Bedienen
Openen en sluiten
C entr
a
le vergrendeling
Beschrijving Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 15
De wagen kan centraal worden ontgrendeld
en vergrendeld. De volgende mogelijkheden
staan ter beschikking, afhankelijk van de wa-
genuitrusting:
● met de sleutel met radiografische afstands-
bediening ›
›
› pag. 134;
● slotcilinder van het bestuurdersportier
(noodopenen) ›››
pag. 15;
● knop voor centrale vergrendeling aan bin-
nenzijde ›
›› pag. 135.
Selectieve portierontgrendeling
Bij het vergrendelen worden de portieren en
de achterklep vergrendeld. Naar wens kan bij
het openen van de portieren uitsluitend het
portier aan bestuurderzijde of alle portieren
worden geopend. Dit kan worden ingesteld
via het Easy Connect*-systeem ›››
pag. 135.
Automatisch sluiten (Auto Lock)*
De functie Auto Lock vergrendelt de portieren
en de achterklep vanaf een snelheid van ca.
15 km/u (9 mpu). De wagen wordt weer ontgrendeld, wanneer
de sleut
el uit het contact wordt getrokken.
Bovendien kan de wagen worden ontgren-
deld door de ontgrendelingsfunctie in de
knop voor de centrale vergrendeling of een
van de slotgrepen te bedienen. De functie
Auto Lock kan op de radio of in het Easy Con-
nect*-systeem worden in- en uitgeschakeld
››› pag. 135.
Bovendien worden bij een ongeval met airba-
gactivering portieren automatisch ontgren-
deld om hulpverleners toegang tot de wagen
te verschaffen.
Anti-diefstal alarmsysteem*
Als het diefstal-alarmsysteem onbevoegd
binnendringen in de wagen herkent, worden
akoestische en optische waarschuwingssig-
nalen geactiveerd.
Het alarmsysteem wordt bij het vergrendelen
van de wagen automatisch ingeschakeld. Het
systeem kan worden gedeactiveerd via de af-
standsbediening.
Als u het portier van aan bestuurderszijde
ontgrendelt met de sleutel, moet u vervol-
gens het contact binnen 15 sec. inschakelen.
Anders wordt het alarm geactiveerd. Bij uit-
voeringen voor sommige landen wordt bij
aansluitend openen van een portier direct
het alarm geactiveerd.
U schakelt het alarm uit door de ontgrende-
lingsknop op de sleutel met radiografische afstandsbediening in te drukken of het con-
tact in t
e schakelen. Als de tijd is afgelopen,
wordt het alarm automatisch uitgeschakeld.
Om onbedoeld alarm te voorkomen, moet u
de interieurbewaking en het afsleepalarm
uitschakelen ››› pag. 144.
Knipperlichten
Bij het ontgrendelen knipperen de knipper-
lichten tweemaal, bij het vergrendelen een-
maal.
Als deze niet knipperen, is één van de portie-
ren, de achterklep of de motorkap niet geslo-
ten.
Onbedoeld buitensluiten
In de volgende gevallen wordt voorkomen
dat u uw sleutel in de wagen insluit:
● Als het portier aan bestuurderszijde open
is, z
al de wagen niet vergrendelen zodra op
de toets van de centrale vergrendeling
››› pag. 135 wordt gedrukt.
Vergrendelt u uw wagen pas met de sleutel
met radiografische afstandsbediening zodra
alle portieren en de achterklep zijn gesloten.
U voorkomt daarmee dat u ongewild wordt
buitengesloten.
132
Openen en sluiten
overige portieren en de achterklep blijven
v er
gr
endeld.
Bestuurdersportier en tankklep ontgrende-
len – Druk eenmaal op de knop van de sleutel
met af
standsbediening of draai de sleutel
eenmaal in ontgrendelrichting.
Alle portieren, de achterklep en de tankklep
ontgrendelen.
