BedienenWaardeBeladingstoestand
a)
van de wagen
Alle plaatsen bezet en bagageruimte vol.
Met aanhangwagen met minimale kogeld-
ruk
Alleen de bestuurdersstoel bezet en baga-
geruimte vol. Rijden met aanhangwagen
met maximale kogeldruk.
a)
Indien de beladingstoestand van de wagen niet in het over-
zicht voorkomt, kunnen ook tussenstanden geselecteerd wor-
den.
OF:
Via het Easy Connect-systeem, via de toets
en de functieknop SETUP > Lichten
> Regeling hoogte koplampen
› ›
›
pag. 34.
Niveau 0Voorstoelen bezet en bagageruimte leeg
Niveau 1Alle plaatsen bezet en bagageruimte
leeg
Niveau 2Alle plaatsen bezet en bagageruimte vol.
Rijden met aanhangwagen, minimale ko-
geldruk.
Niveau 3Alleen de bestuurdersstoel bezet en ba-
gageruimte vol. Rijden met aanhangwa-
gen, maximale kogeldruk. Dynamische lichtbundel-hoogteverstelling
D
e r
e
gelaar is vervangen bij wagens met dy-
namische lichtbundel-hoogteverstelling. De
lichtbundel wordt automatisch aan de bela-
dingstoestand van de wagen aangepast wan-
neer de koplampen worden ingeschakeld. ATTENTIE
Zware voorwerpen in de wagen kunnen er de
oorz aak
van zijn dat de koplampen andere
weggebruikers verblinden en afleiden. Dit
kan ernstige ongevallen tot gevolg hebben.
● Pas de lichtbundel aan de beladingstoe-
stand
van de wagen aan zodat de overige
weggebruikers hierdoor niet verblind worden. Verlichting van het instrumentenpa-
neel, di
s
p
lays en schakelaars Afhankelijk van het model kan de verlichting
v
an het
in
strumentenpaneel en de schake-
laars worden ingesteld in het Easy Connect-
systeem; gebruik hiertoe de toets en de
f u
nctiet
oets SETUP ›››
pag. 34.
Met ingeschakeld contact en zonder active-
ring van de lichten blijft de verlichting van het instrumentenpaneel actief in omstandig-
heden van d
aglicht. De verlichting wordt ver-
minderd naarmate het buitenlicht afneemt. In
sommige gevallen, bijv. wanneer door een
tunnel wordt gereden zonder actieve functie
, gaat de verlichting van het instrumen-
tenpaneel volledig uit. Het doel van deze
functie is om de bestuurder er visueel op te
wijzen dat hij/zij de dimlichten moet inscha-
kelen.
Binnenverlichting en leeslampjes 1) Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 32
Verlichting in handschoenenkastje en koffer-
bak*
Bij het openen en sluiten van het handschoe-
nenkastje aan passagierszijde alsmede van
de achterklep gaat automatisch de betreffen-
de verlichting aan en uit.
Verlichting in beenruimte*
De verlichting in de beenruimte onder het
dashboard (bestuurder en passagier) gaat 1)
Afhankelijk van het uitrustingsniveau van de wa-
gen k u
nnen de volgende binnenlichten voorzien zijn
van led's: interieurverlichting voorin, interieurverlich-
ting achterin, verlichting in voetenruimte, zonneklep-
verlichting en verlichting dashboardkastje.
160
Bedienen
Vervoeren en praktische uit-
ru s
tin
gen
Opbergvakken Opbergvakken onder voorstoelen* Afb. 154
Opbergvakken onder de voorstoe-
l en. Onder iedere voorstoel bevindt zich een op-
ber
gl
a
de met deksel.
De lade* gaat open door aan het deksel te
trekken ››› afb. 154.
Druk op het deksel tot het vastklikt om de la-
de te sluiten. ATTENTIE
● Er mag m ax
imaal 1,5 kg in de lade ge-
plaatst worden. ●
Rijd niet a l
s het deksel van de lade open is.
De inzittenden kunnen zo verwondingen op-
lopen als de lading loskomt of wanneer er
bruusk wordt geremd. Bekerhouders
Afb. 155
Middenconsole: bekerhouder aan
v oor
z
ijde. Blikjeshouder aan voorzijde
–
Plaats blikjes in de houder ››
›
afb. 155.
