Page 129 of 281

Klimaatregeling127Menu Instellingen klimaatregeling
Druk op MENU om handmatig de
volgende klimaatregelingsfuncties in
te stellen:
● luchtverdeling l, M , K
● luchtdebiet Z
● temperatuur voor bestuurders- en passagierszijde
● temperatuursynchronisatie met twee zones MONO
● koeling A/C
● automatische modus AUTO
Het menu Klimaatinstelling is ook
weer te geven:
● door Klimaat te selecteren op het
7" Colour-Info-Display of
● door Í in te drukken en vervol‐
gens Climate te kiezen in het
menu op het
8" Colour-Info-Display.
Automatische modus AUTOBasisinstelling voor maximaal
comfort:
● Druk op AUTO, de luchtverdeling
en ventilatorsnelheid worden
automatisch geregeld.
● Open alle luchtroosters voor opti‐
male luchtverdeling in de auto‐
matische modus.
● De airconditioning moet zijn geactiveerd voor optimale
koeling en ontwaseming. Druk op A/C om de airconditioning in te
schakelen. Het led-lampje in de
toets geeft aan dat het systeem
geactiveerd is.
● Stel de voorkeurtemperaturen voor de bestuurders- en passa‐
gierszijde voorin in met de linker
en rechter draairing. De aanbe‐
volen temperatuur is 22 °C.
Handmatige instellingen U kunt de instellingen van de klimaat‐
regeling aanpassen door de volgende
functies te activeren:
Page 130 of 281

128KlimaatregelingLuchtdebiet Z
Pas de opbrengst aan door de draai‐
ring naar de gewenste snelheid te
draaien. Draai de knop linksom om de
opbrengst te verlagen of rechtsom
om de opbrengst te verhogen. De
ventilatorsnelheid is ook aan te
passen in het menu Klimaatinstellin‐
gen. Druk op MENU om naar het
menu te gaan.
Draai de draairing zo ver mogelijk
linksom: de ventilator en de koeling
worden uitgeschakeld.
Om de automatische modus opnieuw in te schakelen: AUTO indrukken.
Luchtverdeling l, M , K
Druk op MENU om naar het menu te
gaan.
Colour-Info-Display aanraken:
l:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdzone en zitplaatsen
achterin via verstelbare lucht‐
roostersK:naar voetenruimte voor en
achter en voorruit
Druk om de automatische luchtverde‐ ling opnieuw in te schakelen op
AUTO .
Temperatuur selecteren £
Stel de voorkeurstemperaturen voor
de bestuurders- en passagierszijde
voorin afzonderlijk met de linker en
rechter draairing in op de gewenste
waarde. Met de draairing aan de
passagierszijde verandert u de
temperatuur aan passagierszijde.
Met de draairing aan de bestuurders‐
zijde wijzigt u alleen de temperatuur
aan bestuurderszijde of aan beide
zijden, afhankelijk van de vraag of de
synchronisatie MONO in het menu
Klimaatinstellingen is geactiveerd of
niet. Druk op MENU om naar het
menu te gaan.
Page 131 of 281

Klimaatregeling129De aanbevolen temperatuur is 22 °C.
De temperatuur verschijnt op
schermpjes naast de draairing en in
het menu Klimaatinstellingen.
Als de minimumtemperatuur Lo is
ingesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling, als de koeling
A/C wordt ingeschakeld.
Wanneer u de maximumtemperatuur
Hi instelt, zorgt het klimaatregelsys‐
teem voor een maximale verwarming.
Let op
Als A/C wordt ingeschakeld, kan
door het verlagen van de ingestelde
temperatuur de motor vanuit een
Autostop opnieuw worden gestart of een Autostop worden belemmerd.
Stop/Start-systeem 3 139.
Temperatuursynchronisatie met twee zones MONO of SYNC
Druk op MENU om naar het menu te
gaan. Raak MONO of SYNC aan om de temperatuur aan passagierszijde
te koppelen aan die aan bestuurders‐
zijde.Bij het verstellen van de draaiknop
aan passagierszijde wordt de
synchronisatie gedeactiveerd.
Airconditioning A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. Het led-lampje in de knop brandt om activering aan te geven.
Koeling werkt alleen bij een draai‐
ende motor en ingeschakelde aanja‐
ger van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en
onder de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Handmatig bediende
luchtrecirculatie 4
Luchtrecirculatiemodus met 4
inschakelen. Het led-lampje in de
knop brandt om activering aan te
geven.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op 4 te drukken.
Page 132 of 281

