BELANGRIJK
390)Accuvloeistof is giftig en corrosief.
Vermijd contact met huid en ogen. Houd
open vuur en bronnen van vonken uit de
buurt van de accu: brand- en
ontploffingsgevaar.
391)Alvorens aan het elektrische systeem
te gaan werken, de negatieve accukabel
losmaken middels de daarvoor bestemde
klem, na ten minste een minuut te hebben
gewacht nadat de contactsleutel op STOP
is geplaatst.
392)Zorg ervoor dat er geen vonken,
sigaretten en vlammen in de buurt van de
accu komen; hierdoor zou de accu kunnen
ontploffen.
393)Accuvloeistof is extreem bijtend.
Vermijd contact met uw ogen, huid, kleding
of de gelakte oppervlakken van het
voertuig. Gemorste accuvloeistof moet
onmiddellijk worden weggespoeld met ruim
water. Irritatie van de ogen of de huid door
contact met accuvloeistof vereist
onmiddellijk medische zorg.
394)Gebruik of laad accu's alleen op in
goed geventileerde ruimtes.
395)Draag altijd oogbescherming als u in
de buurt van de accu werkt.
396)Houd accu's buiten bereik van
kinderen.
397)Als de accu met onvoldoende
vloeistof werkt, kan dit de accu
onherstelbaar beschadigen en een explosie
veroorzaken.
BELANGRIJK
191)Onjuiste installatie van elektrische en
elektronische apparatuur kan ernstige
schade aan het voertuig toebrengen. Als na
aanschaf van het voertuig accessoires
(alarmsysteem, mobiele telefoon, enz.)
gemonteerd moeten worden, neem dan
contact op met het Fiat Servicenetwerk,
dat de geschiktste apparaten weet aan te
raden en vooral kan beoordelen of een
accu met een grotere capaciteit nodig is.
192)Als het voertuig langdurig gestald
moet worden bij zeer lage temperaturen,
verwijder dan de accu en breng deze naar
een verwarmde plek, om bevriezing te
voorkomen.
193)Breng omliggende onderdelen,
kunststof onderdelen, enz. niet in contact
met zwavelzuur (accuvloeistof), aangezien
die zouden kunnen scheuren, vlekken of
verkleuren. Mochten deze onderdelen er
toch mee in contact komen, veeg ze dan
schoon met een zachte doek, zeem, o.i.d.
en een oplossing van een neutraal
reinigingsmiddel in water en spoel de
aangetaste delen af met ruim water.
194)Als de auto langdurig gestald moet
worden bij zeer lage temperaturen,
verwijder dan de accu en breng deze naar
een verwarmde plek, om bevriezing te
voorkomen.
195)Ontkoppel nooit een accu met de
contactschakelaar of de bedieningsmodus
in de stand "ON"; hierdoor zouden de
elektrische componenten van het voertuig
kunnen beschadigen.196)Zorg ervoor dat de accu nooit wordt
kortgesloten. Hierdoor kan de accu
oververhit raken en beschadigen.
197)Als de accu snel moet worden
opgeladen, ontkoppel dan eerst de
accukabels.
198)Zorg ervoor dat eerst de minpool (-)
wordt ontkoppeld, om kortsluiting te
voorkomen.
BELANGRIJK
4)Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu. Neem voor
het vervangen van de accu contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
282
SERVICE EN ONDERHOUD
ALGEMEEN
ONDERHOUD
Brandstof-, motorkoelvloeistof-,
olie- en uitlaatgaslekken
Kijk onder de carrosserie van uw
voertuig om te controleren op
brandstof-, motorkoelvloeistof-, olie- en
uitlaatgaslekken.
Werking van de binnen- en
buitenverlichting
Bedien de schakelaar van de
combinatieverlichting om te controleren
of alle lampen naar behoren werken. Als
de lampen niet gaan branden, zou dat
kunnen komen door een gesprongen
zekering of een defecte lamp.
