Bedienen
● Knop ››
›
afb. 230 kort indrukken. De stang
met kogelkop wordt elektrisch ontgrendeld
en kantelt zelfstandig naar buiten; het lamp-
je in de toets gaat knipperen.
● Beweeg de stang met kogelkop tot de
stan
g helemaal vastklikt. Hierna gaat het
controlelampje in de toets branden.
● Achterklep sluiten.
● Voor het aankoppelen van een aanhangwa-
gen de bes
chermdop verwijderen.
● Het controlelampje brandt alleen als de
achterk
lep geopend is en de aanhangwagen
niet aangekoppeld is.
Stang met kogelkop in oorspronkelijke stand
terugzetten
● Wagen tot stilstand brengen en de elektri-
sche p
arkeerrem inschakelen.
● Motor afzetten.
● Aanhangwagen loskoppelen en de elektri-
sche
verbinding tussen de wagen en de aan-
hangwagen losmaken. Indien nodig de voe-
dingsadapter verwijderen.
● Beschermdop op stang met kogelkop plaat-
sen.
● Achterklep openen.
● Knop ››› afb
. 230 kort indrukken. De stang
met kogelkop wordt elektrisch ontgrendeld;
het lampje in de toets gaat knipperen. ●
Steek de s
tang met kogelkop in de bumper
tot de stang vastklikt. Het controlelampje in
de toets gaat vervolgens branden.
● Achterklep sluiten.
Betek
enis van controlelampje
● Als het controlelampje knippert, bevindt de
s
tang met kogelkop zich nog niet in de eind-
positie; is niet vastgeklikt of is beschadigd
››› .
● Als het controlelampje blijf
t
branden en de
achterklep geopend is, is de stang met ko-
gelkop correct vastgeklikt, goed neergeklapt,
goed omhooggeklapt.
● Als de achterklep gesloten is, gaat het con-
trol
elampje uit. ATTENTIE
Verkeerd gebruik van de trekhaak kan licha-
melijk l et
sel en ongevallen tot gevolg heb-
ben.
● Controleer of geen personen, dieren of
voorw
erpen in de looprichting van de stang
met kogelkop bevinden.
● Druk de knop nooit in als een aanhangwa-
gen aang
ekoppeld is, of als een dakdrager-
systeem of ander accessoire boven de stang
met kogelkop ingebouwd is.
● Ga niet met een gereedschap aan de slag
als
de stang met kogelkop beweegt.
● Rijd nooit met een aanhangwagen als het
contro
lelampje niet brandt. ●
Als
er in het elektrische systeem of in de
trekhaak een storing optreedt, ga dan naar
een gespecialiseerde werkplaats om de trek-
haak te controleren.
● Als de binnendiameter van de trekhaak
minder dan 49 mm is, g
ebruik dan nooit een
trekhaak. VOORZICHTIG
● Als
er iets aan de stang met kogelkop be-
vestigd is, bedien de toets dan in geen geval.
● Richt een hogedrukreiniger of stoomdruk-
reiniger niet
direct op de stang met kogelkop
of voedingsadapter van de aanhangwagen.
De pakkingen kunnen beschadigd raken of
het smeermiddel kan verwijderd worden. Let op
Het is mogelijk dat bij extreem lage tempera-
tur en de tr
ekhaak niet ingeschakeld kan wor-
den. In dit geval hoeft u de wagen slechts op
een warmere plek te zetten (bijv. een garage). Een fietsendrager op de beweegbare
s
t
an
g met kogelkop monteren Als u een fietsenrek op de stang met kogel-
k
op inbou
wt, i
s de maximum toelaatbare be-
lasting 75 kg, en de afstand tussen de steu-
nen maximaal 30 cm. De afstand tussen de
252
Bedienen
Wanneer de aanhangwagen een 7-po lig
e s te-
ker heeft, moet u een bijbehorende adapter-
kabel gebruiken. In dat geval is de functie
van pin 10 niet beschikbaar.
Kabel van de aanhangwagen
Bevestig de kabel van de aanhangwagen al-
tijd correct op de trekkende wagen. Laat
daarbij altijd de kabel van de aanhangwagen
een beetje doorhangen voor de bochten.
Houd er echter wel rekening mee dat de ka-
bel tijdens het rijden de grond niet mag ra-
ken.