130Klimaatregeling9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser inschakelen
en l uitschakelen.
Ruiten ontwasemen en ontdooien à
● Druk op à. Het led-lampje in de
knop brandt om activering aan te
geven.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de ventilator draait met een hoge snelheid.
● Indien nodig, de airco inschake‐ len met een druk op A/C.
● Verwarming achterruit b inscha‐
kelen.
● Voorruitverwarming , inscha‐
kelen.
● Om weer naar de vorige modus te gaan: à weer indrukken. Om
de automatische modus opnieuw
in te schakelen: AUTO indruk‐
ken.
Let op
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop verhinderd totdat er opnieuw op à
wordt gedrukt.
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 139.
Elektronische klimaatregeling deactiveren
De koeling, ventilator en automati‐
sche modus zijn uit te schakelen door de draairing rond de AUTO-knop
linksom te draaien.
Activering door inschakeling van de
ventilator of door het indrukken van
AUTO .
Achterruit-, voorruit- en buitenspie‐ gelverwarming b 3 42.
Page 133 of 281
Klimaatregeling131Verwarmde stoelen ß 3 52.
Hulpverwarming
Luchtverwarming
Quickheat is een elektrische hulpver‐
warming die de lucht in de passa‐
giersruimte automatisch sneller
opwarmt.Luchtroosters
Verstelbare luchtroosters
Luchtroosters in het
instrumentenpaneel
Door de roosters te kantelen en te
draaien de richting van de luchttoe‐
voer instellen.
Kantel om het rooster te sluiten de
lamellen naar binnen.
Buitenste luchtroosters in
dashboard
Door de roosters te kantelen en te
draaien de richting van de luchttoe‐
voer instellen.
Kantel om het rooster te sluiten de
lamellen naar buiten.
Wanneer de koeling ingeschakeld is, moeten er minstens twee luchtroos‐
ters openstaan.
Page 134 of 281
132Klimaatregeling9Waarschuwing
Geen voorwerpen bevestigen aan
de roosters van de ventilatieope‐
ningen. Kans op schade en letsel
in geval van een ongeluk.
Vaste luchtroosters
Er bevinden zich bovendien nog
luchtroosters onder de voorruit en de
zijruiten, alsook in de voetenruimte.
Koeling
handschoenenkastje
De airconditioning zuigt via een
mondstuk koele lucht het handschoe‐
nenkastje in.
Haal de schuif heen en weer om de koeling van het handschoenenkastje
in of uit te schakelen.
Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat naar de motorruimte
onder aan de voorkant van de voorruit
moet voor voldoende luchttoevoer
vrijgehouden worden. Bladeren, vuil
of sneeuw verwijderen.
Page 135 of 281
Klimaatregeling133Airconditioning regelmatigaanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling
eenmaal per maand, ongeacht de
weersgesteldheid of het seizoen,
enkele minuten worden ingescha‐ keld. Bij te lage buitentemperaturenkan de koeling niet worden ingescha‐ keld.
Service
Om de koeling optimaal te laten
werken, is het raadzaam de klimaat‐
regeling jaarlijks te laten controleren,
te beginnen drie jaar na aflevering
van de nieuwe auto, te weten:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen
● afvoer van condensor en verdamper reinigen
● prestatietest
Page 136 of 281

134Rijden en bedieningRijden en bedieningRijtips......................................... 135
Controle over de auto ..............135
Sturen ...................................... 135
Starten en bediening .................135
Nieuwe auto inrijden ................135
Contactslotstanden ..................135
Aan/Uit-knop ............................ 136
Motor starten ........................... 137
Uitrol-brandstofafsluiter ...........139
Stop/Start-systeem ..................139
Parkeren .................................. 141
Uitlaatgassen ............................. 143
Uitlaatfilter ............................... 143
Katalysator .............................. 143
AdBlue ..................................... 144
Automatische versnellingsbak ...147
Versnellingsbakdisplay ............147
Schakelen ................................ 147
Handmatige modus .................148
Elektronische rijprogramma's ..149
Storing ..................................... 149
Stroomonderbreking ................149
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 150Remmen.................................... 151
Antiblokkeersysteem ...............151
Handrem .................................. 151
Remassistentie ........................154
Hellingrem ............................... 154
Rijregelsystemen .......................154
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..154
Selective Ride Control .............155
Sportmodus ............................. 157
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 158
Cruise control .......................... 158
Snelheidsbegrenzer ................160
Adaptieve cruisecontrol ...........163
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing ........................................ 170
Actieve noodrem .....................172
Voetgangersbescherming vóór ........................................ 175
Parkeerhulp ............................. 176
Geavanceerde parkeerhulp .....180
Blindehoeksysteem .................185
Panoramazichtsysteem ...........186
Achteruitkijkcamera .................190
Lane Departure Warning .........191
Lane keep assist .....................192
Vermoeidheidsdetectie ............195Brandstof ................................... 196
Brandstof voor benzinemotoren .....................196
Brandstof voor dieselmotoren . 197
Tanken .................................... 198
Trekhaak .................................... 200
Algemene informatie ...............200
Rijgedrag en aanhangertips ....200
Aanhanger trekken ..................200
Aanhangerstabilisatie ..............204