– Druk binnen 5 seconden tweemaa
l op de
knop van de sleutel met afstandsbedie-
ning of draai de sleutel tweemaal binnen 5
seconden in ontgrendelrichting.
Ook als alleen het bestuurdersportier wordt
ontgrendeld, worden de inbraakbeveiliging*
en het alarmsysteem* direct uitgeschakeld.
Bij wagens met Easy Connect* kunt u recht-
streeks de centrale veiligheidsvergrendeling
instellen ››› pag. 135.
Centrale vergrendeling instellen U kunt in het Easy Connect*-systeem vastleg-
g
en w
elk
e portieren met de centrale vergren-
deling worden ontgrendeld. Via de radio of
via het Easy Connect*-systeem kunt u instel-
len of u wilt dat de wagen automatisch wordt
vergrendeld via "Auto Lock" zodra de snel-
heid hoger wordt dan 15 km/u (9 mpu). Instellen van de portierontgrendeling (wa-
gens
met Easy Connect-systeem)
– Kies: toets > functietoets
SETUP > Ope-
nen en sluiten > Centrale ver-
grendeling > Portieren ontgrende-
len .
Aut o L
oc
k instellen (wagens met radio)
– Kies: knop SETUP > bedieningsknop
Centrale vergrendeling > Vergren-
deling tijdens rijden .
Aut o L
oc
k instellen (wagens met Easy Con-
nect-systeem)
– Kies: toets > functietoets
SETUP > Ope-
nen en sluiten > Centrale ver-
grendeling > Vergrendelen tijdens
rijden .
P or
tier
en ontgrendelen
U kunt kiezen of u bij het ontgrendelen alle
portieren of slechts het portier van de be-
stuurder wenst te ontgrendelen. In alle
gevallen wordt tevens de tankklep ontgren-
deld.
Wanneer u met de instelling Bestuurder
eenmaal drukt op de toets van de sleutel
met afstandsbediening, wordt enkel het por-
tier van de bestuurder ontgrendeld. Drukt u
tweemaal op die toets, dan worden ook de
rest van de portieren en de achterklep ont-
grendeld. Bij wagens met conventionele sleutel draait u
deze tweem
aal in ontgrendelrichting in het
slot binnen 2 seconden.
Druk op de knop om alle portieren van de
wagen te vergrendelen. U hoort nu tevens
een bevestigingssignaal*.
Auto Lock/blokkeren tijdens het rijden
Als on geselecteerd wordt, worden alle por-
tieren van de wagen geblokkeerd vanaf een
snelheid van 15 km/u (9 mpu).
Schakelaar centrale vergrendeling Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 15
Als uw wagen met de schakelaar voor de cen-
trale vergrendeling wordt vergrendeld, geldt
het volgende: ● Het is niet mogelijk om de portieren en de
achterk
lep van buitenaf te ontgrendelen (vei-
ligheid, bijvoorbeeld bij het wachten voor
een stoplicht).
● De led in de knop voor centrale vergrende-
ling brandt
als beide portieren zijn gesloten
en vergrendeld.
● U kunt de portieren van binnenuit afzon-
derlijk ontgr
endelen door tweemaal aan de
slotgreep te trekken. »
135
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
● Bij een on g
ev
al met airbagactivering wor-
den de van binnenuit vergrendelde portieren
automatisch ontgrendeld om hulpverleners
toegang tot de wagen te verschaffen. ATTENTIE
● De knop v
oor de centrale vergrendeling
functioneert ook als het contact uit staat en
vergrendelt automatisch de gehele wagen zo-
dra op de knop wordt gedrukt.
● De knop voor de centrale vergrendeling
werkt niet
als de wagen van buitenaf wordt
vergrendeld terwijl de diefstalbeveiliging is
geactiveerd.
