Aanwijzingen
Selectieve katalytische reduc-
tie* (AdBlue) In l
eidin
g tot themaIn wagens met "Selective Catalytic Reducti-
on" (Selectiev
e K
atalytische Reductie) wordt
een speciale oplossing van ureum (AdBlue)
in het uitlaatgassysteem geïnjecteerd, voor
een katalysator, om de uitstoot van stikstof-
oxiden te verminderen.
Het verbruik van AdBlue hangt af van de indi-
viduele rijstijl, de temperatuur van het sys-
teem en de omgevingstemperatuur.
AdBlue bevindt zich in een aparte tank in de
voertuig en moet bijgevuld worden bij een of-
ficiële dealer. De vulhoeveelheid van de Ad-
Blue-tank is ongeveer 17 liter.
De AdBlue-vulhoeveelheid moet gecontro-
leerd worden wanneer er servicewerkzaam-
heden worden uitgevoerd. ATTENTIE
Als de AdBlue-vulhoeveelheid te laag is, is
het mog elijk
dat de wagen na het uitschake-
len van het contact niet opnieuw gestart kan
worden. De wagen kan ook niet met een
noodstop of starthulp gestart worden!
● Vul voldoende hoeveelheid AdBlue bij, als
er nog 1.000 km (600 mijlen) te g
aan zijn.
● De AdBlue-tank niet leeg rijden. ATTENTIE
AdBlue is een irriterende en corroderende
vloeis t
of die verwondingen veroorzaken kan
als de vloeistof in contact komt met de huid,
de ogen of de ademhalingsorganen.
● Indien AdBlue in contact komt met de ogen
of de huid, moet min
stens 15 minuten ge-
spoeld worden met ruim water en een arts ge-
raadpleegd worden.
● In geval van inname van AdBlue, dient u de
mond gedurende min
stens 15 minuten te
spoelen met ruim water. Probeer niet te bra-
ken tenzij dit op advies van de arts gebeurt.
Roep onmiddellijk medische hulpverlening
in. VOORZICHTIG
AdBlue beschadigt oppervlakken zoals bij-
voorbeel d g
elakte onderdelen van de wagen,
kunststoffen, kleding en vloerbedekkingen.
Verwijder weggelekte AdBlue zo snel moge-
lijk met een natte doek en voldoende koud
water.
● Als de AdBlue gestold is, verwijder de Ad-
Blue dan met l
auw water en een spons. Waarschuwings- en controlelampjes
Gaat rood branden
De motor kan niet
opnieuw worden ge-
start! Het AdBlue-ni-
veau is te laag.Stop de wagen op een geschik-
te, veilige en vlakke plaats en
vul de minimale hoeveelheid
AdBlue bij ››› pag. 285.
Gaat rood brandensamen met
De motor kan niet
opnieuw worden ge-
start! Storing in het
AdBlue-systeem.Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. Laat het systeem na-
kijken.
Gaat geel branden
De reservehoeveel-
heid AdBlue is klein.
Vul AdBlue bij binnen het aan-
gegeven aantal kilometer (of
mijl)
››› pag. 285. SEAT raadt
aan om daarvoor een gespeciali-
seerde werkplaats te raadple-
gen. 284
Controleren en bijvullen
Gaat geel brandensamen met
Er is een storing in
het AdBlue-systeem
opgetreden, of er is
een AdBlue-vloeistof
gebruikt die niet vol-
doet.
Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. Laat het systeem na-
kijken.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
gaan sommig
e c
ontrole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden branden terwijl een
werkingscontrole wordt uitgevoerd. Na enke-
le seconden gaan de lampjes uit. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Waarschu-
win g
s- en controlelampjes op pag. 110 in
acht nemen. Informatie over AdBlue
Als er nog 2.400 km te gaan zijn, wordt er
een beric
ht
op het
instrumentenpaneel weer-
gegeven waarin staat dat de AdBlue bijge-
vuld moet worden ››› pag. 285. Als dit be-
richt genegeerd wordt, kan de motor vervol-
gens niet meer gestart worden ››› pag. 284.
SEAT raadt aan om daarvoor een gespeciali-
seerde werkplaats te raadplegen. Als u geen gespecialiseerde werkplaats kunt opzoeken,
moet u tijdelijk minim
aal 5,0 liter AdBlue bij-
vullen. Vul enkel AdBlue bij die uitdrukkelijk
is goedgekeurd door SEAT.