Hierin is plaats voor twee blikjes. In de por-
tierbekleding kunnen ook nog eens grotere
kunststof flessen worden geplaatst. ATTENTIE
● Geen hete dr ank
en op de klaptafel plaat-
sen, terwijl de wagen in beweging is. Hete
dranken kunnen morsen en brandwonden
veroorzaken - gevaar voor ongelukken! ●
Geen beker s
of kopjes van hard materiaal
(bijv. glas of porselein) gebruiken. Bij een on-
geval kunnen daardoor verwondingen worden
veroorzaakt. VOORZICHTIG
In de blikjeshouder mogen alleen gesloten
b lik j
es worden geplaatst. Anders kan drank
worden gemorst, wat tot beschadiging van de
wagenuitrusting, zoals bijvoorbeeld de wa-
genelektronica en de bekleding, kan leiden. dashboardkastje
Afb. 156
Dashboardkastje. Openen/sluiten
– Trek de greep in de richting van de pijl om
het d
a
shboardkastje te openen.
– Om hem te sluiten, duwt u de klep naar bo-
ven tot
deze vastklikt.
170
Vervoeren en praktische uitrustingen
In het dashboardkastje bevindt zich de cd-
s pel
er
, afhankelijk van de uitrusting. In het
overeenkomstige instructieboekje wordt uit-
gelegd hoe deze bediend moet worden. ATTENTIE
Het dashboardkastje moet tijdens het rijden
altijd g e
sloten blijven. Anders bestaat er ge-
vaar voor ongelukken. Extra opbergvakken
U vindt verdere opbergvakken, houders en
s
t
eu
nen op de volgende plaatsen in de wa-
gen:
● Aan de bovenzijde van het dashboardkas-
tje in wag
ens zonder cd-speler. De lading
mag niet hoger zijn dan 1,2 kg.
● In de middenconsole onder de middenarm-
steu
n*.
● Kledinghaken aan de portierstijlen ›››
.
● Bij de achterplaatsen bevinden zich links
en r ec
hts
van de zitplaatsen verdere opberg-
vakken. ATTENTIE
● Let er
op dat het zicht naar achteren niet
wordt belemmerd doordat er kleding is opge-
hangen. ●
Aan de kl edin
ghaken mag enkel lichte kle-
ding worden gehangen. In de zakken mogen
zich geen zware of scherpe voorwerpen be-
vinden.
● Geen kleerhanger gebruiken om kleding op
te han
gen, omdat anders de werking van de
hoofdairbag wordt belemmerd. Stopcontacten
Afb. 157
Middenconsole: 12-volt stopcontact Afb. 158
Achterste gedeelte van middencon-
sol e: USB-
stopcontacten. ●
Verwijder de dop van het stopcontact in de
mid denc
on
sole ››› afb. 157.
● Steker van het elektrische apparaat in de
acce
ssoireaansluiting steken.
De 12-volt accessoireaansluiting kan voor
elektrische apparaten worden gebruikt. Hier-
bij mag de vermogensopname via de aanslui-
ting niet hoger zijn dan 120 W.
USB-stopcontacten
Naargelang de uitrusting en het land kan de
wagen ook beschikken over USB-aansluitin-
gen, die enkel gebruikt kunnen worden voor
het laden en de stroomvoorziening .
Deze USB-ingangen bevinden zich aan de
achterzijde van de console, tussen de stoe-
len voorin ››› afb. 158. Deze aansluitingen
kunnen werken met een maximaal vermogen
van maximaal 10,5 W per poort. »
171
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
● De
z
ekering van de airconditioning is door-
geslagen.
● De buitentemperatuur is lager dan ca. +3°C
(+38°F).
● De compressor van de airconditioning is tij-
delijk uitg
eschakeld omdat de motorkoel-
vloeistof te veel is opgewarmd.
● Er is sprake van een andere storing aan de
wagen. Laat
de wagen door een gespeciali-
seerde werkplaats nakijken. Bijzonderheden
Wanneer de lucht
vochtigheid en de buiten-
temperatuur hoog zijn, kan condenswater
door de verdamper van het koelsysteem
druppelen en een plas vormen onder de wa-
gen. Dit is normaal en geen teken van lekka-
ge! Let op
Na het starten van de motor kan het resteren-
de v oc
ht dat zich in de airconditioning opge-
hoopt heeft, de voorruit bewasemen. Zet de ontwasemingsfunctie aan om de voorruit zo
snel
mog
elijk schoon te maken. Luchtroosters
Afb. 174
in het dashboard: luchtroosters. Luchtroosters
V
oor een c
orr
ecte verwarming, koeling en
ventilatie in het interieur van de wagen moe- ten de luchtroosters
››› afb. 174 1 continu
g eopend
z
ijn. ●
Om de luchtroo sters te openen en sluiten,
draait u het betreffende kartelwieltje (inzet)
184
Airconditioning
in de gewenste richting. Als het wieltje in de
s t
and
staat, is het luchtrooster gesloten.