● Vergrendelde portieren maken het hulpver-
leners
moeilijk om in geval van nood in de
wagen te komen - levensgevaarlijk! Laat geen
personen en dan met name kinderen niet in
de wagen achter. Let op
Uw auto wordt bij een snelheid van 15 km/u
(9 mpu) aut om
atisch vergrendeld (Auto Lock)
››› pag. 132. U kunt de wagen ontgrendelen
door nogmaals op de knop van de centrale
vergrendeling te drukken. Gerelateerde video Keyless Access
Afb. 130
Handsfree De auto ont- en vergrendelen met
K
eyl
e
ss Access* Afb. 131
Sluit- en startsysteem zonder sleutel
K eyl
e
ss Access: omgeving. Achterklep
sensorgestuurd openen (Easy open). 136
Bedienen
ATTENTIE
Als er zich een passende sleutel in de omge-
vin g
van de achterklep bevindt, is het in som-
mige gevallen mogelijk dat de functie Easy
Open onbedoeld ingeschakeld wordt en de
achterklep geopend wordt, bijvoorbeeld wan-
neer er geveegd wordt onder de achterbum-
per, een water- of stoomstraal van een hoge-
drukspuit daarop gericht wordt of wanneer
onderhouds- of reparatiewerkzaamheden aan
die zone uitgevoerd worden. Als de achter-
klep onbedoeld geopend zou worden, zou die
ernstige letsels kunnen toebrengen aan per-
sonen die zich binnen de baan ervan bevin-
den en materiële schade berokkenen.
● Laat daarom geen enkel passende sleutel
onbeheerd in de omg
eving van de achterklep
achter.
● Schakel altijd de Easy Open-functie in het
infotainment
systeem uit voordat u onder-
houds- of reparatiewerkzaamheden aan de
wagen uitvoert.
● Schakel altijd de Easy Open-functie in het
infotainment
systeem uit voordat u de wagen
wast.
● Schakel altijd de Easy Open-functie in het
infotainment
systeem uit voordat u een fiet-
sendrager of aanhangwagen monteert ››› pag.
288. VOORZICHTIG
De sensoroppervlaken van de portiergrepen
ku nnen g
eactiveerd worden wanneer ze ge- raakt worden door een water- of stoomstraal
van een hog
edruk
spuit en een passende au-
tosleutel in de omgeving aanwezig is. Als ten
minste één van de elektrisch bediende ruiten
geopend is en het sensoroppervlak B (pijl)
van een v
an de portiergrepen constant inge-
schakeld is, worden alle ruiten gesloten. Let op
● Als
de accu van de wagen nog weinig span-
ning heeft of helemaal leeg is, of de batterij
van de autosleutel bijna of helemaal leeg is,
dan is het mogelijk dat de wagen niet ont-
grendeld of vergrendeld kan worden met het
Keyless Access-systeem. De wagen kan hand-
matig worden ontgrendeld of vergrendeld
››› pag. 101.
● Om de juiste vergrendeling van de wagen te
contro
leren, blijft de ontgrendelingsfunctie
uitgeschakeld gedurende ca. 2 seconden.
● Als op het scherm van het instrumentenpa-
neel het beric
ht Keyless defect wordt ge-
toond, kunnen er zich storingen voordoen in
de werking van het Keyless Access-systeem.
Raadpleeg een gespecialiseerde werkplaats.
SEAT raadt u aan om daarvoor een SEAT-dea-
ler te raadplegen.
● Afhankelijk van de functie ingesteld in het
infotainment
systeem voor buitenspiegels,
worden de buitenspiegels ingeklapt en gaat
de omgevingsverlichting branden bij het ont-
grendelen van de wagen via het sensoropper-
vlak in de portiergrepen van de bestuurder en
bijrijder ››› pag. 164. ●
Als
er zich geen enkele passende sleutel
binnenin de wagen bevindt of het systeem
hem niet herkent, zal er een melding verschij-
nen op het display van het instrumentenpa-
neel. Dit zou kunnen gebeuren als er een an-
der radiofrequentiesignaal zou interfereren
met het signaal van de sleutel (bijv. van een
of andere accessoire voor mobiele apparaten)
of als de sleutel afgedekt wordt door een
voorwerp (bijv. door een metalen koffer).