Controleer eerst de zekeringen. Als er
geen gesprongen zekeringen zijn,
controleer dan de lampen. Raadpleeg
"Zekeringen" en "Lampen vervangen"
voor informatie over de controle en
vervanging van zekeringen en lampen.
Werking meters, tellers en
indicatie-/waarschuwingslampjes
Start de motor om de werking van alle
instrumenten, meters, en indicatie- en
waarschuwingslampjes te controleren.
Als er iets niet in orde is, raden we aan
het voertuig te laten nakijken.
Smering scharnieren en
vergrendelingen
Controleer alle vergrendelingen en
scharnieren en laat deze, indien nodig,
smeren.
VOORZORGSMAAT-
REGELEN VOOR
VOERTUIG-
VERZORGING
399)
200)
5)
Om de waarde van uw voertuig te
behouden, moet regelmatig onderhoud
verricht worden volgens de correcte
procedures.
Zorg ervoor dat uw voertuig altijd
voldoet aan de milieuvoorschriften.
Selecteer zorgvuldig de materialen die u
voor het wassen, enz. gebruikt, om
zeker te zijn dat ze geen
schuurmiddelen bevatten. We raden u
aan bij twijfel een specialist te
raadplegen voor de selectie van deze
materialen.
BELANGRIJK
399)Reinigingsmiddelen kunnen gevaarlijk
zijn. Volg altijd de instructies van de
fabrikant van het reinigingsmiddel.
BELANGRIJK
200)Gebruik om schade te voorkomen
nooit de volgende producten om uw
voertuig te reinigen: Benzine;
Verfverdunner; Wasbenzine; Petroleum;
Terpentijn; Nafta; Lakverdunner;
Koolstoftetrachloride; Nagellakremover;
Aceton.
BELANGRIJK
5)Schoonmaakmiddelen verontreinigen het
milieu. Was het voertuig daarom op een
plaats waar het afvalwater direct wordt
opgevangen en gezuiverd.
284
SERVICE EN ONDERHOUD
Polijsten
Laat het voertuig alleen polijsten als de
lak is gevlekt of zijn glans heeft verloren.
Polijst geen onderdelen met een matte
afwerking en ook de kunststof bumpers
niet. Dit zou kunnen leiden tot vlekken
in of schade aan de afwerking.
Kunststof onderdelen reinigen
Gebruik een spons of leren zeem. Als
de was zich aan een ruw grijs of zwart
oppervlak van de bumper, de stootlijst
of de lampen hecht, wordt dat
oppervlak wit. Veeg de was in dat geval
af met lauw water en een zachte doek
of leren zeem.
212) 213)
Verchroomde onderdelen
Was verchroomde onderdelen met
water, droog ze grondig en breng een
speciale beschermlaag aan, om vlekken
en roest te voorkomen. Dit moet 's
winters vaker gebeuren.
Aluminium wielen (indien
gemonteerd)
Verwijder vuil met een spons, terwijl
water op het wiel wordt gesprenkeld.
Gebruik een neutraal reinigingsmiddel
op vuil dat niet eenvoudig met water
kan worden verwijderd. Spoel het
neutrale reinigingsmiddel na het wassen
van het wiel weer af. Droog het wiel
grondig met een leren zeem of een
zachte doek.
214) 215) 216) 217)
Ruiten
De ruiten kunnen normaal worden
gereinigd met een spons en water.
Glasreiniger kan worden gebruikt om
olie, vet, dode insecten, enz. te
verwijderen. Veeg het glas, nadat het is
gewassen, droog met een schone,
droge, zachte doek. Gebruik nooit een
doek die voor de reiniging van een
gelakt oppervlak is gebruikt om een
raam te reinigen. Autowax van het
gelakte oppervlak zou op het glas
kunnen komen en de doorzichtigheid
en het zicht door het glas kunnen
verminderen.
