Page 64 of 281

62Stoelen, veiligheidssystemen9Waarschuwing
Lichaamsdelen of voorwerpen uit
het werkingsgebied van de airbag
houden.
De haken aan de handgrepen van het dakframe zijn alleen geschikt
om lichte kledingstukken, zonder
kleerhangers, aan op te hangen.
Geen voorwerpen in de kleding‐
stukken bewaren.
Airbag deactiveren
Het passagiersairbagsysteem vóór moet voor een kinderveiligheidssys‐
teem op de passagiersstoel worden
gedeactiveerd volgens de instructies
in de tabel 3 66. Het zijairbag- en
het gordijnairbagsysteem, de gordel‐
voorspanners en alle airbagsystemen van de bestuurder blijven actief.Het airbagsysteem van de passagiervoorin kan worden gedeactiveerd met een sleutel in de schakelaar in het
handschoenenkastje.
Gebruik de contactsleutel om de posi‐
tie te kiezen:
OFF *:airbag voor de voorpassa‐
gier is gedeactiveerd en
wordt niet opgeblazen bij
een botsing, controlelampje
OFF * brandt continu op de
middenconsoleON Ó:airbag van voorpassagier is
actief9 Gevaar
Deactiveer de passagiersairbag
uitsluitend bij gebruik van een
kinderveiligheidssystemen,
volgens de instructies en beper‐
kingen in de tabel 3 66.
Anders is er kans op dodelijk letsel voor een persoon op de passa‐
giersstoel met een gedeacti‐
veerde airbag.
Als het controlelampje Ó ongeveer
60 seconden brandt nadat het contact ingeschakeld is, gaat het airbagsys‐
teem voor de voorpassagier af bij een
aanrijding.
Page 97 of 281

Instrumenten en bedieningsorganen95*OFF brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd.
Airbag deactiveren 3 62.
Laadsysteem p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
Roep de hulp in van een werkplaats.
Storingsindicatielamp Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het starten
van de motor.Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐
teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Service-indicatie
C brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
Kan samen met andere controlelamp‐
jes en een bijbehorend bericht op het Driver Information Center branden.
Roep onmiddellijk de hulp in van een
werkplaats.
Schakel motor uit
Y brandt rood.Brandt korte tijd als het contact wordt
ingeschakeld.
Brandt samen met andere controle‐ lampjes, in combinatie met een
akoestisch waarschuwingssignaal en
een bericht op het Driver Information
Center.
Schakel de motor onmiddellijk uit en
raadpleeg een werkplaats.
Systeemcontrole J brandt geel of rood.
Brandt geel
Er is een geringe motorstoring gede‐
tecteerd.
Brandt rood Er is een ernstige motorstoring gede‐tecteerd.
Stop de motor zo spoedig mogelijk en
roep de hulp van een werkplaats in.
Rem- en
koppelingssysteem
R brandt rood.
Page 276 of 281

274TrefwoordenlijstAAan/Uit-knop ............................... 136
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............250, 254
Aanduidingen op banden ..........226
Aanhangerkoppeling ..................200
Aanhangerstabilisatie ................204
Aanhanger trekken ....................200
Aansteker .................................... 88
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 206
Accu ........................................... 212
Achterklep..................................... 30
Achterlichten .............................. 217
Achterruitverwarming ................... 42
Achteruitkijkcamera ...................190
Achteruitrijlichten .......................118
Actieve noodrem ................100, 172
Adaptieve cruise control .....100, 163
AdBlue .................................. 98, 144
Afmetingen auto ........................259
Afslagverlichting ......................... 113
Airbag deactiveren ....................... 62
Airbag-deactivering ...................... 94
Airbag en gordelspanners ...........94
Airbaglabel.................................... 57
Airbagsysteem ............................. 57
Airconditioning ........................... 123
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 133Alarmknipperlichten ...................116
Algemene informatie .................. 200
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 135
Andere auto slepen ...................240
Antiblokkeersysteem .................151
Antiblokkeersysteem (ABS) .........96
Armsteun ................................ 52, 53
Asbakken ..................................... 89
Autogegevens ............................ 254
Autokrik....................................... 224
Automatische botsingsmelding (ACN) ...................................... 110
Automatische dimfunctie .............40
Automatische verlichting ............ 112
Automatische versnellingsbak ...147
Automatisch vergrendelen ...........29
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 239
Auto stallen ................................. 207
Autostop ............................... 99, 139
B
Bagageruimte ........................ 30, 71
Bagageruimte-afdekking .............73
Bandenreparatieset ...................230
Bandenspanning .......................226
Bandenspanningswaarden ........261
Bedieningsorganen ......................81
Bekerhouders .............................. 70