Controleren en bijvullen
●
Bij een groot k
oelvloeistofverlies alleen
koelvloeistof bijvullen nadat de motor volle-
dig afgekoeld is. Een aanzienlijk koelvloei-
stofverlies kan erop wijzen dat er lekken be-
staan in het motorkoelsysteem. Laat het sys-
teem direct in een gespecialiseerde werk-
plaats nakijken. Doet u dit niet, dan kan dit
tot schade aan de motor leiden.
● Let er bij het toevoegen van vloeistoffen op
dat de
vloeistof in het juiste reservoir gego-
ten wordt. Een vergissing bij het toevoegen
van vloeistoffen kan de werking van de wa-
gen ernstig verstoren en leiden tot motorde-
fect! Remvloeistof
R em
vloei
stofpeil controlerenAfb. 247
In de motorruimte: dop van het rem-
vloei s
t
ofreservoir. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 43
De remvloeistof neemt in de loop der tijd wa-
ter uit de omringende lucht op. Als de rem-
vloeistof te veel water bevat, kan het remsys-
teem beschadigd raken. Water vermindert
het kookpunt van de remvloeistof aanzien-
lijk. Als de remvloeistof te veel water bevat
en de remmen een grote belasting onder-
gaan, dan kunnen er zich luchtbellen vormen
in het remsysteem. Deze luchtbellen vermin-
deren de remkracht, waardoor de remweg
aanzienlijk toeneemt en het remsysteem
zelfs helemaal kapot kan gaan. Voor uw ei-
gen veiligheid en die van de andere wegge-
bruikers is het van belang dat het remsys-
teem altijd correct werkt ››› .
S pec
ific
atie van remvloeistof
SEAT heeft een speciale remvloeistof ontwik-
keld die geoptimaliseerd is voor het remsys-
teem van uw wagen. Voor de beste werking
van het remsysteem raadt SEAT aan remvloei-
stoffen te gebruiken die voldoen aan de
norm VW 501 14 . Als u niet beschikt over de-
ze remvloeistoffen of om eender welke reden
kiest voor een andere remvloeistof, dan kunt
u een remvloeistof gebruiken die voldoet aan
de Amerikaanse norm FMVSS 116 DOT 4 of
de Duitse norm DIN ISO 4925 CLASS 4 ››› .
D e r
em
vloeistof volgens de norm VW 501 14
voldoet aan de eisen van de Amerikaanse
norm FMVSS 116 DOT 4 en de Duitse norm DIN ISO 4925 CLASS 4. Dit betekent echter
niet dat
andere remvloeistoffen die voldoen
aan de Amerikaanse norm FMVSS 116 DOT 4
of de Duitse norm DIN ISO 4925 CLASS 4 ook
automatisch voldoen aan de norm
VW 501 14. Vergelijk de informatie die ver-
meld staat op de fles met remvloeistof en
zorg ervoor dat u altijd een geschikte rem-
vloeistof gebruikt.
Bij de Technische Diensten zijn geschikte
remvloeistoffen verkrijgbaar.
Remvloeistofpeil
Het remvloeistofpeil moet altijd tussen de
markeringen en van het remvloeistof-
reservoir liggen, of boven de markering
››› .
Het r
em
vloeistofpeil kan niet altijd worden
gecontroleerd omdat in sommige modellen
de motoronderdelen de remvloeistoftank
blokkeren. Als u het remvloeistofpeil niet pre-
cies kunt aflezen, laat dit dan door een ge-
specialiseerde werkplaats doen.
Het remvloeistofpeil zakt licht tijdens het rij-
den omdat de remblokken slijten en de rem
automatisch afgesteld wordt.
Remvloeistof verversen
U moet de remvloeistof volgens de aanwijzin-
gen van het Onderhoudsprogramma vervan-
gen. Ga naar een gespecialiseerde werk-
plaats om de remvloeistof te laten »
297
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Controleren en bijvullen
mengverhouding op de verpakking moet
w or
den op
gevolgd.
● Bij lage temperaturen een speciale anti-
vries t
oevoegen zodat het water niet kan be-
vriezen ››› .
