
3664-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Regio B
(De voetgangerdetectiefunctie is niet beschikbaar)
Het Pre-Crash Safety-systeem wordt ingeschakeld en het systeem oordeelt
dat een aanrijding aan de voorzijde met een voertuig waarschijn lijk is.
De verschillende functies werken bij de volgende snelheden:
● Pre-Crash-waarschuwing:
• De rijsnelheid ligt tussen ongeveer 15 en 180 km/h.
• Het snelheidsverschil tussen uw auto en de voorligger is ongev eer 10
km/h of groter.
● Pre-Crash Brake Assist:
• De rijsnelheid ligt tussen ongeveer 30 en 180 km/h.
• Het snelheidsverschil tussen uw auto en de voorligger is ongev eer 30
km/h of groter.
● Pre-Crash Brake-systeem:
• De rijsnelheid ligt tussen ongeveer 15 en 180 km/h.
• Het snelheidsverschil tussen uw auto en de voorligger is ongev eer 10
km/h of groter.
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk niet:
● Als een accupool is losgenomen en weer aangesloten en er vervol gens
gedurende een bepaalde tijd niet met de auto is gereden
● Als de selectiehendel in stand R staat
● Als de VSC wordt uitgeschakeld (alleen de Pre-Crash-waarschuwin gsfunc-
tie werkt)
■ Voetgangerdetectiefunctie
*2
*2: Voor de als regio B gespecificeerde landen/gebieden ( →Blz. 358) is de
voetgangerdetectiefunctie mogelijk niet beschikbaar.
Het Pre-Crash-systeem signaleert voet-
gangers op basis van de grootte, het pro-
fiel en de beweging van een gesignaleerd
object. Afhankelijk van de helderheid van
het omgevingslicht en de beweging, het
postuur en de hoek van het gesignaleerde
object wordt een voetganger mogelijk niet
gesignaleerd, waardoor het systeem niet
goed werkt. (
→Blz. 367)

3694-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
• Wanneer u snel een slagboom van een elektronisch tolpoortje, van een
parkeerterrein of een andere slagboom nadert
• Wassen in een autowasstraat
• Als de auto wordt geraakt door water, sneeuw, stof, enz. dat w ordt opge-
worpen door een voorligger
• Bij het rijden door stoom of rook
• Als er patronen of verf op de weg of op een muur aanwezig zijn /is die
kunnen/kan worden aangezien voor een voertuig of voetganger
*2
• Als wordt gereden in de buurt van een object dat radiogolven weerkaatst,
zoals een grote vrachtwagen of een vangrail
• Als wordt gereden in de buurt van een televisiezendmast, radiozender, elektriciteitscentrale of andere locatie waar sterke radiogolve n of elektro-
magnetische velden aanwezig zijn
*2: Voor de als regio B gespecificeerde landen/gebieden ( →Blz. 358) is de
voetgangerdetectiefunctie mogelijk niet beschikbaar.
■ Situaties waarin het systeem mogelijk niet goed werkt
●In sommige situaties, zoals onderstaande, wordt een voertuig mogelijk niet
gesignaleerd door de radarsensor en de camerasensor, waardoor h et sys-
teem niet goed werkt:
• Als een tegenligger uw auto nadert
• Als een voorligger een voertuig op twee wielen betreft
• Als u de zijkant of voorzijde van een auto nadert
• Als een voorligger een smalle achterzijde heeft, zoals een onb eladen
vrachtwagen
• Wanneer u door of onder objecten
door rijdt die de auto kunnen raken,
zoals hoog gras, boomtakken of een
spandoek
• Als de voorligger een lage achterzijde heeft, zoals een oprijwagen

3724-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
●Sommige voetgangers, zoals hieronder beschreven, worden mogelijk niet
gesignaleerd door de radarsensor en de camerasensor, waardoor h et sys-
teem niet goed werkt
*2:
• Voetgangers kleiner dan ongeveer 1 m of groter dan ongeveer 2 m
• Voetgangers die ruimvallende kl eding (een regenjas, lange rok, enz.)
dragen waardoor hun silhouet vaag wordt
• Voetgangers die grote bagage dragen, een paraplu vasthouden, enz. die
een deel van hun lichaam verbergt
• Voetgangers die voorover buigen of hurken
• Voetgangers die een kinderwagen, rolstoel, fiets of ander voer tuig duwen
• Groepen voetgangers die dicht bij elkaar lopen
• Voetgangers die witte of felle kleding dragen
• Voetgangers in het donker, zoals 's nachts of in een tunnel
• Voetgangers die kleding dragen die bijna dezelfde kleur heeft en even licht is als de omgeving
• Voetgangers in de buurt van muren, hekken, vangrails of grote objecten
• Voetgangers die op een metalen object (putdeksel, staalplaat, enz.) op de weg staan
• Voetgangers die snel lopen
• Voetgangers die abrupt van snelheid veranderen
• Voetgangers die van achter een auto of een groot object vandaa n komen
• Voetgangers die zich heel dicht bij de zijkant van de auto (buitenspiegel, enz.) bevinden
*2: Voor de als regio B gespecificeerde landen/gebieden ( →Blz. 358) is de
voetgangerdetectiefunctie mogelijk niet beschikbaar.