Opmerking Gebruik voor de reiniging
van de binnenkant van de achterruit
altijd een zachte doek en volg tijdens
het poetsen van het glas de elementen
van de achterruitverwarming, om geen
schade te veroorzaken.
Wisserbladen
Gebruik een zachte doek en een
glasreiniger om vet, dode insecten, enz.
van de wisserbladen te verwijderen.
Vervang de wisserbladen als ze niet
meer naar behoren wissen.
Motorruimte
Reinig de motorruimte bij aanvang en
na afloop van iedere winter. Let vooral
op naden, randen en omtrekken waar
stof met chemicaliën afkomstig van de
weg en andere corrosieve materialen
zich zouden kunnen verzamelen.Als strooizout of andere chemicaliën op
de wegen in uw omgeving worden
gebruikt, reinig dan de motorruimte ten
minste een keer iedere drie maanden.
Sproei of spetter nooit water op de
elektrische componenten in de
motorruimte, aangezien dit schade zou
kunnen veroorzaken.
Breng omliggende onderdelen,
kunststof onderdelen, enz. niet in
contact met zwavelzuur (accuvloeistof),
aangezien die zouden kunnen
scheuren, vlekken of verkleuren.
Mochten deze onderdelen er toch mee
in contact komen, veeg ze dan schoon
met een zachte doek, zeem, o.i.d. en
een oplossing van een neutraal
reinigingsmiddel in water en spoel de
aangetaste delen af met ruim water.
Versies met tonneau cover
Reinigen met de hand is aan te bevelen
voor de tonneau cover; moderne
automatische wassystemen met zachte
borstels die niet te veel druk uitoefenen
en gebruik maken van speciale
producten mogen ook worden gebruikt.
Gebruik nooit hogedrukreinigers. Als
een spuitlans wordt gebruikt, richt deze
dan niet op de randen van de stof en
de achterruit om te voorkomen dat
water binnendringt.
Versies met stickers of wrapping
Ga als volgt te werk om de stickers
en/of wrappings correct te reinigen en
te wassen:
287
BANDEN
402)
Bandenmaat TOT 3 PASSAGIERSMAX. BELASTING OF AANHANGWAGENS
TREKKEN
Voor Achter Voor Achter
205R16C 110/108R 8PR2,4 bar
(240 kPa)
{35 psi}2,4 bar
(240 kPa)
{35 psi}2,4 bar
(240 kPa)
{35 psi}4,5 bar
(450 kPa)
{65 psi}
245/70R16 111S RF2,0 bar
(200 kPa)
{29 psi}2,0 bar
(200 kPa)
{29 psi}2,0 bar
(200 kPa)
{29 psi}2,9 bar
(290 kPa)
{42 psi}
245/65R17 111S RF2,2 bar
(220 kPa)
{32 psi}2,2 bar
(220 kPa)
{32 psi}2,2 bar
(220 kPa)
{32 psi}2,9 bar
(290 kPa)
{42 psi}
Controleer de bandenspanning van alle banden als ze koud zijn; corrigeer een te lage of te hoge bandenspanning tot de
gespecificeerde waarde.
Controleer de banden, nadat de bandenspanning is gecorrigeerd, op schade of lekken. Doe altijd doppen op de ventielen.
290
SERVICE EN ONDERHOUD
In de meeste landen is het verboden
om met sneeuwtractiesystemen
(sneeuwkettingen) op wegen te rijden
waar geen sneeuw op ligt.
BELANGRIJK
402)Door met versleten of beschadigde
banden, of een verkeerde bandenspanning
te rijden, kunt u de controle over het
voertuig verliezen of kunnen de banden
klappen, wat kan leiden tot een botsing of
ernstig of dodelijk letsel.
403)Onthoud dat de wegligging van het
voertuig in grote mate van een juiste
bandenspanning afhankelijk is.
404)Als de druk te laag is, wordt de band
te heet en kan ernstig beschadigen.