V u
lc
apaciteiten
De vulhoeveelheid van het reservoir bedraagt
ongeveer 3,0 liter; in wagens met koplamps-
proeiers is dat ongeveer 7,0 liter. ATTENTIE
Nooit antivries of andere soortgelijke toevoe-
ging en aan de
vloeistof in het ruitensproeier-
vloeistofreservoir toevoegen. Dit kan een vet-
tige laag op het glas achterlaten die het zicht
belemmert.
● Schoon water met een door SEAT aanbevo-
len gla
sreiniger gebruiken.
● Indien nodig, een geschikte antivries aan
de vloeis
tof in het ruitensproeiervloeistofre-
servoir toevoegen. VOORZICHTIG
● Nooit door S
EAT aanbevolen reinigingsmid-
delen met andere reinigingsmiddelen men-
gen. De onderdelen kunnen gaan vlokken
waardoor de ruitenwissersproeiers verstopt
kunnen raken.
● In geen geval de werkzame vloeistoffen tij-
dens het
vullen niet verwisselen. Anders zijn
ernstige storingen en motorschade het ge-
volg! Wagenaccu
In l
eidin
g tot thema De accu is een onderdeel van de elektrische
ins
t
allatie.
Werk nooit aan de elektrische installatie als u
niet precies weet welke handelingen nodig
zijn, de algemene veiligheidsvoorschriften
niet kent of niet beschikt over het geschikte
gereedschap ››› ! Wend u in dat geval voor
all e w
erkzaamheden tot een gespecialiseer-
de werkplaats. SEAT raadt u aan de Techni-
sche Dienst te raadplegen. Nalatigheid bij de
werkzaamheden kan ernstige verwondingen
veroorzaken.
Plaats van en aantal accu's in de wagen
De accu zit in de motorruimte.
Verklaring van de waarschuwingsindicaties
op de accu
Draag steeds oogbescherming!
Accuzuur is sterk etsend. Draag hand-
schoenen en oogbescherming!
Vuur, vonken, open vlam en roken verbo-
den.
Als een accu wordt geladen, ontstaat een
licht ontvlambaar knalgas.
Houd kinderen altijd buiten het bereik
van accuzuur en accu!
ATTENTIE
Het werken aan de accu en de elektrische in-
st a
llatie kan corrosie, brand en elektrische
schokken veroorzaken. Lees de volgende
waarschuwingen en veiligheidsvoorschriften
altijd vóór de werkzaamheden en volg ze op:
● Alvorens u begint te werken aan de accu,
moet u het c
ontact en alle stroomverbruikers
uitschakelen en de minpool van de accu los-
koppelen.
● Houd kinderen steeds buiten het bereik van
het acc
uzuur en de accu.
● Draag altijd oogbescherming.
● Accuzuur is een zeer agressieve stof. Het
kan de huid aanta
sten en blindheid veroorza-
ken. Bij het werken met de accu moet u zich
beschermen tegen zuurspatjes, vooral op de
handen, de armen en het gezicht.
● Rook niet en werk nooit in de buurt van
plaat
sen met vlammen of vonken.
● Wanneer u werkt met kabels en elektrische
appar
atuur, dient u het ontstaan van vonken
en elektrostatische ladingen te voorkomen.
● Accupolen nooit kortsluiten.
● Gebruik nooit een beschadigde accu. Die
kan tot
ontploffing komen. Beschadigde ac-
cu's direct vervangen. » 299
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Aanwijzingen
●
Ver v
ang de beschadigde of bevroren accu
zo snel mogelijk. Een lege accu kan al bij tem-
peraturen rond 0°C (+32°F) bevriezen.
● Voor wagens met de accu in de bagage-
ruimte: Z
org ervoor dat de accumof voor de
afvoer van gassen goed vastzit. VOORZICHTIG
● Acc
u's nooit bij ingeschakeld contact of bij
draaiende motor losmaken, omdat anders de
elektrische installatie resp. elektronische on-
derdelen worden beschadigd.