Achterlichten van de aanhangwagen
Zorg ervoor dat de achterlichten van de aan-
hangwagen correct functioneren en aan de
geldende wettelijke voorschriften voldoen.
Zorg ervoor dat de aanhangwagen niet meer
dan het maximum toelaatbare vermogen ver-
bruikt ››› pag. 251.
Aanhangwagen aangesloten op het alarm-
systeem: ● Als de wagen in de fabriek uitgerust is met
een alarmsys
teem en een trekhaak.
● Als de aanhangwagen via de steker op
elektris
che wijze op de wagen aangesloten
is.
● Als het elektrische systeem van de wagen
en de aanhan g
wagen correct werken, zonder
storingen en niet beschadigd zijn. ●
Al s
de wagen met de wagensleutel vergren-
deld is en het alarmsysteem ingeschakeld is.
Als de wagen vergrendeld is, wordt het alarm
geactiveerd wanneer de elektrische verbin-
ding tussen de wagen en de aanhangwagen
onderbroken wordt.
Schakel voor het aan- of loskoppelen van de
aanhangwagen altijd eerst het alarm uit.
Doet u dat niet, dan kan de hellingshoeksen-
sor het alarm per ongeluk activeren.
Aanhangwagens met led-achterlichten
Om technische redenen kunnen aanhangwa-
gens met led-achterlichten niet in het alarm-
systeem opgenomen worden.
Als de wagen vergrendeld is, wordt het alarm
niet geactiveerd wanneer de elektrische ver-
binding met de aanhangwagen onderbroken
wordt, indien die led-achterlichten heeft. ATTENTIE
Als de elektrische kabels fout of niet goed
zijn aan g
esloten, is het mogelijk dat de aan-
hangwagen stroom geleverd krijgt. Hierdoor
kan er een storing in de elektronica van de
wagen optreden die tot een ernstig ongeval
kan leiden.
● Alle werkzaamheden aan het elektrisch
syst
eem moeten uitsluitend in een gespecia-
liseerde werkplaats uitgevoerd worden. ●
Sluit het el
ektrische systeem van de aan-
hangwagen nooit aan op de elektrische aan-
sluitingen van de achterlichten of een andere
voedingsbron. VOORZICHTIG
Laat de aanhangwagen niet aan de wagen
aan gek
oppeld zitten als u de aanhangwagen
met behulp van het hulpwiel of de steunen
geparkeerd hebt. Als u bijvoorbeeld de lading
verandert of een lekke band hebt, gaat de wa-
gen omhoog of omlaag. De kracht die op de
trekhaak en de aanhangwagen uitgeoefend
wordt, kan de wagen of de aanhangwagen be-
schadigen. Let op
● Bij st orin
gen in het elektrische systeem van
de wagen of aanhangwagen of bij problemen
met het alarmsysteem moet u het systeem la-
ten controleren in een gespecialiseerde werk-
plaats.
● Als de accessoires van de aanhangwagen
bij uitg
eschakelde motor energie van het
stopcontact afnemen, wordt de accu ontla-
den.
● Om technische redenen kunnen aanhang-
wagen
s met LED-achterlichten niet in het
alarmsysteem geïntegreerd worden.
● Als de wagenaccu bijna leeg is, wordt de
elektris
che aansluiting met de aanhangwa-
gen automatisch onderbroken. 254
Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwagen
Voorwaarden voor stabilisatie van wagen en
aanh an
g
wagen
● Er is in de fabriek een trekhaak of ander ap-
paraat
dat eerder compatibel was inge-
bouwd.
● De ESC is actief. Het controlelampje in
het ins
trumentenpaneel gaat niet branden.
● De aanhangwagen is via het stopcontact
elektris
ch op de wagen aangesloten.
● Men rijdt harder dan 60 km/u (37 mph).
● Er wordt geprofiteerd van de maximum ko-
geldruk.
● D
e aanhangerwagen moet over een vaste
kogel
druk beschikken.
● Aanhangwagens met rem moeten niet zijn
aange
sloten op een mechanische oploop-
rem. ATTENTIE
De aangeboden hogere veiligheid door de
st ab
iliteit van de wagen/aanhangwagen mag
geen aanleiding zijn tot het nemen van risi-
co's.
● Pas de snelheid en de rijstijl aan het zicht,
het we
gdek, het verkeer en de weersomstan-
digheden aan.