● De luchtrichting oriënteren met de hendel
van het
ventilatierooster.
Er zijn ook luchtroosters die niet versteld
kunnen worden; deze zijn te vinden in het
dashboard 2 , in de beenruimte en achterin
de w ag
en. Let op
Plaats nooit voedingsmiddelen, medicijnen of
andere v
oorwerpen die gevoelig zijn voor
temperaturen voor de luchtroosters, ze kun-
nen beschadigd of onbruikbaar raken als ge-
volg van de lucht die uit de luchtroosters
stroomt. Luchtrecirculatiestand
Basisbegrippen
Luchtrecirculatie:
Handmatig ingestelde circulatie
In de circulatiefunctie wordt vermeden dat
b
uit
en
lucht terechtkomt in het interieur.
Bij zeer hoge buitentemperaturen moet de
handmatige instelling van de circulatiefunc-
tie kort geselecteerd worden om het interieur
sneller af te koelen. Uit veiligheidsoverwegingen wordt de lucht-
recir
culatie uitgeschakeld zodra op knop
wordt gedrukt of de luchtverdeelknop
op wordt gezet.
Handmatige circulatiefunctie in- en uitscha-
kelen
Inschakelen: druk op de knop tot het con-
trolelampje gaat branden.
Uitschakelen: druk op de knop tot het
controlelampje uitgaat.
Werking van de automatische circulatiefunc-
tie (menu van de klimaatregeling)
Als de automatische circulatiefunctie is geac-
tiveerd, wordt verse lucht toegelaten tot het
interieur van de wagen. Wanneer het systeem
een verhoogde concentratie aan schadelijke
stoffen in de buitenlucht vaststelt, wordt de
circulatiefunctie automatisch ingeschakeld.
Wanneer het verontreinigingsniveau opnieuw
een normaal peil bereikt, wordt de circulatie-
functie uitgeschakeld.
Het systeem is niet in staat om onaangena-
me geuren op te sporen.
De circulatiefunctie wordt niet automatisch
ingeschakeld in uitvoeringen zonder vocht-
sensor en in geval van de volgende buiten-
omstandigheden:
● De buitentemperatuur is lager dan +3°C
(+38°F). ●
Het koel systeem is uitgeschakeld en de
omgevingstemperatuur is lager dan +10°C
(+50°F).
● Het koelsysteem is uitgeschakeld, de om-
gevin
gstemperatuur is lager dan +15°C
(+59°F) en de ruitenwisser is ingeschakeld.
Het in- en uitschakelen van de automatische
luchtrecirculatie is mogelijk in het menu van
de klimaatregeling, onder Configuratie. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Inleiding op
pag. 181 in ac
ht nemen.
● Wanneer het koelsysteem niet werkt en de
circ
ulatiefunctie aanstaat, kunnen de ruiten
snel aandampen en kan het zicht zo aanzien-
lijk beperkt worden.
● Schakel de circulatiefunctie uit wanneer u
deze niet nodig heef
t. VOORZICHTIG
In wagens met airconditioning wordt aanbe-
vo l
en niet te roken wanneer de circulatiefunc-
tie is ingeschakeld. De aangezogen rook kan
neerslaan op de verdamper van het koelsys-
teem en op het actieve koolpatroon van het
stof- en pollenfilter, wat leidt tot een perma-
nente onaangename geur. » 185
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Aanwijzingen
Wanneer er geen kwaliteitsbenzine met me-
t aalvrij
e a
dditieven beschikbaar is of er mo-
torstoringen voorkomen, moet u de noodza-
kelijke additieven bij het tanken toevoegen
››› .
Het i
s
gebleken dat niet alle benzine-additie-
ven goed werken. Het gebruik van ongeschik-
te additieven voor de benzine kan aanzienlij-
ke schade veroorzaken aan de motor en de
katalysator beschadigen. Gebruik nooit me-
taalhoudende additieven voor de benzine!
De metaalhoudende additieven kunnen ook
in de benzine-additieven zitten om de klop-
vastheid te verbeteren en het octaangehalte
te verhogen ››› .
S EA
T r
aadt de "Originele additieven van de
groep Volkswagen voor benzinemotoren"
aan. Bij de SEAT-specialisten kan u deze ad-
ditieven kopen en informatie inwinnen be-
treffende het gebruik. VOORZICHTIG
● Tank niet
als op de pomp aangegeven staat
dat de brandstof metaal bevat. LRP-brand-
stoffen (loodvervangende benzine of lead re-
placement petrol ) bevatten metaalhoudende
additieven in hoge concentraties. Het gebruik
hiervan kan de motor beschadigen!
● U mag geen brandstoffen tanken die een
grote hoev
eelheid ethanol (bijv. E50, E85) be- vatten. Dit leidt tot schade aan het brandstof-
sys
t
eem.
● Eén keer tanken van loodhoudende brand-
stof
of ander metaaltoevoegingen leidt al tot
een blijvende afname van het rendement van
de katalysator.
● U mag uitsluitend additieven voor benzine
gebruik
en die zijn goedgekeurd door SEAT.
Additieven die het octaangetal verhogen of
de klopvastheid verbeteren, kunnen metaal-
deeltjes bevatten die de motor en katalysator
flink kunnen beschadigen. Dergelijke additie-
ven mogen niet worden gebruikt.
● Bij benzine met een laag octaangehalte
kunnen hog
e toerentallen of een sterke mo-
torbelasting tot schade aan de motor leiden. Let op
● U ku nt
benzine tanken met een hoger oc-
taangehalte dan de motor van uw wagen no-
dig heeft.
● In landen waar geen loodvrije benzine be-
schik
baar is, kunt u benzine met een laag
loodgehalte tanken. Dieselbrandstof
Let op de informatie aan de binnenzijde van
de t
ankk
l
ep. Geadviseerd wordt om
diesel t
e gebruiken
die voldoet aan de Europese norm EN 590.
Mocht u niet beschikken over diesel die vol-
doet aan de Europese norm EN 590, zorg er
dan voor dat het cetaangetal (CZ) minimaal
51 is. Indien de motor is voorzien van een
deeltjesfilter, dan moet verder het zwavelge-
halte van de brandstof lager zijn dan 50 deel-
tjes per miljoen.
Winterdiesel
Zomerdiesel wordt dik in de winter, hetgeen
ertoe leidt dat uw wagen moeilijker start.
Daarom wordt in de winter bij de tankstations
diesel met betere visco-elasticiteit bij kou
(winterdiesel) aangeboden.
Water in het brandstoffilter 1)
Indien uw wagen een dieselmotor heeft en is
uitgerust met een brandstoffilter met water-
bezinkvat, kan op het dashboard een waar-
schuwing verschijnen: Water in het
brandstoffilter. Breng in dat geval uw
wagen naar een gespecialiseerde werkplaats
om het water in het brandstoffilter af te laten. VOORZICHTIG
● De w ag
en is niet geconstrueerd voor het
gebruik van FAME-brandstof (biodiesel). Het 1)
Van toepassing voor de markt: Algerije.
310
Trefwoordenlijst
Bestuurdersinformatiesysteem bedienin g met
de ruit
enwisserhendel . . . . . . . 37
motorolietemperatuurmeter . . . . . . . . . . . . . . . 43
Bevestigingsogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175
Bijrijder zie Juiste zithouding . . . . . . . . . . . . . . . 76, 77, 78
Bijzonderheden aanslepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102, 103
hogedrukreinigers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292
omgevingscamerasysteem (Top View Camera) . . .282
rijden met een aanhangwagen . . . . . . . . . . . . 295
slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102, 104
Binnenaanzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Binnenspiegel zelfdimmend . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
Binnenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Biodiesel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 310
Bodem van de bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . 177
Boordcomputer zie Bestuurdersinformatiesysteem . . . . . . . . . . 37
Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58, 309 besparing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213
brandstofmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
diesel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 310
ethanol . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 309
tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 309
verbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 334
Brandstof besparen inertiestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 210
Brandstofverbruik uitschakelen door inertie . . . . . . . . . . . . . . . . . 213
waarom neemt het verbruik toe? . . . . . . . . . . . 216
BSD zie Dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
BSD Plus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 245
Buitenaanzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7, 8
Buitenantenne . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 299 Buitenspiegels
buiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
rijden met een aanhangwagen . . . . . . . . . . . . 290
Verwarmbare . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
Buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
C Camera Lane Assist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 243
schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 258, 302
Cd-rom-speler (navigatiesysteem) . . . . . . . . . . . 170
Centrale vergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 alarmsysteem uitgeschakeld . . . . . . . . . . . . . . 142
Keyless Access . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
knop centrale vergrendeling . . . . . . . . . . . . . . 135
noodvergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
Schuif-/kanteldak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
sleutel met afstandsbediening . . . . . . . . . . . . 134
veiligheidsontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
Verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Centrale wieldop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Cetaangetal (diesel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 310
Claxon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
Climatronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Comfortfunctie van de knipperlichten . . . . . . . . 154
Coming Home . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
Connectivity Box . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
Contact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30, 191 zie Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
Controlelampjes bergafdaalhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
kogelkop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291
snelheidsbegrenzer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225 trekhaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 289
uitparkeerhu
lp (RCTA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
Cruisecontrol . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45, 224
Cruise control . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224
Cruisecontrol bedienen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225
waarschuwings- en controlelampje . . . . . . . . . 224
D
Dagteller terugzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
Dakbelasting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180 technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180
Dakdrager . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
Dakdragersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178 dwarsdragers bevestigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
Dashboard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
dashboardkastje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
De auto starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
De batterij vervangen van de autosleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Defecte lampen een lampje vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
De motor voorverwarmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
De voorairbag uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
De wagen slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . 70, 102, 104 achterste sleepoog . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
automatische versnellingsbak . . . . . . . . . . . . 104
bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102, 104
met trekhaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
rijadviezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Schakelbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
sleepkabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
trekhaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
verbod om te slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
vierwielaandrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
voorste sleepoog . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
349
Trefwoordenlijst
Noodgevallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 ac c
u
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 322
bandenafdichtset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
een doorgebrande zekering vervangen . . . . . . 64
een wiel verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
lampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
lekke band . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
noodontgrendeling en -vergrendeling . . . . . . 101
noodprogramma automatische versnellings- bak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
noodslepen van de wagen . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Schakelaar alarmlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
startkabels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
wagengereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Noodhulpsysteem (Emergency Assist) . . . . . . . . 248 aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248
uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248
Noodontgrendeling achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Noodontgrendeling en -vergrendeling . . . . . . . . 101
Noodremhulpsysteem aanwijzingen op het display . . . . . . . . . . . . . . 229
bedienen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231
beperkingen van het systeem . . . . . . . . . . . . . 232
functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 230
radarsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231
tijdelijk uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 232
Noodstopfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198
Noodvergrendeling van het bijrijdersportier . . . . 16
O Octaangetal (benzine) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 309
Olie-eigenschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Omgevingscamerasysteem (Top View Camera) . 279 bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282 gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282
menu's . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
modi
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
Omgevingsverlichting een lampje vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Omschakelknop Schakelaar alarmlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Onderdelenset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 299
Onderhoudsintervallen . . . . . . . . . . . . . . . . 44, 315
Onderhoudsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 300
Onderhoud van de wagen natuurleer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 306
servicestand van de ruitenwisserbladen . . . . . 72
Onluchtingsgleuven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
ont- en vergrendelen met afstandsbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
met de knop voor de centrale vergrendeling . 135
met Keyless Access . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
Opberglade . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
Opbergvak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170, 171 dashboardkastje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
verlichting dashboardkastje . . . . . . . . . . . . . . 160
voorstoel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
Opbergvakken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
Openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
glazen dak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 314
rolgordijn (glazen dak) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
tankklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 308
Openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15, 132 achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
achterklep met elektrisch openen en sluiten . 145 glazen dak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
in de slotc
ilinder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
met afstandsbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
met de knop voor de centrale vergrendeling . 135
motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 314
ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
tankklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 308
Oppoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 302
Opslag van ongevalgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Overzicht van het bestuurdersgedeelte stuur links . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
stuur rechts . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Overzicht van het bijrijdersgedeelte stuur links . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
stuur rechts . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
P
Panoramaschuifdak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 comfortopenen en -sluiten . . . . . . . . . . . . . . . 149
zie ook Glazen dak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
Park Assist zie Inparkeersysteem (Park Assist) . . . . . . . . . 262
Parkeerhulp automatische aansturing . . . . . . . . . . . . . . . . . 273
de aanwijzingen en akoestische signalen aan-passen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275, 279
hulp bij het achteruit parkeren . . . . . . . . . . . . 276
omgevingssignaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270
parkeerhulp plus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270
rijden met een aanhangwagen . . . . . . . . . . . . 275
sensoren en camera: schoonmaken . . . . . . . . 302
storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275, 279
trekhaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279
visuele aanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . 274, 278
zie Inparkeersysteem (Park Assist) . . . . . . . . . 262
zie ook Parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . 270, 276
354