● De accu nooit langdurig aan direct daglicht
bloots
tellen, zodat de accubehuizing tegen
UV-stralen wordt beschermd.
● Bij lang stilstaan van de wagen de accu be-
schermen t
egen vorst zodat deze niet kan
"bevriezen" en daardoor kan worden bescha-
digd. Waarschuwingslampje
Springt aan
Generator de-
fect.
Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. Laat de elektrische in-
stallatie nakijken.
Zet overbodige stroomverbruikers
uit. De generator laadt de accu niet
tijdens het rijden. Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e c
ontrole- en waarschuwings- lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkin
gscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit. ATTENTIE
Indien geen rekening gehouden wordt met de
waar s
chuwingslampjes en de berichten, kan
de wagen tot stilstand komen in het midden
van het verkeer, of kunnen zich ongevallen of
ernstig letsel voordoen.
● Nooit de indicatielampjes of tekstberichten
neger
en.
● Breng de wagen tot stilstand zodra dit op
een vei
lige wijze mogelijk is. VOORZICHTIG
Het negeren van de controlelampjes die gaan
branden en de t ek
stberichten die verschijnen,
kan leiden tot storingen in de wagen. Het accupeil van de wagen controle-
r
en Afb. 249
In de motorruimte: verwijder het
dek sel
van de accu. Afb. 250
In de motorruimte: vouw de afdek-
k in
g
van de accu open. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 43
Het vloeistofpeil van de accu moet bij veel
gereden kilometers, in landen met een warm
300
Controleren en bijvullen
klimaat en bij oudere accu's regelmatig wor-
den g ec
ontr
oleerd. Voor het overige is voor
de accu's geen onderhoud vereist.
De auto's met start-stopwerking ( ››› pag. 219)
zijn uitgerust met een speciale accu, waarop
het opschrift "AGM" ingeslagen is. Om tech-
nische redenen kan in die accu's het zuurpeil
niet gecontroleerd worden.
Voorbereidingen
● Bereid de wagen voor op werkzaamheden
in de motorruimte ›
›› pag. 287.
● Open de motorkap ›››
pag. 287.
Openen van de afdekking van de accu
Naargelang het motortype kunnen de afdek-
kingen van de wagenaccu verschillen:
● In het geval van een afdekking: druk ge
sp
››› afb. 249 A in pijlrichting in en trek de af-
dekk in
g n
aar boven los.
● In het geval van een afdekking: neem de af-
dekkin
g weg door ze opzij te klappen ››› afb.
250.
Accuzuurpeil controleren
● Zorg ervoor dat voldoende verlichting aan-
wezig i
s om de kleuren duidelijk te herken-
nen. Gebruik nooit vlammen of blinkende
voorwerpen als lichtbron. ●
De kl
eurweergave in het ronde kijkglas aan
de bovenzijde van de accu hangt af van het
zuurtepeil.
Kleurweerga-
veNodige handelingen
Lichtgeel of
TransparantHet accuvloeistofpeil is te laag. Laat
de accu in een gespecialiseerde
werkplaats nakijken en zo nodig ver-
vangen.
ZwartHet accuvloeistofpeil is juist. ATTENTIE
Het werken aan de accu kan corrosie, explo-
sie s
en elektrische schokken veroorzaken.
● Houd de accu nooit schuin. Door de openin-
gen v
oor de gassen kan het zuur vrijkomen,
met corrosie tot gevolg.
● Open een accu nooit.
● Raakt u bespat met het zuur, spoel dan on-
middellijk
en gedurende verscheidene minu-
ten uw ogen en huid met veel water. Ga ver-
volgens onmiddellijk naar een arts.
● Ga na inwendig gebruik van accuzuur direct
naar een art
s. De accu laden, vervangen, aansluiten
of
lo
sm
aken Accu laden
De dient
moet
in een gespecialiseerde werk-
plaats worden opgeladen omdat voor het la-
den van deze accu's een technologie wordt
toegepast waarvoor laden met spanningsbe-
grenzing vereist is ››› . SEAT raadt u aan de
Tec hni
sche Dienst te raadplegen.