● Als de ondergrond glad is, accelereer dan
voorz
ichtig.
● Wanneer een systeem werkt, haal dan uw
voet
van het gaspedaal. ATTENTIE
Het is mogelijk dat de stabilisatie van de wa-
gen en aanh an
gwagen niet alle rijsituaties
correct herkend.
● Het stabilisatiesysteem vangt onder be-
paal
de omstandigheden de slingerbewegin-
gen van een lichte aanhangwagen niet op,
waardoor het systeem de bewegingen niet
dempt.
● Tijdens het met weinig grip rijden op glad-
de ondergrond, k
an de aanhangwagen on-
danks het stabiliteit scharen.
● Aanhangwagens met een hoog zwaarte-
punt
kunnen nog voordat een slingerbewe-
ging optreedt, kantelen.
● Als er geen aanhangwagen aangekoppeld
is en de s
teker van de aanhangwagen op het
stopcontact aangesloten is (bijv. als er een
fietsenrek met verlichting aan hangt), kan de
wagen onder extreme rijomstandigheden
plotseling automatisch gaan remmen. Trekhaak naderhand inbouwen
Afb. 232
Maten en bevestigingspunten voor
op een l at
er s
tadium inbouwen van een trek-
haak voor de aanhangwagen. SEAT raadt aan een gespecialiseerde werk-
p
l
aats
te bezoeken om een trekhaak voor de
aanhangwagen in te bouwen. Het kan bij-
voorbeeld nodig zijn om het koelsysteem aan »
257
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
te passen, of bepaalde thermo-isolerende
p l
at
en te integreren. SEAT raadt u aan de
Technische Dienst te raadplegen.
In elk geval moet u bij het inbouwen van de
trekhaak voor de aanhangwagen de schei-
dingsmaten respecteren. De afstand tussen
het midden van de stang met kogelkop en
het wegdek ››› afb. 232 D mag niet kleiner
z ijn d
an de aan
geduide afstand. Dat geldt
ook bij volledig beladen wagen inclusief de
maximale kogeldruk.
Scheidingsmaten ››› afb. 232:
Bevestigingspunten.
1,040 mm (41 inch)
74 mm (3 inch)
364 mm (14 inch)
247 mm (10 inch)
596 mm (23 inch)
1.097 mm (43 inch)
1.102 mm (43 inch) ATTENTIE
Als de elektrische aansluitingen fout of niet
goed z
ijn aangesloten, is het mogelijk dat er
in de elektronica van de wagen storingen op-
treden die ernstig letsel kunnen veroorzaken.
● Sluit het elektrische systeem van de aan-
hang
wagen nooit aan op de elektrische aan-
sluitingen van de achterlichten of andere ge-
schikte voedingsbronnen. Gebruik alleen ge- A
B
C
D
E
F
G
H schikte stekers voor het aansluiten van de
aanhan
g
wagen.
● Richt u tot een gespecialiseerde werkplaats
als
u naderhand een trekhaak op de wagen
wilt inbouwen. ATTENTIE
Als de trekhaak verkeerd ingebouwd is of de
v erk eer
de trekhaak gebruikt is, is het moge-
lijk dat de aanhangwagen van de trekkende
wagen loskomt. Dit kan ernstige ongevallen
tot gevolg hebben. Let op
Gebruik alleen door SEAT goedgekeurde trek-
hak en
voor het overeenkomende type wagen. Maximaal toelaatbare aanhangwa-
g
en
g
ewicht U moet altijd uitgaan van de gegevens uit de
offic
iël
e w
agendocumentatie. Alle technische
gegevens die u in deze documentatie vindt,
gelden voor het basismodel. Met welke mo-
tor uw wagen is uitgerust, kunt u ook zien op
de sticker met wagengegevens in het Onder-
houdsprogramma resp. op het kentekenbe-
wijs.
Door extra uitvoeringen of speciale type-uit-
voeringen en ook bij speciale wagens kun-
nen de aangegeven waarden afwijken. ATTENTIE
Als u de aangeduide maximum lijnstrekkings-
bela s
ting overschrijdt, kan dit tot ernstige
ongevallen leiden.
● Overschrijd de aangeduide lijnstrekkings-
belas
ting nooit. VOORZICHTIG
Als u de aangeduide maximum lijnstrekkings-
bela s
ting overschrijdt, kan dit tot schade aan
de wagens leiden.