● De werking van de sensoren van de portier-
grepen kan n
adelig worden beïnvloed als de
sensoren erg vuil zijn, bijvoorbeeld als er een
laagje zout op zit. Reinig zo nodig de wagen.
● Als de wagen uitgerust is met een automa-
tisc
he versnellingsbak, kan hij enkel vergren-
deld worden als de versnellingspook in de
stand P staat. Inbraakbeveiliging (Safelock)*
Zodra de wagen van buitenaf wordt vergren-
del
d, w
or
dt tevens het inbraakbeveiliging ge-
activeerd; ter informatie voor de bestuurder
wordt dit als volgt weergegeven op het dis-
play in het instrumentenpaneel Atten-
tie: Safelock. Zie het Instruc-
tieboekje . De wagen kan niet meer van
binnenuit worden geopend. Dit maakt het
moeilijker voor onbevoegden om de wagen
binnen te dringen ››› in Beschrijving op
p ag. 133
.
140
Bedienen
– Druk tw
eem
aal op toets van de afstands-
bediening. De volumetrische sensor en de
hellingshoeksensor worden gedeactiveerd. Het alarmsysteem blijft geactiveerd.
De interieurbewaking en het afsleepalarm
worden automatisch opnieuw ingeschakeld
wanneer de wagen weer wordt vergrendeld.
De interieurbewaking en de sensor van het
afsleepalarm (hellingshoeksensor) worden
samen met het alarmsysteem automatisch in-
geschakeld. Voor het inschakelen ervan moe-
ten alle portieren en de achterklep gesloten
zijn.
Indien u de interieurbewaking en het weg-
sleepalarm wenst uit te schakelen, moet u dit
telkens opnieuw doen wanneer de wagen
vergrendeld wordt, anders worden deze sys-
temen automatisch ingeschakeld.
De interieurbewaking en het afsleepalarm
moeten uitgeschakeld worden indien dieren
in de binnenruimte van de vergrendelde wa-
gen gelaten worden (anders gaat het alarm-
systeem af wegens hun bewegingen) of bij-
voorbeeld wanneer de wagen vervoerd wordt
of wordt weggesleept met twee wielen van de
grond.
Valse alarmen
De interieurbewaking zal alleen correct wer-
ken indien de wagen volledig gesloten is.
Hierbij moeten de wettelijke voorschriften
worden opgevolgd. In onderstaande gevallen kan een loos alarm
optreden:
● Geopende ruiten (g
eheel of gedeeltelijk).
● Panoramadak/kanteldak open (geheel of
gedeeltelijk).
● B
eweging van voorwerpen in de wagen,
zoal
s losse papieren, accessoires aan de bin-
nenspiegel (luchtverfrissers) enz. Let op
● Als
de wagen automatisch opnieuw ver-
grendeld wordt en het alarmsysteem zonder
de functie volumetrische sensor geactiveerd
is, dan wordt het alarmsysteem met alle func-
ties ingeschakeld, behalve die van de volu-
metrische sensor. Deze wordt pas weer geac-
tiveerd de volgende keer dat het alarmsys-
teem ingeschakeld wordt, tenzij deze opzet-
telijk uitgeschakeld wordt.
● Indien het alarm is afgegaan als gevolg van
de vo
lumetrische sensor, dan wordt dit bij
het openen van de wagen aangegeven via het
knipperen van het controlelampje van het be-
stuurdersportier. Dit knipperen is anders dan
wanneer het alarmsysteem aanstaat.
● De trilling van een mobiele telefoon die in
de wagen i
s achtergelaten kan ervoor zorgen
dat de interieurbewaking wordt geactiveerd,
aangezien de sensoren reageren op de bewe-
gingen en schokken die optreden in de wa-
gen.
● Indien bij het activeren van het alarmsys-
teem nog een portier of
de achterklep open is, wordt enkel het alarmsysteem geacti-
veer
d. Enk
el wanneer alle portieren gesloten
zijn (met inbegrip van de achterklep), worden
de interieurbewaking en het afsleepalarm ge-
activeerd. Interieurbewaking en afsleepalarm
uits
c
hakelen* Bij een vergrendelde wagen activeren bewe-
ging
en in het
interieur (bijv. dieren) of een
verandering in de hellingshoek van de wagen
(bijv. wagentransport) het alarm. U voorkomt
onbedoeld alarm door de interieurbewaking
en het afsleepalarm uit te schakelen.
● Om de interieurbewaking en het afsleep-
alarm uit t
e schakelen schakelt u het contact
uit en kiest u via het infotainmentsysteem:
toets > functietoets
S
ETUP > Openen en
s luit
en > C
entrale vergrendeling > Uitschake-
len alarm.
● Bij het opnieuw vergrendelen van de wa-
gen wor
den de interieurbewaking en het af-
sleepalarm weer uitgeschakeld en blijven uit-
geschakeld tot het portier opnieuw wordt ge-
opend.
Als de inbraakbeveiliging (Safelock)* ››› pag.
140 wordt uitgeschakeld, worden ook de in-
terieurbewaking en het afsleepalarm auto-
matisch uitgeschakeld.
144
Trefwoordenlijst
ASR zie
Aandrijf
slipregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
Auto Hold . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 222
Auto Hold-functie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 222
Auto Lock (centrale vergrendeling) . . . . . . . . . . . 132
Automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . . 233 aanwijzingen op het display . . . . . . . . . . . . . . 235
bedienen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237
bijzondere rijsituaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 241
functie om rechts inhalen te vermijden . . . . . 240
functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 234
radarsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 236
tijdelijk uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 240
waarschuwings- en controlelampje . . . . . . . . . 235
automatische rijlichtregeling . . . . . . . . . . . . . . . 154
Automatische versnellingsbak . . . . . . . . . . . . . . 204 aanwijzingen voor het rijden . . . . . . . . . . . . . . 207
bergafdaalhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 210
keuzehendelstanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204
keuzehendelvergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . 205
kick-downsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
launch-control programma . . . . . . . . . . . . . . . 209
noodontgrendelen van de keuzehendel . . . . . . 50
noodprogramma . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
stuurwiel met peddels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207
tiptronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204, 207
uittrekblokkering contactsleutel . . . . . . . . . . . 191
Automatische wasinstallaties De Auto Hold-functie uitschakelen . . . . . . . . . 224
zie ook Wassen van de wagen . . . . . . . . . . . . . 300
AUX-IN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
B Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
Bagagenet Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176 Bagage opbergen
aanhang wagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288
aanhangwagen beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . 294
Bevestigingsogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175
dakdragersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . 178, 180
haken voor tassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
luik voor transport van lange voorwerpen . . . 174
netzak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
rijden met een aanhangwagen . . . . . . . . . . . . 295
Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 automatische vergrendeling . . . . . . . . . . . . . . 147
bagageruimteverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
bijzonderheden van de elektrisch bedienbareachterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
elektrisch openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . 145
hoedenplank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
hoedenplank opbergen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
netzak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
noodontgrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
verstelbare bodem van de bagageruimte . . . . 177
zie ook Bagageruimte beladen . . . . . . . . . . . . 172
Bagageruimte beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
Balans van de wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 323
Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 323 accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 323
bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 323
draairichtinggebonden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 323
levensduur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 323
maten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 325
met verplichte looprichting . . . . . . . . . . . . . . . . 69
nieuwe banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 325
reparatieset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Slijtagemerktekens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 325
verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Bandenafdichtingset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65, 99
Bandenafdichtset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65, 99 componenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
controle na 10 minuten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101 de band afdichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
de band oppompen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Bandenprofiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 325
Bandenreparatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Bandenreparatieset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 zie ook Bandenafdichtset . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 323, 335
Bandenspanningscontrolesysteem . . . . . . . . . . 327
Bandenspanningscontrolesystemen bandenspanningsindicatie . . . . . . . . . . . . . . . 329
Batterij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141 vervangen bij de afstandsbediening (interieur- voorverwarming) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
Batterij opladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 321
Bedieningselementen aan het stuurwiel bediening van het audio-, telefoon- en naviga- tiesysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
Bedieningselementen van de ruiten . . . . . . 18, 148
Beeldscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121, 122