Accu vervangen
De accu is overeenkomstig de inbouwplaats
ontwikkeld en met veiligheidssystemen uit-
gerust. Als de accu vervangen moet worden,
dient u zich vóór aankoop van de nieuwe ac-
cu bij een SEAT-garage te informeren over de
elektromagnetische compatibiliteit, grootte
en vereisten voor onderhoud, rendement en
veiligheid. SEAT adviseert de vervanging van
de accu uit te laten voeren in een SEAT-gara-
ge.
Gebruik alleen een accu die geen onderhoud
vereist volgens de normen TL 825 06 en VW 7
50 73. De versie van deze normen moet die
van april 2008 of later zijn.
De wagens met Start/Stop-functie ( ›››
pag.
219) zijn uitgerust met een speciale accu.
Om die reden mag die accu enkel vervangen
worden door een andere accu met dezelfde
kenmerken. »
301
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Aanwijzingen
Accu loskoppelen
A l
s
de accu losgekoppeld moet worden van
de elektrische installatie, dient u het volgen-
de in acht te nemen:
● Schakel het contact en alle stroomverbrui-
kers
uit.
● Vergrendel de wagen alvorens u de accu
loskop
pelt, anders gaat het alarm af.
● Koppel eerst de minkabel en daarna de
plusk
abel los ››› .
A c
c
u aansluiten
● Alvorens de nieuwe accu aangesloten
wordt, moet
en alle stroomverbruikers en het
contact uitgeschakeld worden.
● Verbind eerst de pluskabel en dan de min-
kabel ›
›› .
Na het aan
s
luiten van de accu en het inscha-
kelen van het contact, kunnen verschillende
controlelampjes gaan branden. De lampjes
gaan opnieuw uit na een kort traject met een
snelheid van ong. 15-20 km/u (10-12 mph).
Als de controlelampjes blijven branden, dient
u de wagen te laten nakijken in een gespeci-
aliseerde werkplaats.
Als de accu lange tijd losgekoppeld is geble-
ven, is het mogelijk dat de datum van de vol-
gende controlebeurt niet correct aangegeven
of berekend wordt ››› pag. 105. Volg de maxi-
maal toegestane onderhoudsintervallen op
››› brochure Onderhoudsprogramma. Wagens met Keyless Access
(›››
pag. 120): in-
dien na het loskoppelen van de accu het con-
tact niet ingeschakeld wordt, moet u de wa-
gen langs buiten vergrendelen en ontgrende-
len. Probeer daarna opnieuw het contact in te
schakelen. Als de band te sterk beschadigd
is, roep dan de hulp van de specialist in.
Automatisch uitschakelen van apparaten
Door een intelligente elektrische installatie
worden bij sterke belasting van de accu auto-
matisch verschillende maatregelen getroffen
om het ontladen van de accu's te voorkomen:
● het stationair toerental wordt verhoogd, zo-
dat de dy
namo meer stroom levert.
● zo nodig wordt het vermogen van de krach-
tigst
e stroomverbruikers verlaagd of zelfs
volledig afgesloten.
● Bij het starten van de motor is het mogelijk
dat de s
troomtoevoer van de 12 V stopcon-
tacten en van de sigarettenaansteker korte
tijd onderbroken wordt.
De elektrische installatie kan het ontladen
van de accu niet altijd voorkomen. Dit kan
bijvoorbeeld het geval zijn wanneer het con-
tact gedurende langere tijd ingeschakeld
blijft met uitgezette motor of wanneer de
stads- of parkeerlichten blijven branden ter-
wijl de wagen geparkeerd staat. Waarom wordt de wagenaccu ontladen?
●
Het gedurende lange tijd parkeren van de
wagen
zonder dat de motor draait, vooral
met ingeschakeld contact.
● Gebruik van stroomverbruikers met uitge-
sch
akelde motor.
● Indien de interieurvoorverwarming werkt
›››
pag. 187. ATTENTIE
Het verkeerd vastmaken of gebruiken van de
acc u k
an leiden tot kortsluiting, brand en ern-
stige verwondingen.