● Overschrijd de aangeduide lijnstrekkings-
belas
ting nooit. Toelaatbaar maximumgewicht van het
s
amen
s
tel U moet altijd uitgaan van de gegevens uit de
offic
iël
e w
agendocumentatie. Alle technische
gegevens die u in deze documentatie vindt,
gelden voor het basismodel. Met welke mo-
tor uw wagen is uitgerust, kunt u ook zien op
de sticker met wagengegevens in het Onder-
houdsprogramma resp. op het kentekenbe-
wijs.
Door extra uitvoeringen of speciale type-uit-
voeringen en ook bij speciale wagens kun-
nen de aangegeven waarden afwijken.
De vermelde gewichten van de wagen en
aanhangwagen samen gelden alleen voor
hoogten tot 1.000 m boven de zeespiegel.
258
Aanwijzingen
Aanwijzingen
V er
z
orging en onderhoud
Accessoires, vervanging van onderdelen en wijzigingen
Inleiding tot thema ATTENTIE
Ongeschikte reserveonderdelen en accessoi-
re s
en werkzaamheden, wijzigingen en repa-
raties die verkeerd zijn uitgevoerd, kunnen
schade aan de wagen, ongelukken en ernstig
letsel veroorzaken.
● SEAT adviseert dringend alleen goedge-
keurde
SEAT-accessoires en originele SEAT ®
-
onderdelen te gebruiken. Hiervoor heeft SEAT
de betrouwbaarheid, veiligheid en geschikt- heid vastgesteld.
● Laat reparaties en wijzigingen aan de wa-
gen uitv
oeren door een gespecialiseerde
werkplaats. Deze gespecialiseerde werk-
plaatsen beschikken over de noodzakelijke
gereedschappen, diagnose-apparatuur, repa-
ratie-informatie en gekwalificeerd personeel.
● Monteer op de wagen alleen onderdelen
waarv
an de versie en eigenschappen over-
eenkomen met de fabrieksuitrusting.
● Plaats, bevestig of monteer nooit voorwer-
pen zo
als bekerhouders, telefoonhouders op de afdekkingen van of binnen de actieradius
van de airb
agmodu
les.
● Gebruik uitsluitend die banden of velgen
die door SEA
T voor uw model wagen zijn vrij-
gegeven. Accessoires en reserveonderdelen
SEAT raadt aan voor het kopen van accessoi-
re
s
en reserveonderdelen of bedrijfsmidde-
len eerst advies in te winnen bij een Officieel
SEAT-servicecentrum. Bijvoorbeeld wanneer u
in een later stadium accessoires wilt monte-
ren of een onderdeel wilt vervangen. Uw Offi-
ciële SEAT service kan u informatie geven
over de wettelijke bepalingen en de aanbeve-
lingen van productie inzake accessoires, re-
serveonderdelen en andere elementen.
SEAT adviseert alleen goedgekeurde SEAT-
accessoires en Originele SEAT ®
-onderdelen
te gebruiken. Hiervoor heeft SEAT de be-
trouwbaarheid, veiligheid en geschiktheid
vastgesteld. Daarnaast zorgen de Technische
Diensten ervoor dat de montage op een des-
kundige manier worden ingebouwd.
Ondanks dat SEAT de markt continu in de ga-
ten houdt, garandeert SEAT niet dat de niet
door SEAT goedgekeurde producten betrouw-
baar, veilig en geschikt zijn voor de wagen.
SEAT is daarom niet aansprakelijk voor de
producten, ook niet als in bepaalde gevallen
een bepaald, officieel erkend technisch keu- ringsinstituut of een officiële instantie hier-
voor g
oedk
euring heeft gegeven.
Naderhand ingebouwde apparaten die direct
de controle van de bestuurder over de wagen
beïnvloeden moeten voorzien zijn van een e-
code (keuringscode van de Europese Unie)
en voor uw wagen door SEAT zijn goedge-
keurd. Hieronder vallen bijvoorbeeld snel-
heidsregelsystemen of elektronisch geregel-
de dempingen.
De extra aangesloten stroomverbruikers die
niet voor de directe controle van de wagen
dienen, moeten zijn voorzien van een -co-
de (conformiteitsverklaring van de fabrikant
in de Europese Unie). Hieronder vallen bij-
voorbeeld koelboxen, computers of ventila-
tors. ATTENTIE
Niet deskundig uitgevoerde reparaties of wij-
zigin g
en aan de wagen kunnen het gedrag
van de airbags beïnvloeden en storingen in
de werking of fatale ongelukken veroorzaken.