4184-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
In Oekraïne verkochte auto's
WAARSCHUWING
■Omgaan met de radarsensor
In de linker- en rechterzijde van de achterbumper van de auto w ordt respec-
tievelijk één Blind Spot Monitor-sensor geplaatst. Houd u aan het volgende
om ervoor te zorgen dat de Blind Spot Monitor goed werkt.
● Stel de sensor en de omgeving van de sensor op de bumper niet bloot aan
krachtige schokken. Als de sensor ook maar iets wordt verplaats t, werkt
het systeem mogelijk niet meer goed en worden auto's die binnen het
detectiegebied komen mogelijk nie t meer gesignaleerd. Als de sensor of
de omgeving van de sensor aan krachtige schokken is blootgestel d, moet
het desbetreffende gedeelte van de auto altijd worden gecontrol eerd door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een ander e naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
● Neem de sensor niet uit elkaar.
● Monteer geen accessoires op de sensor of het omliggende gebied op de
bumper en plak er geen stickers op.
● Breng geen wijzigingen aan de sensor of het omliggende gebied o p de
bumper aan.
● Breng geen andere kleur lak dan een officiële Toyota-kleur aan op de ach-
terbumper.
● Houd de sensor en zijn omgeving op de
bumper te allen tijde schoon.

4324-6. Rijtips
Rijden met een hybrideauto
◆Gebruik van de ECO-modus
Bij gebruik van de ECO-modus kan het koppel dat correspondeert
met de mate waarin het gaspedaal wordt ingetrapt geleidelijker
worden afgegeven dan onder normale omstandigheden. Bovendien
wordt de werking van de airconditioning (verwarmen/koelen) gemi -
nimaliseerd zodat er minder brandstof verbruikt wordt. ( →Blz. 320)
◆Gebruik van de hybridesysteemindicator
Milieubewust rijden is mogelijk door de hybridesysteemindicator
binnen de Eco-zone te houden. ( →Blz. 122)
◆Bedienen van de selectiehendel
Zet de selectiehendel in stand D als u moet wachten bij een ver -
keerslicht of als u in druk verk eer rijdt. Selecteer stand P wanneer
de auto geparkeerd wordt. Als u stand N gebruikt, is er geen po si-
tief effect op het brandstofverbr uik. In stand N werkt de benzinemo-
tor, maar kan er geen elektriciteit worden opgewekt. Ook bij ge bruik
van bijvoorbeeld de airconditi oning wordt het vermogen van het
batterijpakket (tractiebatterij) verbruikt.
◆Bedienen van het gaspedaal/rempedaal
● Rijd zo vloeiend mogelijk. Voor kom onnodig snel accelereren en
hard remmen. Wanneer geleidelijk wordt geaccelereerd en gede-
celereerd, worden de voordelen van de elektromotor (tractiemo-
tor) beter benut, zodat het brandstofverbruik van de
benzinemotor lager is.
● Voorkom herhaaldelijk accelerer en. Herhaaldelijk accelereren
put het batterijpakket (tractieb atterij) uit waardoor er meer brand-
stof wordt verbruikt. Het batterijpakket kan worden opgeladen
door tijdens het rijden het gasp edaal iets te laten opkomen.
Besteed aandacht aan de volgende punten om zuinig en milieu-
vriendelijk te rijden:

4414-6. Rijtips
4
Rijden
Neem, als u in terrein rijdt, de volgende voorzorgsmaatregelen in acht
om uw rijplezier te garanderen en om te voorkomen dat gebieden
worden afgesloten voor terreinauto's.
● Rijd alleen in gebieden waar off-road-auto's mogen rijden.
● Respecteer particulier eigendom. Vraag toestemming aan de eige-
naar voordat u een privéterrein betreedt.
● Betreed geen afgesloten gebieden. Respecteer hekken, afsluitin-
gen en borden die u de toegang ontzeggen.
● Blijf op de gebaande paden. Pas, als het nat is, uw rijtechniek aan
of ga langzamer rijden om schade aan het terrein te voorkomen.
Terreinrijden
WAARSCHUWING
■Voorzorgsmaatregelen voor terreinrijden
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen altijd in acht om de kans op ern-
stig letsel en schade aan uw auto tot een minimum te beperken:
● Rijd voorzichtig bij terreinrijden. Neem geen onnodige risico's door op
gevaarlijke plaatsen te rijden.
● Pak de spaken van het stuurwiel niet vast als u door terrein rijdt. Een plot-
selinge hobbel kan het stuurwiel verdraaien en uw handen verwon den.
Houd beide handen en vooral de duimen op de buitenkant van de s tuur-
wielrand.
● Controleer altijd de werking van de remmen direct na het rijden door zand,
modder, water of sneeuw.
● Controleer na het rijden door lang gras, modder, zand, water, o ver stenen,
enz. of er geen gras, takken, papier, doeken, stenen, zand, enz. aan de
onderkant zijn blijven hangen of vastzitten. Verwijder dergelij ke onregel-
matigheden van de onderkant van de auto. Als met de auto wordt gereden
terwijl deze materialen onder de auto vastzitten of blijven han gen, kan de
auto kapot gaan of kan er brand ontstaan.
● Als u over onverharde wegen of door ruw terrein rijdt, rijd dan niet met
hoge snelheid, spring niet met de auto, maak geen scherpe bocht en, raak
geen voorwerpen, enz. Dit kan ervoor zorgen dat u de controle o ver de
auto verliest of over de kop slaat, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Bovendien bestaat dan de kans dat er kostbare schade ontstaat aan de
wielophanging en het chassis van de auto.

4525-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Stuurwielverwarming∗/stoelverwarming∗
∗: Indien aanwezig
De zijkanten van het stuurwiel en de stoelen worden verwarmd
door respectievelijk de stuurwielverwarming en de stoelverwar-
ming.
WAARSCHUWING
●Wees voorzichtig wanneer iemand uit onderstaande categorieën in con-
tact komt met het stuurwiel en de stoelen wanneer de stuurwiel- en stoel-
verwarming zijn ingeschakeld:
• Baby's, kleine kinderen, oudere personen, zieken en gehandicap ten
• Personen met een gevoelige huid
• Personen die oververmoeid zijn
• Personen die alcohol hebben gedronken of personen die rustgeve nde
medicijnen (slaapmiddel, middel tegen verkoudheid, enz.) hebben
gebruikt
● Neem, om de kans op brandwonden of oververhitting te beperken, de vol-
gende voorzorgsmaatregelen in acht:
• Bedek de stoel niet met een kleed of kussen als de stoelverwar ming in
gebruik is.
• Gebruik de stoelverwarming niet langer dan noodzakelijk is.
OPMERKING
● Plaats geen zware voorwerpen met een ongelijkmatig oppervlak op de
stoel en leg geen scherpe voorwerpen (naalden, punaises, enz.) op de
stoel.
● Gebruik de functies niet wanneer het hybridesysteem niet is ing eschakeld,
om te voorkomen dat de 12V-accu ontladen raakt.

4805-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
ERA-GLONASS/EVAK∗1, 2
Microfoon
Toets SOS
*
Controlelampjes
*: Deze toets is bestemd voor com-municatie met de ERA-GLONASS/
EVAK-systeembeheerder.
Andere SOS-toetsen van overige
systemen van een auto hebben
geen betrekking op het apparaat
en zijn niet bestemd voor commu-
nicatie met de ERA-GLONASS/
EVAK-systeembeheerder.
∗1: Indien aanwezig
∗2: Werkt binnen het ERA-GLONASS/EVAK-dekkingsgebied. De systeemnaam kan per la nd verschillend zijn.
Het noodoproepapparaat is een apparaat dat in een auto is
geplaatst om (met behulp van G LONASS-signalen [Global Navi-
gation Satellite System] en G PS-signalen [Global Positioning
System]) de locatie en rijrichti ng van de auto te bepalen en om
ervoor te zorgen dat er bij ver keersongevallen en andere inci-
denten op autowegen in de Russische Federatie/Kazachstan
(niet-aanpasbare) informatie o ver de auto wordt verzameld en
verzonden. Daarnaast zorgt het apparaat via mobiele netwerken
(GSM) voor het verzenden en o ntvangen van gesproken commu-
nicatie tussen de auto en de ERA-GLONASS/EVAK-systeembe-
heerder.
Er zijn automatische noodoproepen (automatische melding van
een aanrijding) en handmatige noodoproepen (door het indruk-
ken van de toets SOS) mogel ijk naar het ERA-GLONASS/EVAK-
controlecentrum.
Deze service is verplicht krachtens de technische voorschriften
van de douane-unie.
Systeemonderdelen
1
2
3