● Gebruik uitsluitend accu's die geen onder-
houd ver
eisen, niet ontladen en waarvan de
eigenschappen, specificaties en afmetingen
overeenstemmen met de af fabriek geïnstal-
leerde accu. De specificatie wordt aangege-
ven op de accubehuizing. ATTENTIE
Als een accu wordt geladen, ontstaat een
licht ont
vlambaar knalgas.
● Laad de accu alleen op in goed geventileer-
de ruimten.
● Laad nooit
een bevroren of recent ontdooi-
de accu op
. Een lege accu kan al bij tempera-
turen rond 0°C (+32°F) bevriezen.
● Als een accu bevriest, moet hij vervangen
worden. 302
Wielen en banden
●
Verb indin
gskabels die niet correct aange-
sloten zijn kunnen kortsluiting veroorzaken.
Eerst de pluskabel en daarna de minkabel
aansluiten. VOORZICHTIG
● Acc
u's nooit bij ingeschakeld contact of bij
draaiende motor losmaken, omdat anders de
elektrische installatie resp. elektronische on-
derdelen worden beschadigd.
● Sluit nooit stroomleverende accessoires,
zoa
ls zonnepanelen of een acculader, aan op
de 12 V stopcontacten of de sigarettenaan-
steker. Dit kan de elektrische installatie van
de wagen beschadigen. Milieu-aanwijzing
● Lev er de ac
cu met het oog op milieube-
scherming in bij geschikte inzamelpunten.
Accu's bevatten giftige stoffen zoals zwavel-
zuur en lood.
● Accuzuur kan het milieu vervuilen. Als ac-
cuzuur i
s gemorst, ruim het dan op met ge-
schikte voorzorgsmaatregelen (veiligheids-
handschoenen en -bril) en verwijder het op
correcte wijze. Wielen en banden
W
iel
en
In
leiding tot thema De SEAT Alhambra is uitgerust met zelfdich-
tende b
anden (C
onti-Seal). In geval van een
beschadiging of lek tot 5 mm dicht de band
de lekkage af met een beschermlaag in het
bandprofiel.
Bij het opnemen van dit soort technologie is
deze wagen niet voorzien van reservewiel.
SEAT adviseert alle werkzaamheden aan ban-
den of velgen door een gespecialiseerde
werkplaats te laten uitvoeren. Deze werk-
plaats is met de noodzakelijke speciale ge-
reedschappen en onderdelen uitgerust, heeft
de nodige vakkennis en kan de oude banden
milieuvriendelijk opslaan en afvoeren. SEAT
raadt u aan de Technische Dienst te raadple-
gen. ATTENTIE
Met sterk gesleten of beschadigde (oude of
nieuw e) b
anden is het niet mogelijk de wa-
gen helemaal onder controle te hebben of
goed te remmen.
● Een verkeerd gebruik van banden en velgen
kan de v
eiligheid tijdens het rijden nadelig
beïnvloeden en ongevallen, alsook ernstig
letsel veroorzaken. ●
Op al l
e vier de wielen radiaalbanden van
hetzelfde type, dezelfde grootte (afrolomtrek)
en met hetzelfde profiel gebruiken.
● Nieuwe banden moet u inrijden. In het be-
gin hebben z
e nog niet de optimale grip en
het optimale remvermogen. Om ongevallen,
ernstige schade en letsel te voorkomen, dient
u de eerste 500 km (310 mijl) extra voorzich-
tig te rijden.
● Controleer de bandenspanning regelmatig
en zor
g dat de banden altijd tot de aangege-
ven bandenspanning gevuld zijn. Als de ban-
denspanning te laag is, kunnen de banden
erg heet worden en kunnen de loopvlakken
loslaten en zelfs klappen.
● Nooit met beschadigde (steken, sneden,
scheur
en en bulten) of te sterk gesleten ban-
den rijden. Als u met dergelijke banden rijdt,
kan dit tot klapbanden, ongevallen en ernsti-
ge schade en/of letsel leiden. Onmiddellijk
sterk gesleten of beschadigde banden ver-
vangen.