● Plaats, bevestig of monteer nooit voorwer-
pen zo
als bekerhouders, telefoonhouders op
de afdekkingen van of binnen de actieradius
van de airbagmodules.
● Voorwerpen die zich op de afdekkingen van
of binnen de actier
adius van de airbags be-
vinden, kunnen ernstig of fataal letsel veroor-
zaken als de airbags geactiveerd worden. 260
Verzorging en onderhoud
Vloeistoffen en onderdelen Alle vloeistoffen en bedrijfsmiddelen
, zo als
distributietandriemen, banden, koelvloeistof,
motorolie, bougies en accu's van de wagen
worden voortdurend verder ontwikkeld. Daar-
om moeten deze vloeistoffen en bedrijfsmid-
delen in een gespecialiseerde werkplaats
vervangen worden. De technische diensten
worden continu van elke wijziging op de
hoogte gebracht. ATTENTIE
Als u een ongeschikte vloeistof of bedrijfs-
middel g
ebruikt, of deze verkeerd inzet, kan
dit ongelukken, ernstig letsel, brandwonden
en vergiftigingen veroorzaken.
● Daarom moeten de vloeistoffen gesloten in
de originele v
erpakking bewaard worden.
● Bewaar vloeistoffen nooit in lege blikken
waarin v
oedingsmiddelen hebben gezeten,
lege flessen of andere verpakkingen. Anderen
zouden ervan kunnen gaan drinken.
● Houd de vloeistoffen en bedrijfsmiddelen
uit de buur
t van kinderen.
● Lees altijd de informatie en de waarschu-
wing
en op de vloeistofverpakkingen.
● Werk, wanneer u producten gebruikt die
sch
adelijke dampen veroorzaken, altijd in de
buitenlucht of in een goed geventileerde
ruimte.
● Gebruik nooit brandstof, terpentine, motor-
olie, acet
on of andere heel vluchtige vloei- stoffen voor de reiniging van de wagen. Deze
zijn gif
tig en s
nel ontvlambaar. Ze kunnen
brand of explosies veroorzaken! VOORZICHTIG
● Vu l
alleen geschikte vloeistoffen bij. Haal
de vloeistoffen niet door elkaar, anders zijn
ernstige storingen en motorschade het ge-
volg.
● Accessoires en andere onderdelen vóór de
koelluc
htinlaat verslechteren de koelende
werking van de motorkoelvloeistof. Als de
motor een zware krachtsinspanning moet le-
veren en de buitentemperatuur erg hoog is,
kan de motor oververhit raken. Milieu-aanwijzing
De uitgelopen vloeistoffen kunnen het milieu
ver v
uilen. Vang de uitgelopen vloeistoffen op
in een geschikte opvangbak en lever de vloei-
stoffen in bij een daarvoor bestemd afvalinza-
melingspunt om het milieu te beschermen. Reparaties en technische wijzigingen
Neem tijdens reparaties en technische wijzi-
gin
g
en de
SEAT-richtlijnen in acht! ››› Veranderingen doorvoeren aan elektronische
onder
del
en en de b
ijbehorende software kan
tot storingen leiden. Vanwege de koppeling
van elektrische onderdelen kunnen deze sto-
ringen ook direct de werking van systemen die er niet in eerste instantie mee te maken
hebben, belemmer
en. Dit kan de betrouwba-
re werking van uw wagen in gevaar brengen
en zijn onderdelen sneller doen slijten. Dit
kan ertoe leiden dat de wagen niet meer wet-
telijk wordt goedgekeurd.
De technische dienst wijst iedere aansprake-
lijkheid af voor beschadigingen als gevolg
van technische wijzigingen of ongeschikte re-
paraties.
De technische dienst wijst iedere aansprake-
lijkheid af voor beschadigingen als gevolg
van ongeschikte reparaties en wijzigingen;
de SEAT-garantie dekt deze gevallen ook niet.
SEAT raadt aan de reparaties en technische
wijzigingen in een technische dienst uit te
voeren en daarbij SEAT Originele Onderde-
len ®
te gebruiken.