405)Voer bij lichtmetalen velgen nooit
spuitwerkzaamheden uit die een
temperatuur vereisen boven 150°C. Dit kan
de mechanische eigenschappen van de
wielen in gevaar brengen.
406)Verwissel de banden niet kruiselings,
door ze van de rechterzijde naar de
linkerzijde en omgekeerd te verplaatsen.
BELANGRIJK
218)Gebruik altijd banden van dezelfde
maat, hetzelfde type en hetzelfde merk,
zonder verschillen in slijtage. Gebruik van
banden van verschillende maten, types,
merken of mate van slijtage, verhoogt de
temperatuur van de tussenbakolie, wat zou
kunnen leiden tot schade aan het
aandrijfsysteem. Daarnaast wordt de
aandrijflijn teveel belast, waardoor olie kan
gaan lekken, componenten vast kunnen
lopen en andere ernstige storingen
veroorzaakt kunnen worden.
219)Vermijd andere bandenmaten dan de
gespecificeerde maten en gecombineerd
gebruik van verschillende bandentypes,
aangezien dit van invloed is op de
rijveiligheid.
220)Zelfs als een wiel dezelfde velgmaat
en sprong heeft als het gespecificeerde
bandentype, kan de vorm ertoe leiden dat
het niet goed kan worden gemonteerd.
Raadpleeg het Fiat Servicenetwerk voordat
u wielen in uw bezit gebruikt.
221)Als de banden zijn voorzien van pijlen
(A) die de juiste draairichting aanduiden,
wissel dan de voor- en achterbanden aan
de linkerkant van het voertuig en de voor-
en achterbanden aan de rechterkant van
het voertuig afzonderlijk. Houd iedere band
aan de oorspronkelijke zijde van het
voertuig. Zorg er bij de montage van de
banden voor dat de pijlen in de richting
wijzen waarin de wielen draaien als het
voertuig vooruit beweegt. Banden waarvan
de pijlen de verkeerde kant op wijzen,
werken niet optimaal.222)Vermijd gecombineerd gebruik van
verschillende bandentypes. Gebruik van
verschillende bandentypes is van invloed
op de prestaties en veiligheid van het
voertuig.
223)Als winterbanden met een lagere
snelheidscategorie dan die op het
kentekenbewijs is aangegeven worden
gebruikt, overschrijd dan niet de
maximumsnelheid die overeenkomt met de
snelheidscategorie van de gebruikte
banden.
224)Neem de maximaal toelaatbare
snelheid voor winterbanden en de wettelijke
maximumsnelheid in acht.
225)Ga op een recht stuk weg langs de
kant staan, waar u gezien kunt worden als
u het sneeuwtractiesysteem
(sneeuwkettingen) aanbrengt.
226)Breng geen sneeuwtractiesysteem
(sneeuwkettingen) aan voordat u het nodig
hebt. Hierdoor slijten de banden en het
wegdek.
227)Stop na ongeveer 100-300 meter om
het sneeuwtractiesysteem opnieuw aan te
halen.
228)Rijd voorzichtig en niet sneller dan
50 km/h. Vergeet niet dat
sneeuwtractiesystemen (sneeuwkettingen)
niet bedoeld zijn om ongevallen te
voorkomen.
229)Wees bij het aanbrengen van
sneeuwtractiesystemen (sneeuwkettingen)
voorzichtig dat de velg of de carrosserie
niet beschadigt.
293
Anderhalve cabine
Voertuigen zonder breed spatbordVoertuigen met
breed spatbord
Linkse besturingRechtse
besturing
Onbeladen massaZonder optionele
onderdelen1.820 kg 1.805 kg 1.840 kg
Met volledige
uitrusting1.910 kg 1.895 kg 1.930 kg
Maximum toelaatbare massa 2.850 kg
Maximum asgewichtVoor 1.260 kg
Achter 1.840 kg
Maximaal toelaatbaar trekgewichtMet rem 3.000 kg
Zonder rem 750 kg
Maximaal toelaatbare kogeldruk 120 kg
Maximaal toelaatbaar combinatiegewicht 5.820 kg
Maximaal toelaatbaar gewicht koppelsysteem 34 kg
Zitplaatsen
4 personen, 2 personen
(*)
(*) Voertuigen uitgerust met stoelloze optie
OPMERKING: Aanhangerspecificaties duiden de aanbevelingen van de fabrikant aan.
OPMERKING: Respecteer bij het laden van bagage en/of het trekken van een aanhangwagen bovenstaande maximale cijfers.
OPMERKING: Specificaties van het gewicht van aanhangwagens zijn voor bepaalde markten niet beschikbaar, de juiste
maximale cijfers zijn terug te vinden in het inschrijvingsboekje van het voertuig.
308
TECHNISCHE GEGEVENS
Dubbele cabine
2WD Hi-Rider
Onbeladen massaZonder optionele onderdelen 1.765 kg
Met volledige uitrusting 1.850 kg
Maximum toelaatbare massa2.800 kg
Maximum asgewichtVoor 1.260 kg
Achter 1.840 kg
Maximaal toelaatbaar trekgewichtMet rem 2.700 kg
Zonder rem 750 kg
Maximaal toelaatbare kogeldruk110 kg
Maximaal toelaatbaar combinatiegewicht 5.450 kg
Maximaal toelaatbaar gewicht koppelsysteem 34 kg
Maximum dakbelasting
80 kg
(1)
Zitplaatsen5 personen
(1) Uitgezonderd voertuigen voor Rusland en Oekraïne
OPMERKING: Aanhangerspecificaties duiden de aanbevelingen van de fabrikant aan.
OPMERKING: Respecteer bij het laden van bagage en/of het trekken van een aanhangwagen bovenstaande maximale cijfers.
OPMERKING: Specificaties van het gewicht van aanhangwagens zijn voor bepaalde markten niet beschikbaar, de juiste
maximale cijfers zijn terug te vinden in het inschrijvingsboekje van het voertuig.
309
Dieselmotor 2.4 (4N15) 4WD
Handgeschakelde versnellingsbak
Linkse besturing Rechtse besturing
Voertuigen zonder breed
spatbordVoertuigen met breed
spatbord
Onbeladen massaZonder optionele
onderdelen1.870 kg
1.840 kg
(1)1.875 kg
1.855 kg(1)1.860 kg
1.855 kg(2)
Met volledige uitrusting1.960 kg
1.915 kg(1)1.955 kg
1.950 kg(1)1.950 kg
1.960 kg(2)
Maximum toelaatbare massa2.900 kg
2.850 kg(1)2.905 kg
2.850 kg(1)2.905 kg
2.900 kg(2)
Maximum asgewichtVoor 1.260 kg
Achter 1.840 kg
Maximaal toelaatbaar
trekgewichtMet rem 3.100 kg
Zonder rem 750 kg
Maximaal toelaatbare kogeldruk 125 kg
Maximaal toelaatbaar combinatiegewicht5.950 kg
5.900 kg
(1)5.950 kg
Maximaal toelaatbaar gewicht koppelsysteem 34 kg
Maximum dakbelasting
80 kg
(3)
Zitplaatsen 5 personen
(1) Voertuigen voor specifieke markten
(2) Voertuigen met Start&Stop
(3) Uitgezonderd voertuigen voor Rusland en Oekraïne
OPMERKING:Specificaties van het gewicht van aanhangwagens zijn voor bepaalde markten niet beschikbaar, de juiste maximale cijfers
zijn terug te vinden in het inschrijvingsboekje van het voertuig. Aanhangerspecificaties duiden de aanbevelingen van de fabrikant aan.
Respecteer bij het laden van bagage en/of het trekken van een aanhangwagen bovenstaande maximale cijfers.
310
TECHNISCHE GEGEVENS