● Overschrijd nooit de snelheid en maximum
toelaat
bare belasting voor het type band van
uw wagen.
● De werkzaamheid van de bestuurderhulp-
en de remhulp
systemen hangen ook af van de
grip van de banden op het wegdek.
● Wanneer u tijdens het rijden ongewone tril-
lingen
voelt of merkt dat de wagen naar één
kant neigt te trekken, direct stoppen en de
banden of velgen op beschadigingen contro-
leren. » 303
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Wielen en banden
››› afb . 251 zodat de banden gelijkmatig slij-
t en. Daar
door krijgen de banden ongeveer
dezelfde levensduur.
SEAT raadt aan om de wielen door een gespe-
cialiseerde werkplaats te laten vervangen.
Banden die ouder zijn dan 6 jaar
Banden verouderen door fysische en chemi-
sche processen, wat hun werking kan beïn-
vloeden. Banden die gedurende langere tijd
worden opgeslagen en niet gebruikt, worden
sneller hard en kwetsbaar dan banden waar
constant mee wordt gereden.
SEAT adviseert de banden door nieuwe te
vervangen wanneer ze ouder zijn dan zes
jaar. Dit geldt ook voor banden die er van de
buitenkant perfect lijken uit te zien en waar-
van het profiel de door wet vastgestelde mi-
nimale waarde nog niet bereikt heeft ››› .
D e l
eef
tijd van de band kan worden gecontro-
leerd aan de hand van de productiedatum
die deel uitmaakt van de identificatiecode
van de band (TIN) ››› pag. 310.
Banden opslaan
Banden markeren voordat u ze verwijderd. Ze
moeten namelijk dezelfde looprichting heb-
ben als ze weer worden gemonteerd (links,
rechts, voor, achter). Verwijderde banden
resp. wielen koel, droog en zo donker moge-
lijk bewaren. Banden die op de velg zijn ge-
monteerd niet rechtop zetten. Banden zonder velgen tegen vuil bescher-
men door ze in g
eschikte zakken op te slaan
en ze met het loopvlak op de grond te laten
rusten. ATTENTIE
Agressieve stoffen en vloeistoffen kunnen
zic ht
bare en onzichtbare beschadigingen aan
de banden veroorzaken met het daaraan ver-
bonden risico van klapbanden.
● Voorkom in alle gevallen dat de banden in
contact
komen met chemische producten,
olie, vet, brandstof, remvloeistof en andere
agressieve stoffen. ATTENTIE
Oude banden kunnen, hoewel ze nog niet ge-
bruikt z
ijn, tijdens het rijden lucht verliezen
of onverwachts klappen en derhalve ongeval-
len en ernstige schade en/of letsel veroorza-
ken.
● Als de banden ouder zijn dan 6 jaar, ge-
bruik z
e dan uitsluitend in noodgevallen en
wees extra voorzichtig bij het rijden. Milieu-aanwijzing
Oude banden moeten altijd op professionele
wijz e en o
vereenkomstig de milieuvoorschrif-
ten worden opgeslagen en afgevoerd. Velgen
Velgen en wielbouten zijn constructief op elk-
aar afg
e
stemd. Bij elke aanpassing aan an-
dere velgen de erbij behorende wielbouten
met de juiste lengte en vorm gebruiken. De
bevestiging van de wielen en de werking van
het remsysteem hangen daarvan af ››› pag.
87.
Om technische redenen kunt u normaal ge-
sproken de velgen van andere wagens niet
gebruiken. In bepaalde gevallen geldt dit
zelfs voor velgen van hetzelfde model.
De door SEAT vrijgegeven banden en velgen
zijn exact op het bijbehorende wagenmodel
afgestemd en leveren daarmee een bijdrage
van doorslaggevend belang voor een stabie-
lere wegligging en veiligere dynamische ei-
genschappen.
Wielbouten
Wielbouten met het juiste aanhaalmoment
aantrekken ›››
pag. 87.