Wagens met accessoires en speciale uitrus-
tingen
De fabrikanten van extra uitrustingen garan-
deren dat hun producten aan de geldende
milieuwetten en -voorschriften, en dan met
name aan de Richtlijnen 2000/53/EG en
2003/11/EG, voldoen. De eerste richtlijn re-
gelt het beheer van wagens die aan het ein-
de van hun nuttige levensduur zijn, en de
tweede richtlijn heeft betrekking op de be-
perkende bepalingen wat de verkoop en het
gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en
preparaten betreft. »
261
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Aanwijzingen
De eigenaar van de wagen moet de docu-
ment atie met
betr
ekking tot het inbouwen
van extra uitrusting bewaren en als hij de wa-
gen gaat verschroten overhandigen bij de
overdracht van de wagen. Op deze manier
wordt gegarandeerd dat de wagens met deze
uitrustingen op een milieuvriendelijke wijze
worden gerecycled. ATTENTIE
Onjuist uitgevoerde reparaties of wijzigingen
ku nnen s
chade aan en storingen in de werk-
ing van de wagen veroorzaken en van invloed
zijn op de werking van de hulpsystemen voor
de bestuurder. Dit kan ernstige ongevallen
tot gevolg hebben.
● Reparaties en wijzigingen aan de wagen
mogen al
leen door een gespecialiseerde
werkplaats worden uitgevoerd. Reparatie en storingen in het airbag-
sy
s
t
eem Neem tijdens reparaties en technische wijzi-
gin
g
en de
SEAT-richtlijnen in acht! ››› Wijzigingen en reparaties van voorbumpers,
por
tier
en,
voorstoelen, en reparaties aan het
dak of de carrosserie mogen alleen door een
gespecialiseerde werkplaats worden uitge-
voerd. In deze wagenonderdelen bevinden
zich onderdelen en sensoren van het airbag-
systeem. Wanneer u werkzaamheden aan de airbags
uitvoer
t en systeemonderdelen vanwege an-
dere reparatiedoeleinden uit- en inbouwt,
kunnen onderdelen van het airbagsysteem
worden beschadigd. Dat kan tot gevolg heb-
ben dat de airbags in geval van een aanrij-
ding niet goed of helemaal niet werken.
Om de beschermende werking van de air-
bags niet te beïnvloeden en te voorkomen
dat uitgebouwde onderdelen lichamelijk let-
sel en milieuvervuiling veroorzaken, moeten
de voorschriften in acht genomen worden.
Deze voorschriften zijn bekend bij de gespe-
cialiseerde werkplaatsen.
Als de ophanging van de wagen gewijzigd
wordt, kan dit in geval van een botsing gevol-
gen hebben voor de werking van het airbag-
systeem. Als er bijvoorbeeld combinaties van
wielen en banden gebruikt worden die niet
goedgekeurd zijn door SEAT, als de wagen
minder hoog wordt, de ophanging stijver
wordt gemaakt en de terugslagveren, veerpo-
ten, schokdempers, enz. worden gewijzigd,
kunnen de door de sensoren van de airbags
gemeten en aan het regelapparaat doorgege-
ven resultaten, gewijzigd worden. Sommige
wijzigingen aan de ophanging kunnen bij-
voorbeeld de door de sensoren gemeten
kracht laten toenemen waardoor het airbag-
systeem bij botsingen geactiveerd wordt;
krachten die onder normale omstandigheden
niet geregistreerd zouden zijn en waarbij de
airbags niet geactiveerd zouden zijn. Andere wijzigingen kunnen de door de sensoren ge-
regi
streerde krachten laten afnemen, waar-
door de airbags niet geactiveerd worden
wanneer dat wel zou moeten gebeuren. ATTENTIE
Onjuist uitgevoerde reparaties of wijzigingen
ku nnen s
chade aan en storingen in de werk-
ing van de wagen veroorzaken en van invloed
zijn op de werking van het airbagsysteem. Dit
kan ernstige of fatale ongevallen tot gevolg
hebben.
● Reparaties en wijzigingen aan de wagen
mogen al
leen door een gespecialiseerde
werkplaats worden uitgevoerd.
● De airbagmodules mogen niet gerepareerd
worden:
ze moeten worden vervangen.