Bekerhouders . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
Benzine additieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 309
tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 309
Bergafdaalhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 210 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
Bergafondersteuning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 210
Bescherming tegen bevriezing . . . . . . . . . . . . . . . 60
Bescherming tegen de zon . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
Besparingstips (efficiency-programma) . . . . . . . . 43
Besturing elektro-mechanische stuurinrichting . . . . . . . 211
het stuur te vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
Bestuurder zie Juiste zithouding . . . . . . . . . . . . . . . 76, 77, 78
Bestuurdersgedeelte overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
348
Trefwoordenlijst
Parkeerhulpsysteem zie
P
arkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270, 276
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198, 208 met het inparkeersysteem (Park Assist) . . . . . 267
Parkeren (automatische versnellingsbak) . . . . . 207
ParkPilot zie Parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270, 276
Passagiers achterin zie Juiste zithouding . . . . . . . . . . . . . . . 76, 77, 78
Pedalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Peddels (automatische versnellingsbak) . . . . . . 207
Peil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Portieren kinderbeveiliging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Portiergreep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15, 119
Portierslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Press & Drive de motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
Profieldiepte van de banden . . . . . . . . . . . . . . . . 325
R Radarsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231, 236
Ramen elektrisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18, 148
ijs verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 303
RCTA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 254 zie Uitparkeerhulp (RCTA) . . . . . . . . . . . . . . . . 250
Rear Traffic Alert . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 254
Rear view camera . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285
Regelmatig onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 300 binnenzijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 304
Buitenzijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 300
Regensensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163 controle van de functie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
Remassistent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200 Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
elektroni sche parkeerrem . . . . . . . . . . . . . . . . 197
nieuwe remblokken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
noodstopfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198
remassistent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
rembekrachtiger . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 319
Remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Rem voor meervoudige aanrijdingen . . . . . . . . . 201
Reparatiewerkzaamheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 299
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 299
Reservoir bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 308
Rijden door water rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217
Met aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . 295, 335
rijden in het buitenland . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159
slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
veilig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
zuinig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213
Rijden in het buitenland koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159
Rijden met een aanhangwagen zie Aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288
zie ook Trekhaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288
Rijmodus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 256
Rijprofiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 256
Risico's als de veiligheidsgordels niet omge- daan worden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Ritgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 geheugen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
overzicht van gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Roetfilter functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
Roetfilter (diesel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
Rolgordijn glazen dak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
sluitkrachtbegrenzing (glazen dak) . . . . . . . . 152 Rugleuning achterstoel
neerklap pen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
terugklappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
Ruiten ijs verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 303
Ruitensproeier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Ruitensproeiervloeistof bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 319
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 319
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 320
Ruitenwisser achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33, 161
Ruitenwisserbladen vervangen . . . . . . . . . . 72, 102
Ruitenwissers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33, 161 bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
koplampsproeiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
Regensensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
ruitenwisserhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
servicestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
verwarmbare sproeiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
wisserblad neerklappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
wisserblad omhoog zetten . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Ruitenwissersbladen voor en achter . . . . . . . . . . 102 schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
servicestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
S
Safelock . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140 zie ook Inbraakbeveiliging . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Schakelbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203 slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 automatisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
een versnelling inschakelen (schakelbak) . . . 203
kick-down . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
Schakelbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50, 203
355