Velgen met vastgeschroefde velgring
Velgen met geschroefde velgring bestaan uit
verscheidene onderdelen. Deze onderdelen
zijn onderling verbonden met speciale
schroeven en bouten en middels een specia-
le procedure. Hierdoor kan de goede werk-
ing, hermetische afdichting, veiligheid en »
305
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Aanwijzingen
concentriciteit van het wiel worden gegaran-
deer d. B
e
schadigde velgen dienen hierom
ook vervangen te worden en mogen uitslui-
tend door een gespecialiseerde werkplaats
worden gerepareerd. SEAT raadt u aan om
een Technische Dienst te raadplegen ››› .
V el
g
en met vastgeschroefde sierelementen
De velgen kunnen voorzien zijn van verwis-
selbare wieldoppen die met zelfborgende
bouten op de velg gemonteerd zijn. Laat het
vervangen van beschadigde wieldoppen al-
leen door een gespecialiseerde werkplaats
uitvoeren. SEAT raadt u aan om een Techni-
sche Dienst te raadplegen ››› .
ATTENTIE
Het gebruik van verkeerde of beschadigde
vel g
en kan de veiligheid tijdens het rijden na-
delig beïnvloeden en ongevallen met ernstige
gevolgen veroorzaken.
● Gebruik uitsluitend voor de wagen goedge-
keurde
velgen.
● Controleer regelmatig of de velgen bescha-
digd zijn en
vervang ze in dat geval. ATTENTIE
Als de schroefverbindingen van velgen met
ge s
chroefde velgring verkeerd los- of aange-
draaid worden, kan dit tot ongevallen met
ernstige gevolgen leiden. ●
De s c
hroefverbindingen van velgen met ge-
schroefde velgring nooit losdraaien.
● Besteed alle werkzaamheden die op de ge-
schr
oefde velgring betrekking hebben, uit
aan een gespecialiseerde werkplaats. SEAT
raadt u aan de Technische Dienst te raadple-
gen. Let op
in een Servicecentrum van SEAT moet geke-
k en w or
den of velgen en banden met een an-
dere afmeting dan de oorspronkelijke plaat-
sing bij SEAT gemonteerd kunnen worden, en
welke combinaties zijn toegestaan tussen de
vooras (as 1) en achteras (as 2). Velgen vervangen en nieuwe banden
Nieuwe banden
● Met nieuwe banden dient u de eerste 500
km (310 mijl) e xtr
a
voorzichtig te rijden, om-
dat de banden eerst moeten worden ingere-
den. Niet ingereden banden hebben slechte-
re grip- ››› en remeigenschappen
››
›
.
● Op alle vier de wielen radiaalbanden van
hetz elf
de type, dez
elfde grootte (afrolomtrek)
en met hetzelfde profiel gebruiken.
● Op basis van constructiekenmerken en pro-
fielvormen kan de pr
ofieldiepte van nieuwe
banden afhankelijk van de uitvoering en de
fabrikant verschillend uitvallen. Banden vervangen
●
Indien mogelijk, niet slechts een van de
wielen per a
s vervangen maar ten minste bei-
de (beide wielen van de vooras of beide wie-
len van de achteras) ››› .
● De oude wielen uitsluitend door wielen ver-
v an
g
en die door SEAT vrijgegeven zijn voor
dit betreffende wagenmodel waarbij maat,
diameter, maximaal toelaatbaar draagvermo-
gen en snelheid in acht zijn genomen.
● Zorg bij het wisselen van de banden ervoor
dat de nieu
we banden uitgerust zijn met een
noodloopsysteem (Conti-Seal/Run flat). An-
ders wordt er aangeraden een bandenaf-
dichtkit in de wagen te hebben.
● Gebruik nooit banden met maten die de
door de door SEA
T autoriseerde maten over-
treffen. Als de banden een grotere maat heb-
ben, kunnen deze door wrijving beschadigd
raken en tegen de carrosserie en andere de-
len slaan. ATTENTIE
Nieuwe banden moet u inrijden. In het begin
hebben z
e nog niet de optimale grip en het
optimale remvermogen.
● Om ongevallen en ernstige schade en letsel
te v
oorkomen dient u de eerste 500 km (310
mijl) extra voorzichtig te rijden. 306