Wanneer de controlelampjes en tege-
lijk gaan branden, is er een storing. SEAT
raadt aan de dichtstbijzijnde gespecialiseer-
de werkplaats op te zoeken.
AdBlue ®
is een geregistreerd handelsmerk in
de V.S., Duitsland, de Europese Unie en an-
dere landen die aangesloten zijn bij de Duit-
se vereniging van autofabrikanten ("Verband
der Automobilindustrie e. V.", VDA).
AdBlue bijvullen Afb. 237
Linksachter in de bagageruimte: Ad-
Blue-t ank, ac
ht
er een deksel. Afb. 238
AdBlue-tank met sluiting van vulope-
nin g en fl
e
s voor bijvullen. Om AdBlue bij te vullen, moet de wagen op
een
vl
ak
terrein staan en bijv. niet met een
zijde op de stoeprand of op een helling. In-
dien de wagen niet op een vlak terrein staat,
is het mogelijk dat de vulindicatie de toege-
voegde hoeveelheid niet juist aangeeft. »
285
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Controleren en bijvullen
Voorbereidingen voor werk-
z aamheden in de mot
orruimt
e
Inleiding tot thema Alvorens werkzaamheden uit te voeren in de
motorruimt
e, moet
u controleren of de wagen
op een horizontale en stevige ondergrond
staat.
De motorruimte van de wagen is een gevaar-
lijk gebied. Werk nooit aan de motor of in de
motorruimte indien u niet precies weet welke
handelingen nodig zijn, de algemene veilig-
heidsvoorschriften niet kent of niet beschikt
over de geschikte middelen, vloeistoffen en
gereedschap ››› ! Anders de werkzaamhe-
den b ij een g
e
specialiseerde werkplaats uit
laten voeren. Nalatigheid bij de werkzaamhe-
den kan ernstige verwondingen veroorzaken. ATTENTIE
Indien de wagen onverwacht in beweging
komt, k an dit
ernstige verwondingen veroor-
zaken.
● Werk niet onder de wagen indien deze niet
is
vastgezet. Als u onder de wagen gaat wer-
ken terwijl de wielen op de grond staan, moet
u de wagen op een vlak terrein neerzetten, de
wielen blokkeren en de sleutel uit het con-
tactslot trekken.
● Als u zich genoodzaakt ziet om onder de
wagen w
erkzaamheden uit te voeren, zet hem dan met stroppen en bokken vast zodat hij
niet k
an bew
egen. De krik is hier niet ge-
schikt voor en kan loskomen, wat tot ernstige
verwondingen zou kunnen leiden. ATTENTIE
Het werken in de motorruimte houdt allerlei
ri sic
o's in en kan ernstige verwondingen ver-
oorzaken.
● Bij alle werkzaamheden dient u uiterst
voorz
ichtig te zijn en de algemene veilig-
heidsvoorschriften na te leven. Neem nooit
persoonlijke risico's.
● Werk nooit aan de motor en in de motor-
ruimte al
s u niet vertrouwd bent met de ver-
eiste werkzaamheden. Als u niet zeker bent
van de werkwijze, dient u de vereiste werk-
zaamheden te laten uitvoeren in een gespeci-
aliseerde werkplaats. Het op ongeschikte wij-
ze uitvoeren van werkzaamheden kan ernsti-
ge verwondingen tot gevolg hebben.
● Nooit de motorkap openen of sluiten als u
ziet d
at er stoom of koelvloeistof uitkomt. Die
kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Wacht steeds tot u niet langer stoom of koel-
vloeistof uit de motorruimte ziet of hoort ko-
men.
● Laat de motor steeds afkoelen alvorens u
de motorkap opent
.
● Het contact met de warme onderdelen van
de motor of het
uitlaatsysteem kan brand-
wonden aan de huid veroorzaken. ●
Voer n a het
afkoelen van de motor het vol-
gende uit alvorens de motorkap te openen:
–Schakel de elektronische parkeerrem in
en plaats de keuzehendel in de stand P,
of de versnellingshendel in neutrale
stand.
– Trek de sleutel uit het contact.
– Houd kinderen altijd uit de buurt van de
motorruimte en laat ze nooit zonder toe-
zicht achter.
● Bij warme of hete motor staat het koelsys-
teem onder druk. De
vuldop van het koel-
vloeistofexpansiereservoir niet openen zo-
lang de motor warm is. Anders kan de koel-
vloeistof met hoge druk vrijkomen en brand-
wonden en ernstig letsel veroorzaken.
–Draai de dop langzaam en zeer voorzich-
tig linksom los, terwijl u hem lichtjes
naar onderen drukt.
– Bescherm steeds uw gezicht, handen en
armen tegen hete koelvloeistof of stoom
met een grote en dikke doek.
● Wanneer u vloeistoffen bijvult, zorg ervoor
dat
ze niet gemorst kunnen worden op onder-
delen van de motor of het uitlaatsysteem. Ge-
morste vloeistoffen kunnen brand veroorza-
ken. ATTENTIE
De hoogspanning van de elektrische installa-
tie kan s c
hokken, brandwonden en levensbe-
dreigend letsel veroorzaken! » 287
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Aanwijzingen
●
Ver oor
zaak nooit een kortsluiting in de
elektrische installatie. De accu kan explode-
ren.
● Neem om het risico op elektrische schok-
ken met ern
stige gevolgen tot een minimum
te beperken terwijl de motor draait of gestart
wordt, het volgende in acht:
–Raak nooit de elektrische kabels van het
ontstekingssysteem aan.
– Nooit de elektrische kabels of aansluitin-
gen van de gasontladingslampen aanra-
ken. ATTENTIE
In de motorruimte bevinden zich draaiende
delen die ern s
tige verwondingen kunnen ver-
oorzaken.
● Steek uw hand nooit in of in de buurt van
de koelluc
htventilator. Als u de rotorbladen
aanraakt, kunt u ernstig gewond raken. De
ventilator start op grond van de temperatuur
en kan plotseling in werking treden, zelfs
wanneer het contact is uitgeschakeld en de
sleutel uit het contactslot is getrokken.
● Als er werkzaamheden aan de motor moe-
ten wor
den uitgevoerd terwijl er wordt gestart
of terwijl de motor draait, bestaat er levens-
bedreigend gevaar door draaiende delen
(bijv. de geribde riem, dynamo, koelluchtven-
tilator) en door de hoogspanningsontsteking.
Werk steeds met de grootst mogelijke voor-
zorg. –
Zor g er s
teeds voor dat geen enkel li-
chaamsdeel, sieraden, stropdassen, rui-
me kledingstukken of lang haar in de
draaiende delen van de motor gekneld
kunnen raken. Alvorens de werkzaamhe-
den uit te voeren, dient u de stropdas en
sieraden (halskettingen enz.) af te doen,
het haar bijeen te binden en kledingstuk-
ken strak aan het lichaam te brengen om
te voorkomen dat deze tussen motoron-
derdelen bekneld kunnen raken.
– Trap het rempedaal steeds uiterst voor-
zichtig in en laat u nooit afleiden. De wa-
gen kan in beweging komen, zelfs wan-
neer de elektronische parkeerrem geacti-
veerd is.
● Geen voorwerpen, zoals poetslappen of ge-
reeds
chap, in de motorruimte achterlaten. In-
dien u een voorwerp achterlaat, kan dit sto-
ringen in de werking, een motordefect of
brand veroorzaken. ATTENTIE
Vloeistoffen in de wagen en andere materia-
len k u
nnen snel vlam vatten in de motorruim-
te, wat kan leiden tot brand en ernstige ver-
wondingen!
● Niet roken.
● Werk nooit in de buurt van plaatsen met
vlammen of
vonken.
● Giet nooit vloeistoffen op de motor. Dit kan
leiden tot
het ontsteken van de warme motor-
delen en verwondingen veroorzaken. ●
Bij het w erk
en aan het brandstof- of elektri-
sche systeem, moeten de volgende instruc-
ties nageleefd worden:
– Koppel de accu steeds los. Let erop dat
de wagen ontgrendeld is wanneer de ac-
cu losgekoppeld wordt; anders wordt het
alarmsysteem geactiveerd.
– Werk nooit in de buurt van verwarmings-
toestellen, warmtebronnen of vlammen.
● Houd steeds een brandblusser binnen
handbereik
die onlangs nagekeken is en zich
in perfecte staat bevindt.
● Bedek de motor nooit met extra isolatiema-
teria
len zoals een deken. Brandgevaar! VOORZICHTIG
Bij het vervangen of bijvullen van vloeistof-
fen, moet de betr
effende vloeistof in de juiste
tank gegoten worden. Een vergissing bij het
toevoegen van vloeistoffen kan de werking
van de wagen ernstig verstoren en leiden tot
storingen in de motor! Milieu-aanwijzing
Vloeistoffen die uit de wagen komen, zijn
sc h
adelijk voor het milieu. Controleer daarom
regelmatig de grond onder de wagen. Laat de
wagen in een gespecialiseerde werkplaats
nakijken als u vlekken, olie of andere vloei-
stoffen op de grond ontdekt. Vang uitgelopen
vloeistoffen op en lever deze bij de desbetref-
fende inzamelingspunten in. 288
Aanwijzingen
Vloeistofniveaus controleren Afb. 241
Afbeelding met de plaats van de ele-
ment en. Het peil van de verschillende vloeistoffen van
de w
ag
en dient
regelmatig gecontroleerd te
worden. De vloeistoffen niet onderling ver-
wisselen, omdat dit ernstige schade aan de
motor tot gevolg heeft.
Koelvloeistofreservoir
Oliepeilstok
Olievulopening
Remvloeistofreservoir
Startaccu (onder afdekking)
Ruitensproeiervloeistofreservoir
Het controleren en bijvullen van de vloeistof-
fen wordt bij de eerder genoemde onderde- 1 2
3
4
5
6 len uitgevoerd. Deze handelingen worden be-
s
c
hr
even op ››› pag. 287.
Overzicht in tabelvorm
Nadere verklaringen, aanwijzingen en beper-
kingen op de technische gegevens vindt u
vanaf ››› pag. 314
Motorolie Inleidin
g tot thema ATTENTIE
Verkeerd gebruik van motorolie kan ernstig
let sel
en brandwonden veroorzaken.
● Bescherm steeds uw ogen wanneer u werkt
met motor
olie.
● Olie is een giftig product en moet buiten
het bereik
van kinderen gehouden worden.
● De motorolie mag alleen in de goed afge-
sloten originel
e verpakking bewaard worden
en hetzelfde geldt voor gebruikte olie tot die
verwijderd wordt.
● Bewaar olie nooit in lege blikken, flessen of
andere v
erpakkingen. Anderen zouden ervan
kunnen gaan drinken.
● Veelvuldige aanraking met motorolie kan
de huid aantas
ten. Bij aanraking met motor-
olie moet de huid met water en zeep gewas-
sen worden. ●
Wanneer de mot or dr
aait wordt de olie erg
heet. Dit kan brandwonden veroorzaken.
Wacht steeds tot de motor afgekoeld is. Milieu-aanwijzing
Net zoals bij de andere vloeistoffen kan ge-
mor st
e motorolie schadelijk zijn voor het mi-
lieu. Vang deze vloeistoffen op in geschikte
houders en verwijder ze op milieuvriendelijke
wijze. Waarschuwings- en controlelampjes
Springt aan
Motoroliepeil te
laag.Motor afzetten. Controleer het moto-
roliepeil
››› pag. 291.
Knippert
Motoroliesys-
teem defect.Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. Laat de motoroliesensor
nakijken. Controleer intussen hand-
matig het oliepeil.
290
Controleren en bijvullen
Knippert
Motoroliedruk te
laag.
Onmiddellijk stoppen!
Zet de motor uit. Controleer het mo-
toroliepeil.
– Indien het waarschuwingslampje
knippert, mag u niet verder rijden
noch de motor laten draaien, zelfs
wanneer het oliepeil correct is. Doet
u dit toch dan kan de motor bescha-
digd raken. Roep de hulp van vak-
mensen in. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Waarschu-
win g
s- en controlelampjes op pag. 110 in
acht nemen. Motoroliespecificaties
De gebruikte motorolie moet strikt voldoen
aan al
l
e s
pecificaties.
Voor een perfecte werking en lange levens-
duur van de motor, moet de juiste olie ge-
bruikt worden. In de fabriek is de motor met
een hoogwaardige multigrade olie gevuld die
in het algemeen geschikt is voor alle jaarge-
tijden.
Gebruik voor zover mogelijk uitsluitend mo-
torolie die geautoriseerde is door SEAT ››› .