● Bouw nooit airbagonderdelen in die gerecy-
cled of
afkomstig zijn van gebruikte wagens. ATTENTIE
Een wijziging van de ophanging van de wa-
gen, w aar
onder ook het gebruik van combina-
ties van niet-goedgekeurde wielen en ban-
den, kan de werking van de airbags beïnvloe-
den waardoor het risico op ernstige of dode-
lijke verwondingen bij ongevallen toeneemt.
● Bouw nooit onderdelen van de ophanging
in waarv
an de eigenschappen niet exact over-
eenkomen met de eigenschappen van de oor-
spronkelijke wagenonderdelen.
● Gebruik nooit combinaties van banden en
velg
en die niet door SEAT zijn goedgekeurd. 262
Verzorging en onderhoud
Naderhand inbouwen van zendappa-
r at
uur Om zendapparatuur in de wagen te kunnen
ge
bruik
en, is een buitenantenne nodig.
Het naderhand inbouwen van elektrische of
elektronische apparaten is onderhevig aan
de goedkeuring ervan voor de wagen. In be-
paalde gevallen kan daardoor de wettelijke
goedkeuring voor uw wagen worden inge-
trokken.
SEAT heeft voor uw wagen het gebruik van
zendapparatuur onder de volgende voor-
waarden vrijgegeven:
● De buitenantenne moet op deskundige wij-
ze w or
den ingebouwd.
● Een maximaal zendvermogen van 10 watt.
All
een met een buitenantenne wordt het opti-
male bereik van de apparaten bereikt.
Wanneer u zendapparatuur met een zendver-
mogen van meer dan 10 watt wilt gebruiken,
neem dan contact op met een gespecialiseer-
de werkplaats. Zij zijn vertrouwd met de tech-
nische mogelijkheden van de installatie.
SEAT raadt u aan de Technische Dienst te
raadplegen.
Houd rekening met de wettelijke bepalingen
en de aanwijzingen en inbouwinstructies van
zendapparatuur. ATTENTIE
Als de zendapparatuur los vervoerd wordt of
niet g oed i
s vastgemaakt, kan deze bij bruusk
remmen, plotselinge manoeuvres, of een on-
geval door het interieur van de wagen worden
geslingerd en letsel veroorzaken.
● Zendapparatuur moet tijdens het rijden al-
tijd op de juist
e wijze en buiten het werkings-
gebied van de airbags worden bevestigd, of
op een veilige plaats worden opgeslagen. ATTENTIE
Als u zendapparatuur gebruikt die niet op de
buit en
antenne aangesloten is, kan het maxi-
mum elektromagnetische stralingsniveau in
de wagen overschreden worden. Hetzelfde
gebeurt als de buitenantenne verkeerd geïn-
stalleerd is.
● Gebruik alleen zendapparatuur in de wagen
als
deze aangesloten is op een volgens de in-
structies aangesloten buitenantenne. Door regelapparaten opgeslagen ge-
g
ev
en
s Uw wagen bevat in de fabriek ingebouwde
el
ektr
oni
sche regelapparaten die onder an-
dere het motormanagement en de versnel-
lingsbak regelen. De regelapparaten contro-
leren daarnaast de goede werking van het
uitlaatgassysteem en het airbagsysteem. Deze elektronische regelapparaten analyse-
ren hierv
oor onder het rijden constant de wa-
gengegevens. Als er storingen of afwijkingen
met betrekking tot de theoretische waarden
optreden, worden alleen die gegevens in het
geheugen opgeslagen. In het algemeen geldt
dat de storingen worden aangeduid via de
controlelampjes in het instrumentenpaneel.
Deze gegevens kunnen alleen met speciale
apparaten worden geraadpleegd en geanaly-
seerd.
Omdat de gegevens in het geheugen worden
opgeslagen, kunnen de gespecialiseerde
werkplaatsen de storingen detecteren en ver-
helpen. In het geheugen kunnen onder ande-
re de volgende gegevens zijn opgeslagen:
● Gegevens over de motor en de versnel-
lings
bak
● Snelheid
● Rijrichting
● Remkracht
● Detectie van veiligheidsgordel
De in de wag
en geïntegreerde regelappara-
ten nemen in geen geval de in de wagen ge-
voerde gesprekken op.
In wagens met noodoproepfunctie via de mo-
biele telefoon of andere aangesloten appara-
ten kan de huidige positie worden doorgege-
ven. Als het regelapparaat een ongeval regi-
streert waarbij de airbags geactiveerd zijn, »
263
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid