/h.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.Stroomonderbreking
Bij een stroomonderbreking kan dekeuzehendel niet uit stand P worden
gehaald.
Gebruik hulpstartkabels bij een lege
accu 3 238.
Is de accu niet de oorzaak van de
storing, ontgrendel dan de keuzehen‐
del.
1. Schakel de parkeerrem in.2. Maak de bekleding van de keuze‐
hendel los van de middenconsole.
Steek een vinger in de leren mof
onder de keuzehendel en duw de
bekleding naar boven.
Page 152 of 281

150Rijden en bediening3. Duw de knop omlaag en haal dekeuzehendel uit P. Oorzaak van
de stroomonderbreking door een werkplaats laten verhelpen.
4. Breng de kap van de keuzehendel
weer op de middenconsole aan.Handgeschakelde
versnellingsbak
Trap om de achteruitversnelling in te
schakelen bij een 6-traps versnel‐ lingsbak op het koppelingspedaal,
haal de ring onder de schakelhendel
omhoog en haal de hendel helemaal
naar links en naar voren.
Als de versnelling niet wordt inge‐
schakeld, zet dan de keuzehendel in
de neutrale stand, laat de koppeling
opkomen en trap opnieuw op het
koppelingspedaal. Schakel vervol‐
gens opnieuw.
Laat de koppeling niet onnodig slip‐
pen.
Bij bediening het koppelingspedaal
helemaal intrappen. Uw voet niet op
het pedaal laten rusten.
Wanneer het systeem gedurende een bepaalde tijd koppelingsslip waar‐
neemt, wordt het motorvermogen
verlaagd. U ziet een waarschuwing
op het Driver Information Center. Laat
de koppeling los.Voorzichtig
Rijd bij voorkeur niet met de hand
voortdurend op de selectorhendel.
Aanduiding versnelling 3 96.
Stop/Start-systeem 3 139.