Indien u de L on
gLif
e Service wenst te behou-
den, mag u enkel oliën bijvullen die goedge-
keurd zijn voor die service volgens de over- eenkomstige VW-norm (
›››
Tab. op pag.
42). Alle aangegeven oliën zijn multigrade
synthetische oliën.
Motoroliesoorten worden continu verder ont-
wikkeld. De Technische Dienst wordt continu
van elke wijziging op de hoogte gebracht.
SEAT adviseert u daarom om de motorolie bij
een SEAT-garage te laten verversen. VOORZICHTIG
● Vu l
alleen motorolie bij waarvan de specifi-
caties uitdrukkelijk goedgekeurd zijn door
SEAT. Elk ander type olie kan de motor be-
schadigen! Motoroliepeil controleren en motor-
o
lie b
ij
vullen Afb. 242
Peilstok met markeringen voor het
o liepei
l
. Afb. 243
In de motorruimte: dop van de moto-
ro liev
ulopening. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 41
Voorbereidingen
● Parkeer de wagen op een vlak terrein om
een verk
eerde aanduiding van het oliepeil te
voorkomen.
● Wacht na het uitzetten van de motor een
paar minuten
zodat de olie in de carterpan
kan terugstromen. Wanneer de motor koud
staat, kan onmiddellijk het oliepeil gecontro-
leerd worden en zo nodig worden bijgevuld.
● Open de motorkap ›››
pag. 287.
● De vulopening voor de motorolie is te her-
kennen aan het symboo
l op de dop
››› afb. 243 en de peilstok aan de geverfde
greep. »
291
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Controleren en bijvullen
motorolie en het filter altijd in een gespeciali-
seer de w
erkp
laats te laten vervangen. SEAT
raadt u aan de Technische Dienst te raadple-
gen.
In het Onderhoudsprogramma vindt u gede-
tailleerde informatie over de service-interval-
len. ATTENTIE
Als u in uitzonderlijke gevallen de motorolie
zelf g
aat vervangen, dient u het volgende in
acht te nemen:
● Draag altijd oogbescherming.
● Wacht altijd tot de motor volledig afge-
koeld i
s om brandwonden te voorkomen.
● Houd uw arm altijd horizontaal als u de
olie-af
tapplug met de hand losdraait, zodat
de olie niet langs uw arm naar beneden kan
lopen.
● Gebruik een geschikte houder met voldoen-
de capac
iteit om de gebruikte olie op te van-
gen, minimaal met de inhoud van de hoeveel-
heid die in de motor past.
● Vang de motorolie nooit op in lege blikken,
fles
sen of andere houders. Niet iedereen kan
zien dat het om olie gaat. ●
Olie i s
een giftig product en moet buiten
het bereik van kinderen gehouden worden. VOORZICHTIG
Geen extra smeermiddel aan de motorolie
t oev oe
gen. De motor kan hiervan schade on-
dervinden. Schade die door zulke middelen
ontstaat, valt niet onder de garantie. Milieu-aanwijzing
● Alv or
ens de motorolie te verversen, zoek al-
tijd eerst een goede plaats om het volgens de
milieuvoorschriften te verwijderen.
● Verwijder de olie steeds op milieuvriende-
lijke wijz
e. Giet gebruikte olie nooit weg in de
afvoer, de riolering, de tuin, het bos, de
openbare weg, rivieren enz. Motorkoelvloeistof
In l
eidin
g tot thema ATTENTIE
De motorkoelvloeistof is een giftig product!
● Bewaar de koelvloeistof uitsluitend in de
originele v
erpakking die goed afgesloten op
een veilige plaats bewaard moet worden.
● Bewaar de koelvloeistof nooit in lege blik-
ken, fle
ssen of andere verpakkingen. Anderen
zouden ervan kunnen gaan drinken. ●
Bew aar de mot
orkoelvloeistof altijd buiten
het bereik van kinderen.
● Zorg ervoor dat de verhouding van de juiste
toevoe
ging voor de koelvloeistof overeen-
stemt met de laagste omgevingstemperatuur
waarin de wagen gebruikt zal worden.
● Bij zeer lage buitentemperaturen kan de
koelvloeis
tof bevriezen en de wagen tot stil-
stand komen. Aangezien in dit geval de ver-
warming ook niet werkt, kunnen de inzitten-
den zonder voldoende warme kleding onder-
koeld raken. Milieu-aanwijzing
De koelvloeistoffen en toevoegingen kunnen
het mi lieu
vervuilen. Vang wegstromende
vloeistoffen op in geschikte houders en ver-
wijder deze producten op milieuvriendelijke
wijze. 293
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Aanwijzingen
Voorbereidingen
● Parkeer de wagen op een vlak en stevig ter-
r ein.
● Laat de mot
or afkoelen ›››
.
● Open de motorkap › ›
›
pag. 287.
● Het koelvloeistofexpansiereservoir is te
herkennen aan het symboo
l op de dop
››› afb. 246.
Het motorkoelvloeistofpeil controleren
● Controleer het koelvloeistofpeil wanneer de
motor koud i
s door middel van de zijmarke-
ring van het expansiereservoir ››› afb. 245.
● Vul koelvloeistof bij wanneer het koelvloei-
stofpei
l in het reservoir onder de -marke-
ring staat. Bij warme motor kan het peil ook
iets boven het gemarkeerde gebied liggen.
Motorkoelvloeistof bijvullen
● Bescherm steeds uw gezicht, handen en ar-
men teg
en hete koelvloeistof of stoom door
een geschikte doek op de dop van het expan-
siereservoir te plaatsen.
● Schroef de dop voorzichtig los ›››
.
● Vul uitsluitend nieuw
e
koelvloeistof bij die
voldoet aan de SEAT-specificaties ( ››› pag.
295) ››› .
● Het koelvloeistofpeil moet binnen de inge-
s l
ag
en markeringen in het expansiereservoir
liggen ››› afb. 245. Overschrijd nooit de bo- venste rand van het gemarkeerde gebied
›››
.
● Schroef de dop goed vast.
● Als u in een noodgeval niet beschikt over
een k oelvloei
s
tof die voldoet aan de vereiste
specificaties ( ››› pag. 295), mag in geen ge-
val een andere toevoeging gebruikt worden.
Voeg in plaats daarvan uitsluitend gedistil-
leerd water ››› toe. Laat daarna zo snel mo-
g elijk
de jui
ste mengverhouding herstellen
met de voorgeschreven toevoeging ››› pag.
295. ATTENTIE
Hete stoom of koelvloeistof kan ernstige
brandw onden
veroorzaken.
● Open nooit de motorkap als u stoom of
koelvloeis
tof uit de motorruimte ziet of hoort
komen. Wacht tot er niet langer stoom of
koelvloeistof zichtbaar of hoorbaar is.
● Wacht steeds tot de motor volledig afge-
koeld i
s alvorens u de motorkap voorzichtig
opent. Het contact met warme onderdelen
kan brandwonden veroorzaken.
● Bij warme of hete motor staat het koelsys-
teem onder druk. De
vuldop van het koel-
vloeistofexpansiereservoir niet openen zo-
lang de motor warm is. Anders kan de koel-
vloeistof met hoge druk vrijkomen en brand-
wonden en ernstig letsel veroorzaken.
–Draai de dop langzaam en zeer voorzich-
tig linksom los, terwijl u hem lichtjes
naar onderen drukt. –
Be s
cherm steeds uw gezicht, handen en
armen tegen hete koelvloeistof of stoom
met een grote en dikke doek.
● Wanneer u vloeistoffen bijvult, zorg ervoor
dat
ze niet gemorst kunnen worden op onder-
delen van de motor of het uitlaatsysteem. Ge-
morste vloeistoffen kunnen brand veroorza-
ken. In bepaalde omstandigheden kan de
ethyleenglycol van de koelvloeistof ontste-
ken. VOORZICHTIG
● Vu l
alleen gedistilleerd water bij. Elk ander
type water kan aanzienlijke corrosie veroor-
zaken in de motor wegens zijn chemische be-
standdelen. Dit kan leiden tot storingen van
de motor. Indien geen gedistilleerd water toe-
gevoegd is maar een ander type water, moet
een gespecialiseerde werkplaats onmiddel-
lijk de vloeistof van het motorkoelsysteem
vervangen.
● Vul alleen koelvloeistof bij tot aan de bo-
vens
te rand van het gemarkeerde gebied
››› afb. 245. Een teveel aan koelvloeistof
wordt anders bij warm worden van de motor
uit het koelsysteem geperst, met schade tot
gevolg. 296